In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte is veroordeeld voor ontucht met een minderjarig meisje, dat zich beschikbaar stelde voor seksuele handelingen tegen betaling. De feiten vonden plaats op 12 mei 2014 in Schiedam, waar de verdachte in een kelderbox seks heeft gehad met het slachtoffer, dat op dat moment 16 jaar oud was. De verdachte had de leeftijd van het meisje niet gecontroleerd, wat in strijd is met de onderzoeksplicht die op hem rustte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met een minderjarige, zoals strafbaar gesteld in artikel 248b van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis wordt bevestigd, maar het hof heeft de strafmaat aangepast. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, tot vergoeding van immateriële schade van € 700,- toegewezen. Het hof heeft de ernst van het feit, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd in overweging genomen bij het bepalen van de straf.