1.5Op 20 maart 2018 heeft [X] schriftelijk aan [appellant] bericht:
"Voor vandaag dinsdag 20 maart om 10.00 uur, was u per brief uitgenodigd voor een gesprek met [...] , ondersteuner Vriendenhuis, [Y] , directeur Henriette Roland Holsthuis en ondergetekende in het bijzijn van de wijkagent. Helaas bent u wederom niet verschenen.
Daarom deel ik u hierbij mede dat uw verblijf in het Vriendenhuis Amsterdam per direct is beëindigd.
De redenen hiervoor zijn onder andere:
Regelmatig overtreden van de huisregels,
Intimideren gedrag naar zowel cliënten als medewerkers in het huis
Ongeoorloofd rijden met de auto van het Vriendenhuis zonder geldig rijbewijs
Niet betaalde boetes opgelopen tijdens het gebruik van de auto
Openstaande huur voor uw kamer en maaltijden á € 928.33 (stand per heden)
Roken op de kamer
Het vermoeden van een inwonende gast op uw kamer
Op bovengenoemde zaken bent u bij herhaling aangesproken, echter helaas zonder resultaat, daarom eindigt uw verblijf per vandaag.
Aangezien ik u niet persoonlijk heb kunnen spreken en u zich ook eerder niet coöperatief hebt opgesteld, is het slot van uw kamer vervangen. Voor het inleveren van de sleutel en ophalen van uw achtergebleven spullen kunt u een afspraak maken met [...] , ondersteuner van het Vriendenhuis. (…)"
2. [appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd - zakelijk weergegeven - het Vriendenhuis te bevelen de verblijfsovereenkomst tussen partijen na te komen en [appellant] direct na de betekening van het vonnis de toegang tot de verblijfsruimte en de gemeenschappelijke verblijfsruimte van Evean toe te staan en het Vriendenhuis te verbieden onrechtmatig te handelen jegens [appellant] in de uitvoering van de verblijfsovereenkomst, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met machtiging van [appellant] om de hulp van de sterke arm in te roepen indien het Vriendenhuis [appellant] de toegang tot de verblijfsruimten blijft ontzeggen.
Bij het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter de vorderingen afgewezen.
3. In hoger beroep heeft [appellant] gevorderd het bestreden vonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen alsnog toe te wijzen. [appellant] heeft daartoe drie grieven aangevoerd. De
eerstegrief is gericht tegen de overweging van de voorzieningenrechter dat [appellant] onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake is van een huurovereenkomst tussen partijen. De
tweedegrief is gericht tegen de overweging dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat het Vriendenhuis hem ten onrechte verwijt de huisregels te hebben overtreden. Volgens de
derdegrief stond het het Vriendenhuis niet vrij om tot beëindiging over te gaan omdat [appellant] hierdoor onevenredig wordt getroffen. Er hadden immers minder vergaande maatregelen kunnen worden getroffen.
4. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Voorop gesteld moet worden dat voor overeenkomsten die niet alleen strekken tot het verschaffen van woonruimte maar bovendien tot levering van zorg/begeleiding geldt dat de huurbepalingen van toepassing zijn, tenzij het zorgelement overheerst. [appellant] heeft aangevoerd dat in de verblijfsovereenkomst geen zorgelement is opgenomen en dat geen enkele vorm van begeleiding/zorg is geboden, terwijl wel huur wordt betaald. Het hof volgt dat betoog niet. Alhoewel geen zorgelement expliciet is opgenomen in de verblijfovereenkomst, staat vast dat het Vriendenhuis een organisatie is die mensen hulp biedt en hen begeleidt naar een zelfstandig bestaan en enkel voor dat doel (tijdelijk) kamers beschikbaar stelt. Het Vriendenhuis heeft ook – onweersproken – gesteld dat zonder zorgvraag geen kamer ter beschikking wordt gesteld. Daarbij komt dat er niet alleen wordt betaald voor inwoning maar ook voor maaltijden. Het hof is daarom voorshands van oordeel dat het zorgelement overheerst en dat aan [appellant] geen beroep op huurbescherming toekomt.
5. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de overeenkomst terecht is beëindigd op de grond dat [appellant] de huisregels heeft overtreden. Volgens [appellant] zijn er geen huisregels, laat staan dat deze hem zijn overhandigd en met hem zijn besproken. Ook worden de door het Vriendenhuis overgelegde verklaringen van [...] en de beveiliger betwist alsmede worden de hem verweten gedragingen weersproken. Het hof overweegt als volgt. Namens het Vriendenhuis is onweersproken gesteld dat de huisregels in de gangen ophangen. Het hof acht daarom aannemelijk dat [appellant] hiervan kennis heeft genomen. Maar ook als het zo zijn dat [appellant] geen kennis heeft genomen van de huisregels, geldt in zijn algemeenheid dat het Vriendenhuis geen (maatschappelijk) onaanvaardbaar gedrag van zijn cliënten hoeft te tolereren. Met de overgelegde verklaringen van ondersteuner [...] , locatiemanager [Y] en de nachtbeveiliger, in onderlinge samenhang bezien, heeft het Vriendenhuis voldoende aannemelijk gemaakt dat [appellant] zich agressief en intimiderend tegenover medebewoners en medewerkers heeft gedragen, (wiet) heeft gerookt op zijn kamer, zich eigendommen (huishoudartikelen en voedsel) van het Vriendenhuis heeft toegeëigend en de auto van het Vriendenhuis zonder overleg heeft gebruikt en hij vele malen op dit gedrag is aangesproken. [appellant] heeft daartegenover zijn stelling dat hij toestemming had voor het gebruik van de auto en voor het meenemen van huishoudartikelen en voedsel niet onderbouwd. Het hof acht daarom voldoende aannemelijk dat [appellant] de huisregels heeft overtreden, althans zich onaanvaardbaar heeft gedragen.
6. Met de voorzieningenrechter overweegt het hof dat [appellant] zich niet aanspreekbaar op dit gedrag heeft getoond. Gelet op het aantal, de aard en de ernst van de overtredingen/onaanvaardbare gedragingen is het hof daarom voorshands van oordeel dat het Vriendenhuis in redelijkheid tot onmiddellijke beëindiging van de verblijfsovereenkomst heeft kunnen overgaan. [appellant] heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld, die dit anders zouden maken. Dat [appellant] nu dakloos is geworden, is het onvermijdelijke gevolg van zijn eigen gedrag. Overigens is het hof met de voorzieningenrechter van oordeel dat, nu [appellant] heeft gesteld geen begeleiding meer nodig te hebben, de grondslag voor zijn verblijf bij het Vriendenhuis hoe dan ook is komen te vervallen.
7. De slotsom is dat de grieven falen zodat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Een proceskostenveroordeling kan achterwege blijven nu het Vriendenhuis niet is verschenen.