ECLI:NL:GHDHA:2019:265
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van bezwaar tegen naheffingsaanslag parkeerbelastingen en bewijs van tijdige verzending
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelastingen opgelegd door de gemeente Den Haag. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. drs. J.M.C. Niederer, stelt dat hij tijdig bezwaar heeft gemaakt door het bezwaarschrift op 4 februari 2017 te hebben verzonden via de digitale verzendservice van Koninklijke PostNL B.V. De heffingsambtenaar ontkent echter de ontvangst van het bezwaarschrift en verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De Rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, omdat deze niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bezwaarschrift tijdig is verzonden.
In hoger beroep bevestigt het Gerechtshof de uitspraak van de Rechtbank. Het Hof oordeelt dat de belanghebbende onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die de conclusie rechtvaardigen dat het bezwaar tijdig is gemaakt. De overgelegde bewijsstukken, waaronder correspondentie met PostNL, zijn niet toereikend om aan te tonen dat het bezwaarschrift daadwerkelijk is verzonden. Het Hof wijst erop dat de gemachtigde van de belanghebbende, ondanks de uitspraak van de Rechtbank, niet heeft gereageerd op het ontbreken van een ontvangstbevestiging van de heffingsambtenaar. Dit roept de indruk op dat de gemachtigde vooral heeft aangestuurd op een succesvolle ingebrekestelling, zonder inhoudelijk op het bezwaar in te gaan. Het Hof concludeert dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.