Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het geding
2.Beoordeling
met de bestemming wonen. Daarmee strekken de vorderingen van SEBA zich ook uit tot het gebruik van de bepalingen in transacties met professionele partijen, voor zover deze transacties betrekking hebben op erfpachtrechten met deze bestemming. De Gemeente betoogt terecht dat de vorderingen van SEBA in zoverre niet ontvankelijk zijn. Dat betekent overigens niet dat particulieren die erfpachtrechten van professionele erfpachters verkrijgen, geen beroep zouden kunnen doen op de door SEBA gevorderde verklaring voor recht en verbod, indien deze zouden worden toegewezen. Anders dan de Gemeente aanvoert, is daarvoor niet de toestand op het moment van uitgifte van het erfpachtrecht bepalend. Een verklaring voor recht en een verbod op grond van de artikelen 6:240 en 6:241 BW hebben betrekking op het gebruik van de onredelijk bezwarend verklaarde bedingen ten aanzien van de personen wier belangen door de belangenorganisatie worden behartigd. Indien de vorderingen van SEBA worden toegewezen met betrekking tot het gebruik van bepalingen van de AB 2016 ten aanzien van de particuliere erfpachters wier belangen SEBA behartigt, gelden deze veroordelingen ook voor het gebruik van zulke bedingen ten aanzien van particuliere erfpachters die door de Gemeente in erfpacht uitgegeven gronden van professionele partijen hebben verkregen.
Windmill)). Dat is gesteld noch gebleken.
kanherzien als de waarde van het erfpachtrecht verandert als gevolg van een wijziging waarvoor de erfpachter vrijstelling of toestemming van de gemeente nodig heeft. Bij de abstracte toetsing van deze bepaling die het hof in het kader van artikel 6:240 BW moet uitvoeren, kan er dus niet vanuit worden gegaan dat vrijstelling of toestemming voor een wijziging steeds gepaard zal gaan met een canonherziening. Bovendien is het aantal gevallen waarin de particuliere erfpachters voor wier belangen SEBA opkomt, met een canonherziening kunnen worden geconfronteerd, aanzienlijk beperkt door de uitzondering van artikel 10, vijfde lid van de AB 2016. Op het voorgaande stuiten de meeste bezwaren van SEBA tegen deze bepaling af. De bezwaren van SEBA hebben immers hoofdzakelijk betrekking op de toepassing van artikel 20 in specifieke omstandigheden, die zij in punt 3.29 van de dagvaarding heeft omschreven. Het hof kan aan de hand van deze bezwaren niet op voorhand en in abstracto vaststellen dat artikel 20 van de AB 2016 onredelijk bezwarend is. Als een erfpachter in specifieke omstandigheden van mening is dat een canonherziening onredelijk is, dan kan hij daar tegen opkomen. Daarbij zal hij zich mede kunnen beroepen op algemene rechtsbeginselen en algemene beginselen van behoorlijk bestuur, die de Gemeente bij de toepassing van artikel 20 in een concreet geval in acht behoort te nemen.