ECLI:NL:GHDHA:2019:860

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2019
Publicatiedatum
19 april 2019
Zaaknummer
22-004951-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep door gebrekkige volmacht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 3 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 5 december 2018. De verdachte, geboren in Joegoslavië in 1989 en thans gedetineerd, was niet verschenen op de zitting. Het hof constateerde dat het hoger beroep was ingesteld op basis van een schriftelijke volmacht van de raadsman, mr. P. Hogerbrugge, aan een griffiemedewerker. Echter, de volmacht voldeed niet aan de eisen van artikel 450 van het Wetboek van Strafvordering, omdat deze niet de noodzakelijke verklaringen bevatte en ook geen adres voor de verzending van de appeldagvaarding vermeldde. Hierdoor kon het hof niet anders dan de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep. Het hof benadrukte dat een rechtsgeleerd raadsman geacht wordt op de hoogte te zijn van de wettelijke vereisten voor een volmacht en dat griffiemedewerkers niet verplicht zijn om raadsman te wijzen op gebreken in de volmacht. De beslissing van het hof is genomen in het kader van de rechtszekerheid en de naleving van de wettelijke voorschriften.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004951-18
Parketnummer: 10-750352-18
Datum uitspraak: 3 april 2019
VERSTEK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 5 december 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Joegoslavië) op [geboortejaar] 1989,
thans gedetineerd in de [P.I.].
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
Het hof stelt allereerst vast dat – zoals reeds bij faxbericht d.d. 15 maart 2019 door mr. P. Scholte, advocaat te Amsterdam, was aangekondigd – noch de verdachte noch een op de voet van artikel 279 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) gemachtigde raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen.
Het hof stelt voorts vast dat het hoger beroep is ingesteld bij akte van 19 december 2018 op grond van een schriftelijke volmacht die door de raadsman mr. P. Hogerbrugge, advocaat te Schiedam, namens de verdachte is verleend aan een griffiemedewerker van de rechtbank.
Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad (zie onder meer HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810 en HR 19 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2411) kan een door de verdachte daartoe bepaaldelijk gevolmachtigde advocaat schriftelijk hoger beroep doen instellen op de wijze als bedoeld in artikel 450, derde lid, Sv. De door de advocaat aan de griffie verzonden schriftelijke volmacht dient dan echter aan de in artikel 450, eerste en derde lid, Sv geformuleerde eisen te voldoen en dient mitsdien de volgende elementen te bevatten:
i) een verklaring van de advocaat dat hij tot het instellen van het hoger beroep door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd;
ii) een verklaring van de advocaat dat de verdachte instemt met het door de griffiemedewerker aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep;
iii) de vermelding van het door de verdachte opgegeven adres waarnaar een afschrift van de appeldagvaarding kan worden gezonden.
Gebleken is dat de aan de appelakte gehechte bijzondere volmacht geen verklaringen bevatten als hierboven onder (i) en (ii) bedoeld. Evenmin bevat de volmacht een adres waarnaar een afschrift van de appeldagvaarding kan worden verzonden. Dit brengt het hof tot het oordeel dat de schriftelijke volmacht niet voldoet aan de daaraan door de wet gestelde eisen en derhalve dat de verdachte niet op de door de wet voorgeschreven wijze hoger beroep heeft ingesteld.
Gelet op het voorgaande en met name op de uitspraak van de Hoge Raad van 19 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2411, komt het hof tot het oordeel dat de verdachte in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Dat mr. Hogerbrugge zijn e-mail aan de griffie d.d. 19 december 2018 afsluit met de opmerking “Zonder uw andersluidende berichten ga ik ervan uit hiermee te hebben voldaan aan de formele vereisten” en de griffie de raadsman mogelijk niet heeft geïnformeerd over de gebreken in de volmacht, doet daar niet aan af. Een rechtsgeleerd raadsman moet worden geacht op de hoogte te zijn van de eisen waaraan een dergelijke volmacht dient te voldoen, terwijl op griffiemedewerkers in een geval als het onderhavige geen plicht rust de raadsman te wijzen op eerdergenoemde gebreken, laat staan dat het nalaten daarvan in de weg zou staan aan de door het hof te nemen beslissing.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mr. H. van den Heuvel,
mr. M.C.R. Derkx en mr. B.P. de Boer, in bijzijn van de griffier mr. M. Bazuin.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 april 2019.