Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest in kort geding van 4 augustus 2020
in de zaak met bovenvermeld zaaknummer van:
Advanz Netherlands B.V.,
appellante,
[geïntimeerde] ,
Het geding
- het procesdossier van eerste aanleg, waaronder het tussen partijen gewezen vonnis in kort geding van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 4 juni 2019 (hierna: het bestreden vonnis);
- de dagvaarding in hoger beroep van 18 juni 2019;
- het tussenarrest van 23 juli 2019, waarbij een comparitie van partijen werd gelast
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord (met producties);
- de akte uitlating producties (met producties) van Advanz;
- de antwoordakte (met één productie) van [geïntimeerde] .
Beoordeling van het hoger beroep
(1.1) [verhuurster] (als verhuurster) heeft op 10 januari 2013 bedrijfsruimte aan de [adres] [nummer 1] , [nummer 2] en [nummer 3] te [plaatsnaam] verhuurd aan Golden Ship Restaurant B.V. voor de duur van 10 jaar. Op deze huurovereenkomst zijn de Algemene Bepalingen huurovereenkomst winkelruimte (versie 2008) van toepassing (hierna: de Algemene Bepalingen). In de Algemene Bepalingen is onder meer een verbod tot opschorting en verrekening opgenomen.
(1.2) Door middel van indeplaatsstelling is Advanz in augustus 2014 (onder dezelfde condities) huurster geworden. Verhuurster heeft blijkens de schriftelijke vaststellingsovereenkomst ermee ingestemd dat Advanz de bedrijfsruimte (hierna ook: het gehuurde) onderverhuurde aan haar dochterbedrijf Patten Hotel B.V. (hierna: Patten), die in het gehuurde een hotel exploiteerde.
(1.3) [geïntimeerde] is na aankoop van de bedrijfsruimte in 2016 de verhuurder geworden.
(1.4) De huur bedroeg laatstelijk € 30.250,-- (inclusief btw) per maand. Advanz heeft de huur over de maanden januari 2019 tot en met mei 2019 niet volledig voldaan, zodat de huurachterstand toen € 76.450,-- bedroeg.
(1.5) Het gehuurde is op grond van het hier bestreden vonnis, op 10 juli 2019 ontruimd.
(1.6) [geïntimeerde] is na het kort geding in eerste aanleg, een bodemprocedure tot ontbinding van de huurovereenkomst begonnen tegen Advanz. Advanz heeft daarbij twee reconventionele vorderingen ingesteld, een en ander zoals hierna in ro. 3 kort aangegeven. Bij comparitie van 22 november 2019 in die zaak zijn partijen overeengekomen dat de huurovereenkomst wordt ontbonden per 31 juli 2019 alsook dat de huurachterstand tot en met juli 2019 € 136.950,- bedraagt en de boete € 10.230,-.Voor een beslissing over de rest van de vorderingen is de zaak naar de rol verwezen (memorie van antwoord 11 en 12, + productie H3) .
Het geschil in eerste aanleg
(i) de ontruiming door Advanz van het gehuurde, met al diegenen die zich in het gehuurde bevinden, Patten daaronder begrepen,
en veroordeling van Advanz tot betaling van:
(ii) genoemde huurachterstand van € 76.450,-- vermeerderd met een bedrag aan huur van € 30.250,-- per maand tot ontbinding van de huurovereenkomst,
(iii) een boete van € 5.415,-- op grond van de Algemene Bepalingen,
(iv) buitengerechtelijke incassokosten van € 1.539,50,
(v) de proceskosten.
Het geschil in hoger beroep
Verdere beoordeling van het hoger beroep
Slotsom
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het tussen bestreden vonnis;
- veroordeelt Advanz in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 1.684,-- aan griffierecht en € 2.938,50 aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
R.F. Groos, en is uitgesproken door de rolraadsheer mr. J.E.H.M. Pinckaers, ter openbare terechtzitting van 4 augustus 2020 in aanwezigheid van de griffier.