Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 25 augustus 2020
in de zaak met bovenvermeld zaaknummer van:
[appellante] ,
appellante,
[geïntimeerde] ,
Het geding
- het procesdossier van de eerste aanleg, waaronder de door de rechtbank Den Haag tussen partijen gewezen vonnissen, van respectievelijk 31 januari 2018 en 6 februari 2019;
- de dagvaarding in hoger beroep van 23 april 2019;
- het proces-verbaal van de comparitie na aanbrengen van 19 september 2019 ten overstaan van raadsheer-commissaris mr. J.E.H.M. Pinckaers, bevolen bij arrest van 16 juli 2019;
- de memorie van grieven/met wijziging van eis (met producties)
- de memorie van antwoord (met producties).
Beoordeling van het hoger beroep
De feiten
(2.1) [appellante] is de weduwe en erfgenaam van [schuldeiser] (hierna: [schuldeiser] ). [schuldeiser] is op 24 december 2016 overleden.
(2.2) [geïntimeerde] , wonende aan de [adres] in [plaats] , was (via […] Beheer B.V.) middellijk bestuurder van Tahiti Club B.V. (hierna: Tahiti Club), welke laatstgenoemde vennootschap de horeca en dansgelegenheid Tahiti exploiteerde. Tahiti Club is op 4 februari 2015 ontbonden.
(2.3) [schuldeiser] als schuldeiser, Tahiti Club als schuldenaar en [geïntimeerde] als borg hebben in januari 2013 een overeenkomst van geldlening schriftelijk vastgelegd (productie 8 [appellante] eerste aanleg). Het hof zal hierna spreken over de ‘januari-lening’. De inhoud hiervan luidt als volgt, voor zover thans van belang:
“OVEREENKOMST VAN GELDLENING(….)In aanmerking nemende dat:- Schuldeiser per 15 januari 2013 aan Schuldenaar een bedrag van euro 36.000 heeftverstrekt ten titel van geldlening voor welk bedrag Borg garant zal staan;- Schuldeiser, Schuldenaar en Borg terzake het navolgende zijn overeen gekomen;Komen overeen als volgt:1. (…)2. (…)3. (…)4. De Borg verbindt zich jegens de Schuldeiser tot zekerheid voor de betaling van alhetgeen de Schuldeiser van de Schuldenaar te vorderen heeft uit hoofde van deLening vermeerderd met renten en kosten.(….)”(2.4) [schuldeiser] heeft op 15 april 2013 een bedrag van € 20.000 overgemaakt naar Tahiti Club en op 16 oktober 2013 een bedrag van € 30.000; dit uit hoofde van een mondeling gesloten overeenkomst van geldlening (hierna: de Lening). Op 28 februari 2014 is een aflossing op de Lening van € 3000 betaald aan [schuldeiser] , en wel vanaf de bankrekening van Tahiti Club.
(2.5) Op 21 januari 2014 heeft [geïntimeerde] voor de Lening een schuldbekentenis getekend (hierna: de Schuldbekentenis). Deze luidt als volgt:
“Geleend bij [schuldeiser] een bedrag van 50.000,00 euroTen behoeve van Tahiticlub .b.v.Dit bedrag wordt terugbetaald in maandelijkse termijnen van tenminste 3000,00 EuroMet een rente van 5% per jaar.Wanneer het financieele resultaat van de Tahiti b.v. het toelaat kan dit maandelijkse bedrag Inzake aflossing worden verhoogd of het restant in zijn geheel worden afgelost.[geïntimeerde][adres][plaats] ”(2.6) [appellante] heeft [geïntimeerde] in 2017 gesommeerd tot terugbetaling van het restant van de Lening (in hoofdsom € 47.000), met rente. Betaling is uitgebleven.
Het geschil bij de rechtbank
Daartoe heeft de rechtbank, met toepassing van de Haviltexformule, blijkens het bestreden tussenvonnis van 31 januari 2018 voorshands bewezen geacht dat [geïntimeerde] bij de Schuldbekentenis heeft gehandeld als middellijk bestuurder van Tahiti Club (en niet in privé), omdat:
(i) de geleende bedragen zijn overgemaakt naar Tahiti Club,
(ii) in de schuldbekentenis staat dat de Lening is verstrekt ten behoeve van Tahiti Club, (iii) terugbetaling blijkens de schuldbekentenis afhankelijk is gesteld van het financiële resultaat van Tahiti Club,
(iv) er is afgelost vanaf de bankrekening van Tahiti Club,
(v) [geïntimeerde] in 2008 en in 2012 ook leningen bij [schuldeiser] heeft afgesloten, welke leningen eveneens waren verstrekt aan Tahiti Club.
(vi) gesteld noch gebleken is dat [schuldeiser] ooit aan [geïntimeerde] heeft gevraagd om de Lening af te lossen, óók niet na de ontbinding van Tahiti Club.
Het geschil in hoger beroep
Primairalsnog toewijzing van haar vordering met rente.
Subsidiair:
- te verklaren voor recht dat [geïntimeerde] door schuldvernieuwing aansprakelijk is voor de terugbetaling van de aan Tahiti Club verstrekte Lening, en
- veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van haar vordering met rente.
Meer subsidiair:- te verklaren voor recht dat [geïntimeerde] uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid en overigens onrechtmatig handelen aansprakelijk is voor de door de ontbinding van Tahiti Club door [geïntimeerde] bij [appellante] veroorzaakte schade, en
- veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van haar vordering met rente.
Daarnaast vordert [appellante] :
- veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van
€ 1.275,--;
- veroordeling van [geïntimeerde] om voortvarende medewerking te verlenen aan de verkoop van zijn woning aan de [adres] in [plaats] , op straffe van een dwangsom;
- veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, de nakosten en beslagkosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Verdere beoordeling van het hoger beroep
door wiebij [schuldeiser] is geleend.
Het hof oordeelt dat [appellante] niet is geslaagd in het bewijs van haar stelling dat de Lening is gesloten met [geïntimeerde] privé. Dit wordt als volgt toegelicht.
Onduidelijk is gebleven op welke wijze het contact met de notaris over een mogelijke derde hypotheek op het woonhuis van [geïntimeerde] tot stand is gekomen. Het hof acht dit punt ook onvoldoende relevant, want in ieder geval staat vast dat deze derde hypotheek niet is verleend, terwijl [schuldeiser] (als geldschieter) na de brief van de notaris van 4 september 2013 (prod. 4 inleidende dagvaarding) bovendien nog een bedrag van
€ 30.000 heeft overgemaakt op de rekening van Tahiti Club. Dit wijst erop dat [schuldeiser] bereid was om zonder zekerheden de Lening te verstrekken ten behoeve van Tahiti Club. Een bewijs van privé-gebondenheid van [geïntimeerde] vormt dit niet, althans in het licht van het voorgaande in onvoldoende mate.
De subsidiaire grondslag (schuldvernieuwing)
De meer subsidiaire grondslag (bestuurdersaansprakelijkheid/onrechtmatige daad)
Tahiti Club is bij aandeelhoudersbesluit (dus feitelijk door [geïntimeerde] als middellijk bestuurder) van 4 februari 2015 wegens gebrek aan baten ontbonden. Er heeft geen vereffening plaatsgehad. De bewering dat er toen geen baten waren, is echter onjuist, zoals blijkt uit de laatste balans over 2013 (productie 3 memorie van grieven) en de getuigenverklaring van [geïntimeerde] . Er was blijkens de balans uit 2013 nog een bedrag van € 136.170,-- aan activa aanwezig, althans € 425.000 uit de verkoop van de onderneming. Tahiti Club heeft in strijd met de wettelijke verplichtingen geen balans over 2014 en 2015 opgemaakt. [appellante] beschikt niet over toetsbare gegevens, zoals de jaarstukken en boekhouding. [geïntimeerde] heeft deze desgevraagd niet willen verschaffen. [appellante] vordert deze alsnog (onder meer op grond van de artikelen 21 en 22 Rv).
Als de vereffeningsprocedure was gevolgd had Tahiti Club wel verhaal, althans gedeeltelijk verhaal, geboden. Hierdoor heeft [appellante] schade geleden, bestaande uit gemis aan indertijd bestaande verhaalsmogelijkheden op Tahiti Club, dus tenminste € 55.295, aldus nog steeds [appellante] .
Evenmin in geschil is dat [geïntimeerde] bij de ontbinding van Tahiti Club per 4 februari 2015 de onderneming (met inventaris) heeft verkocht voor € 425.000 en dat hij daaruit schuldeisers heeft voldaan. Het ging daarbij om leveranciers, het UWV, een huurschuld en een belastingschuld. Naar het hof hieruit en uit de verdere getuigenverklaring van [geïntimeerde] begrijpt, zijn aldus de preferente crediteuren (inclusief de verhuurder) en de concurrente leveranciers voldaan (waarbij bepaalde crediteuren overigens met minder genoegen hebben genomen). [geïntimeerde] heeft verder als getuige verklaard dat er toen nog maar heel weinig geld was overgebleven dat hij heeft gebruikt om zakelijke schulden van hemzelf af te betalen omdat hij ook ergens van moest leven. De Lening is hierbij niet betrokken. Desgevraagd heeft [geïntimeerde] als getuige verklaard dat hij [schuldeiser] uit morele overwegingen heeft aangeboden om hem uit de eventuele overwaarde bij de verkoop van zijn woning te voldoen.
Slotsom
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt de bestreden vonnissen;
- wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde;
- veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 741 aan griffierecht en € 3.918 aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
G. Dulek-Schermers en is getekend en uitgesproken door de rolraadsheer mr. J.E.H.M. Pinckaers ter openbare terechtzitting van 25 augustus 2020 in aanwezigheid van de griffier.