ECLI:NL:GHDHA:2020:1686
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelastingen en dwangsom
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een naheffingsaanslag parkeerbelastingen die aan belanghebbende was opgelegd door de Heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam. De naheffingsaanslag, gedateerd op 22 juli 2017, betrof een bedrag van € 62,67, bestaande uit € 1,67 aan parkeerbelasting en € 61 aan kosten van de naheffingsaanslag. De Heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard, maar heeft geen dwangsom toegekend. Belanghebbende heeft vervolgens een tweede bezwaarschrift ingediend, dat door de Heffingsambtenaar niet in behandeling werd genomen, omdat belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar beroep had moeten instellen.
Het Hof oordeelt dat de Rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het beroep ontvankelijk is, omdat de Heffingsambtenaar het tweede bezwaarschrift had moeten aanmerken als beroepschrift en dit had moeten doorsturen aan de Rechtbank. Belanghebbende heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het eerste bezwaarschrift daadwerkelijk is verzonden, terwijl de Heffingsambtenaar onvoldoende heeft aangetoond dat het bezwaarschrift niet is ontvangen. Het Hof concludeert dat de Heffingsambtenaar rechtsgeldig in gebreke is gesteld en dat hij te laat op het bezwaar heeft beslist, waardoor hij een dwangsom heeft verbeurd aan belanghebbende. Het Hof stelt de dwangsom vast conform artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht.
De uitspraak van de Rechtbank wordt vernietigd voor zover deze betrekking heeft op het niet toekennen van een dwangsom. Het Hof verklaart het beroep tegen de uitspraak op bezwaar gegrond en stelt vast dat de Heffingsambtenaar aan belanghebbende een dwangsom van € 1.260 heeft verbeurd. Tevens worden de proceskosten van belanghebbende in beroep en hoger beroep vergoed.