Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het geding
2.Verdere beoordeling
pre concurso). Medio 2013 is met [bestuurder Unisphere] (hierna: [bestuurder Unisphere]), (indirect) bestuurder/aandeelhouder van Unisphere Holdings en Unisphere Capital N.V. (hierna: Unisphere Capital), gesproken over overname van de aandelenpositie van [betrokkene]. Op 14 augustus 2013 heeft Unisphere Holdings het aandelenbelang van 75% van [betrokkene] overgenomen. Unisphere Capital werd (indirect) bestuurder van BFFI.
concurso).
€ 173.658,45, vermeerderd met rente en de proceskosten. [geïntimeerde] is niet opgekomen tegen de afwijzing van haar vordering jegens [bestuurder Unisphere]. Het hof Amsterdam heeft het bestreden vonnis – voor zover gewezen tussen [geïntimeerde] en Unisphere Holdings – vernietigd en de vorderingen van [geïntimeerde] jegens Unisphere Holdings alsnog afgewezen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van beide instanties.
schijn vanvertegenwoordigingsbevoegdheid (van [bestuurder Unisphere] voor Unisphere Holdings), van een onjuiste rechtsopvatting, dan wel was dit oordeel onvoldoende gemotiveerd. In de tweede plaats is het antwoord op de vraag of [bestuurder Unisphere] bij het maken van borgstellingsafspraken als vertegenwoordiger van Unisphere Holdings heeft gehandeld, afhankelijk van wat [bestuurder Unisphere] en [advocaat X] daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen mochten afleiden (de maatstaf uit het Kribbebijter-arrest, ECLI:NL:HR:1977:AC1877). Gelet op de motivering van zijn oordeel dat [bestuurder Unisphere] niet als vertegenwoordiger van Unisphere Holdings met [geïntimeerde] borgstellingsafspraken heeft gemaakt – waarin het hof de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft betrokken –, heeft het hof deze maatstaf miskend dan wel onvoldoende inzicht gegeven in zijn gedachtegang. Verder was, indien het hof niet was uitgegaan van deze onjuiste of onvoldoende gemotiveerde oordelen, onduidelijk op welke grond het hof de stellingen van [geïntimeerde] heeft verworpen. .
- Tussen [geïntimeerde] en [betrokkene] is afgesproken dat laatstgenoemde de declaraties van [geïntimeerde] voor werkzaamheden van vóór 14 augustus 2013 zou betalen, maar niet dat [betrokkene] ‘zou instaan voor betaling’ (grief 1).
- BFFI zou de declaraties van [geïntimeerde] uit de cashflow van BFFI uitsluitend voldoen voor zover de declaraties zouden zijn verzonden, en terecht en gegrond zouden zijn (grief 2).
- Unisphere Holdings was ervan op de hoogte dat [advocaat X] ten behoeve van BFFI juridische diensten verleende, maar niet welke diensten, en hij kende ook niet de stand van zaken (grief 3).
- Niet alle door [geïntimeerde] gedeclareerde werkzaamheden (voor zover zij deze Unisphere Holdings nu tegenwerpt) vielen onder het bereik van de door BFFI aan haar gegeven opdracht (grief 4).
- [geïntimeerde] vertrouwde niet op de borgstelling van [bestuurder Unisphere] en Unisphere Holdings (grief 5).
- Unisphere Holdings heeft zich niet borg gesteld. De e-mail van [bestuurder Unisphere] aan [advocaat X] van 1 oktober 2013 (waarop [geïntimeerde] zich ter onderbouwing van haar vordering mede beroept) maakt dit niet anders. Uit het feit dat (i) [advocaat X] [bestuurder Unisphere] bij herhaling liet weten dat hij verwachtte dat de borgstellingsafspraken werden vastgelegd en (ii) dat niet gebeurde, moest [geïntimeerde] begrijpen dat Unisphere Holdings géén borg (meer) wilde staan (grieven 6, 7 en 14).
- [geïntimeerde] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [advocaat X] met zijn werkzaamheden voor BFFI zou zijn gestopt wanneer [bestuurder Unisphere] hem tussentijds had laten weten niet borg te staan. Het feit dat [geïntimeerde] is blijven doorwerken komt voor haar eigen risico (grief 8).
- De schriftelijke verklaringen van [naam 1] en [naam 2] (waarop [geïntimeerde] zich ter onderbouwing van haar vordering mede beroept) zijn onjuist, onbetrouwbaar en irrelevant (grief 9).
- Het is nooit de bedoeling geweest dat [geïntimeerde] voor maar liefst € 125.000 aan werkzaamheden zou verrichten voor BFFI (Unisphere Holdings beroept zich in dit verband onder meer op dwaling). De afspraak was dat [geïntimeerde] geen nieuwe kosten zou maken c.q. werkzaamheden zou verrichten zonder voorafgaande afspraak daaromtrent met [bestuurder Unisphere] c.q. BFFI. Betaling verlangen van dat bedrag is in strijd met de redelijkheid en billijkheid (grieven 10 en 11).
- Unisphere Holdings is geen btw verschuldigd over (de betaling van) facturen van [geïntimeerde]. Er is geen sprake van wanbetaling door BFFI zodat alleen al daarom Unisphere Holdings niet als borg kan worden aangesproken (grieven 12 en 13);
- Als er al sprake was van een borgstelling, dan is deze niet voor toekomstige verbintenissen afgegeven, of althans geldt dat die verbintenissen onvoldoende bepaalbaar waren, zodat de borgstelling in zoverre nietig is (grieven 15 en 16);
- Op het bedrag waarop [geïntimeerde] aanspraak maakt moeten in ieder geval de betalingen aan [geïntimeerde] door derden in mindering worden gebracht (grief 17).
- De vordering van [geïntimeerde] is onvoldoende onderbouwd (grief 18, en haar nader verweer in haar akte uitlating van 14 februari 2017).
betekenisvan (die weergave van [advocaat X] van) het telefoongesprek, maar die weergave zelf niet betwist. Het hof zal daarom van die weergave van [advocaat X] uitgaan. Gelet op de uit die weergave blijkende inhoud van het gesprek – [advocaat X] sprak uit ervan uit te gaan dat zijn gesprekspartner (“jij”) zijn rekeningen zou betalen als BFFI dat niet zou doen, en [bestuurder Unisphere] antwoordde daarop dat het in orde kwam en dat [advocaat X] zich geen zorgen moest maken –, en gegeven dat Unisphere Holdings hieraan, in het bijzonder aan het door [bestuurder Unisphere] in dat gesprek op de vraag van [advocaat X] gegeven antwoord, geen eigen (andere) concrete duiding geeft, is naar het oordeel van het hof geen andere conclusie mogelijk dan dat hiermee een borgstellingsafspraak werd gemaakt. Deze lezing wordt bovendien bevestigd door de inhoud van de (kennelijk op het telefoongesprek volgende) e-mail van 30 augustus 2013 van [advocaat X] aan [bestuurder Unisphere]: “Zoals besproken zullen de declaraties op naam worden gesteld van BF Fitness Investments S.L. en jij en je vennootschappen staan voor de betaling ervan in” (hiervoor, 2.3).
indie declaraties (met name niet haar declaratie 253/13, waarnaar zij in dit verband verwijst) verrekend. Partijen zijn het er dus over eens dat in verband met de hiervoor bedoelde ontvangsten van [geïntimeerde] € 12.000 in mindering dient te worden gebracht op de op de declaraties gebaseerde vordering van [geïntimeerde]. Bij haar akte vermindering van eis van 31 januari 2017 heeft [geïntimeerde] melding gemaakt van ontvangst van de curator van nog een keer € 9.000, in verband waarmee zij haar eis dienovereenkomstig heeft verminderd. De op de declaraties gebaseerde vordering van [geïntimeerde] dient aldus met € 12.000 + € 9.000 = € 21.000 te worden verminderd. Grief 17 is in zoverre gegrond. Haar stelling dat [geïntimeerde] in verband met haar dienstverlening voor BFFI nog andere bedragen heeft ontvangen die in mindering strekken op de door haar aan BFFI verzonden declaraties (en/of de borgverplichting van Unisphere Holdings) heeft Unisphere Holdings, tegenover de betwisting van [geïntimeerde], onvoldoende onderbouwd. Grief 17 is in zoverre ongegrond.
3.De beslissing
en opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt Unisphere Holdings tot betaling aan [geïntimeerde] van € 105.500,79, vermeerderd met de Nederlandse wettelijke rente over € 104.100,79 vanaf 5 april 2015;
- veroordeelt Unisphere Holdings in de proceskosten van de eerste aanleg, tot op 24 februari 2016 begroot op € 4.360,16;
- verklaart dit arrest wat deze veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
- compenseert de proceskosten van het hoger beroep aldus, dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
- wijst het meer of anders gevorderde af.