ECLI:NL:GHDHA:2020:2414

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
15 december 2020
Zaaknummer
200.182.227/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake frauduleuze facturen en bewijswaardering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen Stichting Geestelijke Gezondheidszorg Delfland (hierna: GGZ Delfland) over de betaling van verschillende facturen. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.P. van de Berg, betwist de afwijzing van zijn vorderingen door de rechtbank, die oordeelde dat de facturen frauduleus waren. Het hof verwijst naar eerdere arresten en behandelt de bewijswaardering van de facturen die door de appellant zijn ingediend. Het hof heeft vastgesteld dat GGZ Delfland op 12 mei 2020 een akte heeft genomen waarin zij haar vordering heeft verminderd. De appellant heeft hierop gereageerd met een antwoordakte. Het hof heeft in eerdere arresten al beslist dat GGZ Delfland de gelegenheid krijgt om te reageren op de facturen die door de appellant zijn ingediend. Het hof heeft de bewijsvoering van de appellant beoordeeld en geconcludeerd dat niet alle facturen toewijsbaar zijn. Het hof heeft de vordering van GGZ Delfland herberekend en komt tot de conclusie dat een bedrag van € 236.092,56 toewijsbaar is, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 26 mei 2011. Het hof heeft ook de grieven van de appellant beoordeeld en enkele grieven gegrond verklaard, met name met betrekking tot de kosten van bureau Hoffmann en de buitengerechtelijke kosten. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.182.227/01
Zaaknummer rechtbank : 1168211 \ CV EXPL 12-33447
arrest van 22 december 2020
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. J.P. van de Berg te Den Haag,
tegen
Stichting Geestelijke Gezondheidszorg Delfland,
gevestigd te Delft,
geïntimeerde,
hierna te noemen: GGZ Delfland,
advocaat: mr. D.J.G. Timmermans te Leiden.

1.Het verdere verloop van het geding

1.1
Voor het verloop van het geding verwijst het hof naar het arrest van 14 april 2020 (hierna: het derde tussenarrest).
1.2
GGZ Delfland heeft op 12 mei 2020 een akte genomen. Daarbij heeft zij haar vordering verminderd. [appellant] heeft hierop gereageerd met een antwoordakte d.d. 9 juni 2020 met productie.
1.3
Daarna hebben partijen arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling van het hoger beroep

De facturen
2.1
Het hof heeft in het derde tussenarrest beslist dat GGZ Delfland de gelegenheid krijgt te reageren op de akte die [appellant] na het tweede tussenarrest in het geding heeft gebracht. Van GGZ Delfland werd een reactie verwacht op een aantal facturen waarvan zij de verschuldigdheid betwiste. Het gaat daarbij om de stellingen van [appellant] ter zake van:
  • factuur 156 (rov. 3.2),
  • factuur 164 (rov. 3.5),
  • factuur 166, maar uitsluitend ten aanzien van de laptophoezen (rov. 3.7),
  • factuur 168, maar uitsluitend ten aanzien van de mobiele telefoon (rov. 3.8),
  • factuur 172 (rov. 3.10),
  • factuur 178 (rov. 3.12),
  • factuur 210, maar uitsluitend ten zake van de telefoons, de opladers en de Samsung monitor (rov. 3.31),
  • factuur 218, maar uitsluitend ten zake van de in rekening gebrachte goederen (rov. 3.35),
  • factuur 219, maar uitsluitend ten zake van de in rekening gebrachte goederen (rov. 3.36),
  • factuur 220, maar uitsluitend ter zake van de in rekening gebrachte goederen (rov. 3.37),
  • factuur 224 (rov. 3.40),
  • factuur 227, maar uitsluitend ten aanzien van de beveiligingscamera’s (rov. 3.42).
2.2
GGZ Delfland is in de akte van 12 mei 2020 alsnog akkoord gegaan met de facturen 156, 166 (op het punt van de laptophoezen), 178, 210 (op het punt van de telefoons en de opladers) en 227 (ter zake van 1 van de 3 camera’s). Verder heeft zij in
factuur 165een fout gecorrigeerd: zij stelt dat zij uit hoofde van deze factuur nog een bedrag van € 597,38 inclusief btw te vorderen heeft van [appellant] in plaats van het eerder gevorderde bedrag van € 94,01. Het hof zal hieronder nog op deze factuur ingaan. Tot slot heeft GGZ Delfland – met inachtneming van de beslissingen uit het derde tussenarrest en haar bij akte naar voren gebrachte standpunten – haar vordering herberekend. De vordering sluit thans op € 238.226,79. [appellant] heeft bij antwoordakte gereageerd op de akte van GGZ Delfland. Wat betreft de respectieve facturen het volgende.
2.3
Factuur 164 d.d. 12 november 2009
2.3.1
Deze factuur betreft twee mobiele telefoons (Sony Ericson en Samsung) ten bedrage van
€ 521,22 inclusief btw. GGZ Delfland heeft aangevoerd dat er geen bewijs is overgelegd dat de telefoons daadwerkelijk zijn geleverd. Uit de door [appellant] overgelegde pro forma inkoopfactuur en het bankafschrift blijkt dat volgens haar niet. [appellant] heeft na het tweede tussenarrest een e-mail van 11 november 2009 van [betrokkene] overgelegd, waarin (volgens [appellant] ) is te lezen dat [betrokkene] hem vraagt om levering van de desbetreffende telefoons.
2.3.2
GGZ Delfland heeft bij akte na derde tussenarrest aangevoerd dat de e-mail van 11 november 2009 een e-mail van [betrokkene] aan [appellant] betreft en dat deze e-mail weinig zegt vanwege de samenspanning tussen [betrokkene] en [appellant] . De beide telefoons zijn geleverd aan het privéadres van [appellant] en reeds daarom kan niet zonder meer worden aangenomen dat deze bestemd waren voor GGZ Delfland.
2.3.3
Hierop heeft [appellant] aangevoerd dat hij is vrijgesproken van strafbare feiten en dat hij heeft vertrouwd op de mededelingen van [betrokkene] dat de telefoons bestemd waren voor GGZ Delfland. Hij heeft echter niet weersproken dat de telefoons op zijn eigen adres zijn bezorgd (waarbij overigens wel geldt dat dit (ook) het zakelijke adres van [appellant] is). Uit niets blijkt dat de telefoons daadwerkelijk bij GGZ Delfland zijn bezorgd. Het hof acht factuur 164, nu overigens niet gebleken is dat de telefoons ook daadwerkelijk aan GGZ Delfland geleverd zijn, om die reden toewijsbaar.
2.4
Factuur 165 d.d. d.d. 23 november 2009
Het hof heeft in rov. 3.6 van het derde tussenarrest overwogen dat van deze factuur uitsluitend de twee dure designtelefoons van Jacobs Jensen ten bedrage van
€ 502,- exclusief btw(= € 597,38 inclusief btw) in geschil zijn. Het hof heeft daarop overwogen dat het niet aannemelijk is dat bij GGZ Delfland dure design telefoons in gebruik zijn. Nu [appellant] geen enkel aanknopingspunt heeft verschaft dat de telefoons door GGZ Delfland zijn besteld of bij haar zijn afgeleverd, heeft het hof geoordeeld dat GGZ Delfland in het bewijs is geslaagd. In het derde tussenarrest is dus al beslist dat dit deel van de vordering voor toewijzing in aanmerking komt. Anders dan GGZ Delfland in haar akte na het derde tussenarrest betoogt, heeft zij zich in haar akte na het tweede tussenarrest (kennelijk) niet vergist.
2.5
Factuur 168 d.d. 15 december 2009
2.5.1
Het gaat om een factuur van in totaal € 6.486,57 inclusief btw, waarvan nu nog slechts het onderdeel mobiele telefoon van het merk HTC
(€ 525,- exclusief btw / € 624.75 inclusief btw) aan de orde is. [appellant] heeft aangevoerd dat hij de mobiele telefoon op verzoek van [betrokkene] voor [naam 1] van GGZ Delfland heeft besteld; hij heeft ter onderbouwing van dat verweer na het tweede tussenarrest de desbetreffende e-mailwisseling in het geding gebracht.
2.5.2
GGZ Delfland constateert in haar akte na derde tussenarrest onder meer een aantal discrepanties tussen de stellingen van [appellant] , deze e-mails en de bijbehorende factuur. [appellant] heeft in zijn antwoord-memorie na het eerste tussenarrest aangevoerd dat [betrokkene] om grote spoed had gevraagd en dat er om die reden spoedkosten in rekening zijn gebracht. [betrokkene] heeft de bestelling volgens [appellant] op 12 oktober 2012 gedaan. De overgelegde factuur van Media Markt dateert echter van 4 december 2009, dus bijna twee maanden later. Verder kloppen de beschrijvingen niet. Uit de door [appellant] overgelegde e-mailwisseling blijkt dat [naam 1] een “HTC Touch Pro 2” wilde, maar de kassabon maakt melding van een “HTC HD II”. [appellant] heeft ook geen pakbon of afleverbewijs overgelegd waaruit zou kunnen blijken dat de telefoon bij GGZ Delfland is afgeleverd, aldus GGZ Delfland.
2.5.3
Naar het oordeel van het hof is niet aannemelijk dat [appellant] de HTC HD II ten behoeve van GGZ Delfland bij Mediamarkt heeft aangeschaft en bij GGZ Delfland heeft afgeleverd. GGZ Delfland wijst terecht op de vele discrepanties tussen de stelling van [appellant] dat sprake was van een spoedbestelling voor een telefoon die pas twee maanden later is geleverd en die niet voldoet aan de specificatie die [betrokkene] in zijn e-mail van 12 oktober 2009 aan [appellant] had doorgegeven. Dit onderdeel van factuur 168 is dan ook toewijsbaar.
2.6
Factuur 172 d.d. 29 december 2009
2.6.1
Deze factuur betreft een HP printer ten bedrage van
€ 1.838,55 inclusief btw. Ter zake van deze factuur heeft [appellant] een inkoopfactuur overgelegd. [appellant] heeft verder aangevoerd dat deze printer besteld is door [naam 2] . Hij heeft ter onderbouwing een e-mail d.d. 16 december 2009 overgelegd.
2.6.2
In haar akte na derde tussenarrest heeft GGZ Delfland – onder verwijzing naar rov. 2.9 van het derde tussenarrest – aangevoerd dat [appellant] niet kan volstaan met het in het geding brengen van een inkoopfactuur. De printer is niet aan GGZ Delfland geleverd; [appellant] heeft daarvan geen enkel bewijs overgelegd.
2.6.3
Het hof is van oordeel dat [appellant] voldoende heeft onderbouwd dat de printer is ingekocht ten behoeve van GGZ Delfland. GGZ Delfland heeft immers niet bestreden dat een medewerkster van haar een HP printer (de 4250 laserjet inclusief een extra lade) bij [appellant] heeft besteld en dat [appellant] vervolgens deze printer heeft ingekocht. Deze factuur komt dus niet voor toewijzing in aanmerking.
2.7
Factuur 210 d.d. 5 oktober 2010
2.7.1
Met deze factuur heeft [appellant] een bedrag van € 8.227,92 inclusief btw in rekening gebracht. Deze factuur bestaat uit vier onderdelen waarvan nu nog slechts over de Samsung monitor
(€ 282,08 exclusief btw / € 335,68 inclusief btw) beslist hoeft te worden. GGZ Delfland heeft gesteld dat de monitor niet in gebruik is bij GGZ Delfland. [appellant] heeft volgens haar niet aangetoond dat de monitor is geleverd. [appellant] heeft na het tweede tussenarrest een e-mail van 10 november 2010 van [betrokkene] aan hem overgelegd (bijlage 26), waaruit volgens hem blijkt dat vanuit GGZ Delfland opdracht is gegeven voor deze monitor. Hij schrijft in deze e-mail: “Samsung monitor BX2450” is volgens gegevens reeds afgeleverd.”
2.7.2
In haar akte na derde tussenarrest herhaalt GGZ Delfland dat [appellant] geen inkoopfactuur heeft overgelegd, geen bankafschrift ter zake van de inkoop van de printer en geen pakbon of afleverbewijs. De door hem in het geding gebrachte e-mail acht GGZ Delfland op zichzelf onvoldoende gezien de samenspanning tussen [appellant] en [betrokkene] .
2.7.3
Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] ter zake van de monitor voldoende onderbouwd dat deze daadwerkelijk aan GGZ Delfland is geleverd. Het hof acht de e-mailwisseling van 10 november 2010 daarvoor voldoende overtuigend. Dit onderdeel van factuur 210 zal dus worden afgewezen.
2.8
Factuur 218 d.d. 18 november 2010, facturen 219 en 220 d.d. 22 november 2010
2.8.1
De facturen 218, 219 en 220 horen bij elkaar. Het hof moet nog beslissen over het onderdeel dat ziet op de levering van goederen, waarvan GGZ Delfland heeft aangevoerd dat deze niet heeft plaatsgevonden. [appellant] heeft daarop een aankoop factuur van K2 IT overgelegd ten bedrage van € 12.408,-, almede een Delivery Note (bijlage 28 bij akte na tweede tussenarrest). Die Delivery Note ziet volgens hem op de geleverde goederen waarvoor hij de facturen 218, 219 en 220 heeft uitgebracht. Op de Delivery Note staat het adres van GGZ Delfland als afleveradres.
2.8.2
In haar akte na derde tussenarrest heeft GGZ Delfland aangevoerd dat de Delivery Note ziet op een andere bestelling, namelijk de bestelling waarvoor [appellant] op 10 maart 2011 een factuur met nummer 20110039 heeft uitgebracht. De nummers op deze factuur komen overeen met de pakbon. De pakbon is dus geen bewijs voor de stelling van [appellant] dat de facturen juist zijn. De pakbon komt ook niet overeen met de (pro forma) inkoopfactuur van K2 IT en de op de facturen genoemde typenummers en aantallen. Tot slot is de pakbon ook niet door GGZ Delfland getekend.
2.8.3
[appellant] heeft erkend dat hij in een eerder stadium een onjuiste pakbon heeft overgelegd. Hij heeft in zijn laatste akte verder toegelicht hoe de gang van zaken rondom deze facturen is geweest en hij heeft nog een aantal producties overgelegd. Het hof gaat hieraan voorbij. Het had op de weg van [appellant] gelegen om na het eerste of het tweede tussenarrest een adequate toelichting op de facturen 218, 219 en 220 te geven. Nu hij dit heeft nagelaten, acht het hof de facturen 218, 219 en 220 volledig toewijsbaar.
2.9
Factuur 224 d.d. 14 december 2010
2.9.1
Deze factuur betreft “Configuratie blades (3x) tbv TopDesk GGZD” waarvoor [appellant] een bedrag van
€ 6.938,89 inclusief btwin rekening heeft gebracht. GGZ Delfland heeft aangevoerd dat deze factuur kennelijk ziet op consultancy, maar dat voor haar onduidelijk is wat de werkzaamheden inhielden. Na het tweede tussenarrest heeft [appellant] toegelicht dat deze factuur niet ziet op consultancy, maar om drie keer een Blade server “configuratie”. Verder heeft [appellant] als bijlage 31 een e-mail heeft overgelegd waaruit blijkt dat [naam 1] (van GGZ Delfland) op 10 december 2010 aan [appellant] (onder meer) heeft gevraagd om tweemaal een “HP Blade configuratie” te bestellen.
2.9.2
In haar akte na het derde tussenarrest heeft GGZ Delfland aangevoerd dat [appellant] in deze procedure wisselende verklaringen heeft voor deze facturen. Aanvankelijk heeft [appellant] aangevoerd dat het ging om “eigen dienstverlening”. Vervolgens heeft hij naar voren gebracht dat het ging om de configuratie (samenstelling) van drie servers. GGZ-Delfland voert echter aan dat het configureren van computerservers specialistenwerk is waarvoor [appellant] onvoldoende IT-kennis heeft. Er is ook geen overeenkomst van opdracht voor deze werkzaamheden. Verder wordt in de e-mail van 10 december 2010 gesproken van het “bestellen” van tweemaal een “HP Blade configuratie”, wat impliceert dat [appellant] niet zelf de slag zou gaan met het configureren van de computerservers. Factuur 224 ziet overigens ook op
drie“Configuratie blades” (zonder aanduiding van enig typenummer), terwijl de e-mail het erover
tweeheeft.
2.9.3
Naar het oordeel van het hof heeft GGZ Delfland terecht naar voren gebracht dat onduidelijk is waarop deze factuur nu precies zit: op door [appellant] uitgevoerde werkzaamheden (waarvan onduidelijk is wat die dan zouden inhouden) of op de bestelling van twee of drie niet nader gespecificeerde “Configuratie blades”. Deze factuur is toewijsbaar.
2.1
Factuur 227 d.d. 21 januari 2011
2.10.1
Van deze factuur behoeft nog slechts het onderdeel beveiligingscamera’s beoordeling. De factuur vermeldt de levering van drie beveiligingscamera’s. GGZ Delfland heeft hierover aangevoerd dat zij geen draadloze camera’s in gebruik heeft en dat de door [appellant] overgelegde inkoopfactuur van Copaco betrekking heeft op slechts één camera.
2.10.2
Na het tweede tussenarrest heeft [appellant] e-mailwisselingen overgelegd tussen [naam 1] en hemzelf (uit december 2010) en tussen [betrokkene] en hemzelf (uit januari 2011). Daaruit blijkt dat [naam 1] op 10 december 2010 een “security CAM” heeft besteld, met het op factuur 227 vermelde serienummer. Op 24 januari 2011 heeft [betrokkene] aan [appellant] gevraagd (onder vermelding van datzelfde serienummer) “Wil je me die laatste WiFi Netwerkcamera nogmaals sturen?” Het hof heeft in het derde tussenarrest vastgesteld dat de factuur van Copaca het adres van GGZ Delfland als afleveradres vermeldt, zodat moet worden aangenomen dat de op die factuur genoemde camera wél bij GGZ Delfland is afgeleverd.
2.10.3
In haar laatste akte heeft GGZ Delfland erkend dat zij aan [appellant] de kosten voor één beveiligingscamera verschuldigd was. Het gaat om een bedrag van € 802,06 inclusief btw en verzendkosten. Zij heeft betwist dat zij de andere twee camera’s heeft besteld of dat deze aan haar zijn geleverd. De e-mail van 24 januari 2011 legt volgens haar geen gewicht in de schaal, omdat deze van een latere datum is dan factuur 227.
2.10.4
Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat hij de andere twee camera’s op verzoek van GGZ Delfland heeft besteld. [appellant] heeft aangevoerd dat de datering van de factuur 227 op 21 januari 2011 niet klopt en dat hij deze factuur naderhand heeft aangepast omdat [betrokkene] op 24 januari 2011 nog tweemaal een camera heeft besteld. Het hof acht deze toelichting echter ontoereikend en ook niet bijzonder geloofwaardig. Dat betekent dat [appellant] twee van de drie beveiligingscamera’s ten onrechte bij GGZ Delfland in rekening heeft gebracht.
Tussenconclusie
2.11
Uit het vorenstaande volgt dat van de hiervoor besproken facturen de facturen 172 d.d. 29 december 2009 en 210 d.d. 5 oktober 2010 (ten aanzien van de monitor) niet voor toewijzing in aanmerking komen. Het gaat om respectievelijk € 1.838,55 en € 335,68 (beide bedragen inclusief btw).
2.12
[appellant] heeft bij zijn antwoordakte van 9 juni 2020 geen bezwaar gemaakt tegen de herberekening van de vordering van GGZ Delfland, die in haar laatste akte, de akte van 12 mei 2020, sluit op € 238.226,79. Hierop moeten, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, nog de bedragen van € 1.838,55 en € 335,68 worden afgetrokken, (zie rechtsoverwegingen 2.6.3 en 2.7.3) zodat per saldo toewijsbaar is een bedrag van € 236.092,56, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2011 (zoals gevorderd bij inleidende dagvaarding van diezelfde datum).
2.13
In het eerste tussenarrest heeft het hof reeds geoordeeld dat de grieven 2 tot en met 6 falen. In het tweede en derde tussenarrest en in het eindarrest ligt besloten dat ook de grieven 7 tot en met 12 en grief 16 geen succes hebben. Grief 1 heeft geen zelfstandige betekenis (meer), zodat [appellant] geen belang heeft bij de afzonderlijke behandeling van deze grief; ook deze grief faalt.
Resterende grieven
Kosten Bureau Hoffmann
2.14
Grief 13 heeft betrekking op de kosten van bureau Hoffmann. [appellant] is van mening dat deze kosten niet voor zijn rekening behoren te komen. Dit standpunt is juist. Het rapport van Hoffman heeft betrekking op een onderzoek dat is uitgevoerd naar [betrokkene] , in zijn hoedanigheid van werknemer van GGZ Delfland. De enkele omstandigheid dat de uitkomsten van het rapport aanleiding gaven om ook [appellant] in rechte aan te spreken, rechtvaardigen niet dat [appellant] deze kosten moet dragen. Deze grief slaagt.
Buitengerechtelijke kosten
2.15
Grief 14 ziet op de buitengerechtelijke incassokosten. [appellant] is van mening dat GGZ Delfland geen buitengerechtelijke kosten jegens hem heeft gemaakt en dat deze kosten onredelijk hoog zijn. Naar het oordeel van het hof heeft GGZ Delfland niet voldoende concreet met stukken onderbouwd welke buitengerechtelijke incassokosten zij in haar geschil met [appellant] heeft moeten maken anders dan kosten ter voorbereiding van de gedingstukken en de instructie van de zaak. GGZ Delfland heeft deze vordering bij conclusie van antwoord in reconventie, tevens wijziging van eis in conventie slechts summierlijk toegelicht, maar die toelichting ziet voornamelijk op de kosten die gemaakt zijn in relatie tot [betrokkene] . In hoger beroep heeft GGZ Delfland evenmin een concrete onderbouwing gegeven van de kosten die zij in relatie tot [appellant] heeft gemaakt. De grief slaagt dus.
Opheffing conservatoir beslag
2.16
Grief 18 behelst een vermeerdering van eis. [appellant] vordert in hoger beroep de opheffing van de conservatoire beslagen. Uit het voorgaande vloeit voort dat ook die grief faalt. Het hof heeft vastgesteld dat GGZ Delfland een aanzienlijke vordering heeft jegens [appellant] ; haar belang bij handhaving van de beslagen is groter dan het belang van [appellant] bij opheffing ervan.
De reconventionele vordering van [appellant]
2.17
Grief 17 heeft betrekking op de reconventionele vordering van [appellant] op GGZ Delfland tot betaling van € 61.573,30 aan openstaande facturen over de periode 10 maart 2011 tot en met 26 september 2011 wegens leveranties van goederen en diensten. [appellant] heeft de facturen waarom het gaat, op 19 oktober 2011 bij conclusie van antwoord tevens eis in reconventie overgelegd als productie 29. Verder heeft [appellant] de facturen nader onderbouwd met stukken die zijn overgelegd als producties 30 en 31.
2.17.1
GGZ Delfland heeft niet bestreden dat zij de facturen niet heeft betaald, maar heeft zich beroepen op de door [betrokkene] en [appellant] gepleegde fraude met de facturen. Zij heeft om die reden de in reconventie gevorderde betaling van de facturen opgeschort.
2.17.2
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis ter zake van de reconventionele vordering geoordeeld dat [appellant] toerekenbaar tekort is geschoten jegens GGZ Delfland door frauduleuze facturen te versturen aan GGZ Delfand. [appellant] is in verzuim geraakt en GGZ Delfland kon (daarom) haar contractuele verplichtingen opschorten. Onder deze omstandigheden is het, aldus de kantonrechter, aan [appellant] om bij de vaststelling van de door GGZ Delfland daadwerkelijk geleden schade aannemelijk te maken welke van welke van de nog onbetaalde leveranties wél ten goede aan GGZ Delfland zijn gekomen. De desbetreffende facturen komen voor verrekening met de schade in aanmerking.
2.17.3
Naar het oordeel van het hof dient GGZ Delfland de facturen te betalen voor zover [appellant] de op de facturen vermelde goederen of diensten heeft geleverd. Het kan niet op voorhand worden gezegd dat alle facturen frauduleus zijn en dat zij om die reden onbetaald gelaten kunnen worden. Partijen hebben in deze procedure nog geen behoorlijk debat gevoerd over de vraag in hoeverre de facturen waarvan [appellant] betaling vordert, frauduleus zijn. Het hof zal GGZ Delfland daarom in de gelegenheid stellen om te reageren op de onderbouwing die [appellant] bij de facturen heeft gegeven en om per factuur concreet toe te lichten waarom deze niet betaald zou hoeven worden. Daarbij gelden (in ieder geval) de volgende uitgangspunten:
  • Voor zover GGZ Delfland van mening is dat [appellant] goederen of diensten heeft gefactureerd die in werkelijkheid niet zijn geleverd, geldt dat [appellant] moet aantonen dat er wel levering heeft plaatsgevonden. [appellant] kan bijvoorbeeld aan de hand van schriftelijk bewijsmateriaal aannemelijk maken dat de desbetreffende goederen of diensten door GGZ Delfland zijn besteld of dat deze aan het adres van GGZ Delfland zijn afgeleverd. Daarbij moet worden bedacht dat de facturen waar het nu nog om gaat, deels betrekking hebben op een periode waarin [betrokkene] niet langer in dienst was bij GGZ Delfland. [betrokkene] is immers op [datum] 2011 op staande voet ontslagen, naar het hof in het eerste tussenarrest heeft vastgesteld. Het is daarom niet direct aannemelijk dat [appellant] na [datum] 2011 (in samenwerking met [betrokkene] ) nog facturen heeft kunnen indienen waarvoor geen goederen of diensten zijn geleverd zonder dat dit bij GGZ Delfland direct werd opgemerkt.
  • Voor zover GGZ Delfland van mening is dat ICT [appellant] bij een aantal facturen een te hoge marge heeft berekend, is het hof van oordeel dat in rekening brengen van een (ongebruikelijk) hoge marge op zichzelf niet frauduleus is, tenzij sprake is van bijkomende omstandigheden. Bijvoorbeeld indien kan worden vastgesteld dat [betrokkene] heeft aangestuurd op deze hoge marge en/of daarvan heeft geprofiteerd.
2.18
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

3.Beslissing

Het hof:
- verwijst de zaak naar de rol van 19 januari 2021 voor het nemen van een akte als bedoeld in rov. 2.17.3 aan de zijde van GGZ Delfland;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.A. Joustra, R.S. van Coevorden en S.R. Mellema en is door mr. J.E.H.M. Pinckaers, rolraadsheer, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 december 2020 in aanwezigheid van de griffier.