“Oefening 31. Sterk weglopen
De docent laat met een leerling, of indien aanwezig met een andere volwassen, drie verschillende mogelijkheden zien waar het gaat om een confrontatie (provocatie/uitdaging):
1) Te watering. A (…) komt op B (…) af en daagt hem met een harde duw uit. B verliest zijn balans, wijkt naar achteren en kiest het hazenpad […]
2) Te rotsig. A komt weer op B af en daagt hem wederom met een harde duw uit. B. reageert als door een wesp gestoken en vliegt A in de haren. [….]
3) Sterk weg kunnen lopen. A komt weer op B af en duwt hem wederom hard tegen een schouder of tegen de borst. Dit keer stapt A soepel met de kracht van de duw mee naar achteren. De kracht van de duw neemt hij als het ware in zijn eigen lichaam / zijn centrum met zich mee. […] B doet enkele stappen naar achteren, onderwijl A rustig aankijkend. Komt tot stilstand, ademt rustig uit, en loopt na enkele seconden rustig weg.
[…]
Sterk weglopen in stapjes:
1) Op moment dat A de hand op het borstbeen van B plaatst, zal B zich centreren en gronden en de kracht van A naar zijn centrum laten gaan: B neemt de kracht van A met zich mee […];
2) B doet vier à vijf stappen achterwaarts zonder de kracht en rust in het centrum te verliezen: B maakt zich ‘zwaar’.
3) Na deze stappen komt B tot stilstand, […]
4) B ademt duidelijk uit en houdt de adem vast in zijn buik. […]
5) B maakt oogcontact […]
6) Na 3, 4 of 5 tellen oogcontact loopt B van A weg […]
[...]”