In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Polen en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was eerder in eerste aanleg vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week voor het subsidiair ten laste gelegde. De tenlastelegging betrof diefstal van vier dozen wijn op 14 juni 2019 te 's-Gravenzande. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en een veroordeling voor diefstal.
Het hof heeft het bewijs beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte op de genoemde datum in de nabijheid van een strandtent met ongeopende flessen wijn werd aangetroffen. De verdachte had verklaard dat hij de flessen had gevonden, maar het hof oordeelde dat hij zich schuldig had gemaakt aan diefstal. Het hof oordeelde dat de omstandigheden waaronder de flessen waren aangetroffen, niet konden rechtvaardigen dat de verdachte deze als 'gevonden' beschouwde. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week, met aftrek van het voorarrest. Het hof heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.