Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Rolnummer rechtbank : 7754745 RL EXPL 19-11084
Arrest van 13 juli 2021
de [naam vereniging] ,
[Maatschap I]
Korte inleiding
Procesverloop
- het op 19 december 2019 gewezen vonnis van de kantonrechter in Den Haag en het daarvoor bij de kantonrechter opgebouwde dossier;
- de dagvaarding in hoger beroep van 17 maart 2020;
- de memorie van grieven van [appellante] , met bijlagen;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerden] , met bijlagen;
- de mondelinge behandeling van 3 juni 2021 en de toen overgelegde pleitnota’s.
Feitelijk kader
Vereniging van Eigenaars van Bedrijfsruimten in het hoofdcentrum [gemeente]” (blad 6 van de akte, productie 10 bij memorie van grieven), hierna te noemen: de Vereniging van Eigenaars. In de splitsingsakte is ook een vereniging van eigenaars voor bewoners geregeld (blad 14 van de akte). Voorts is in de splitsingsakte opgenomen (blad 25 en 38):
IX. VASTSTELLING REGLEMENT
Definities
Artikel 50
Artikel 2
De vereniging heeft ten doel het behartigen van de materiële en immateriële belangen van de zelfstandige ondernemers en ondernemingen op het gebied van detailhandel en dienstverlening, in de ruimste zin van het woord, in het Winkelcentrum [naam] in de [gemeente] , hierna te noemen: “de ondernemers”, uitgaande van de particuliere ondernemingsgewijze produktie en distributie van goederen en verlening van diensten.
Het gewoon lidmaatschap van de vereniging is verplicht voor alle ondernemers in het kleine en (middel)grote bedrijf, die overeenkomstig artikel 4 lid 2 een onderneming uitoefenen in het Winkelcentrum [naam] (…)
(…)
Gewone leden van de vereniging zijn natuurlijke personen of rechtspersonen, die:
in het winkelcentrum een onderneming exploiteren op het gebied van detailhandel, dienstverlening, ambacht, nijverheid, vervoer en horeca; èn
krachtens de akte, waarbij zij de eigendom, het gebruiksrecht of het huurrecht van een of meer winkelruimen en/of appartementsrechten in het winkelcentrum hebben verkregen, verplicht zijn tot toetreding als lid van de vereniging.
De vorderingen bij de kantonrechter en het vonnis
De vordering in hoger beroep
grieven I en IIricht [appellante] tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar vordering jegens [maatschap II] . Volgens [appellante] was [maatschap II] voor 1/12e deel mede eigenaar. Met haar
grief IIIkeert zij zich tegen het oordeel dat [geïntimeerden] geen ondernemer van de winkel of een winkelbedrijf is, maar (steeds) slechts eigenaar.
Grief IVis gericht tegen het oordeel dat [geïntimeerden] geen vruchten plukt van de activiteiten van [appellante] . [appellante] wijst er op dat haar activiteiten een positieve invloed hebben op de omzetpotentie en daarmee op de huurprijs. Met haar
grief Vricht [appellante] zich tegen het oordeel dat [geïntimeerden] niet onder de werkingssfeer van artikel 48 van de splitsingsakte valt. Alle leden van de Vereniging van Eigenaars moeten zich onverkort aan de bepalingen in het Reglement van splitsing houden, dus ook [geïntimeerden] . De verplichting uit artikel 48 houdt voor haar in ervoor te zorgen dat de ondernemer in de winkel lid is en blijft van [appellante] . De Vereniging van Eigenaars kan nakoming van de verplichtingen uit dat artikel vorderen en ook de gemeente en de hoofdvereniging van eigenaars kunnen dat; zij hebben hun rechten gecedeerd aan [appellante] . [appellante] lijdt schade door de niet-nakoming. [geïntimeerden] is ongerechtvaardigd verrijkt doordat [appellante] het omzetpotentieel verhoogt, ten koste van [appellante] die de contributie niet ontvangt.
Grief VIbetreft de toewijzing van de vordering van [Maatschap I] met rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.