Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest (uitspraak) van 3 augustus 2021
[appellante] ,
verweerster 1,
en
2. Gemeente Rotterdam,zetelend te Rotterdam,
hierna te noemen: de Gemeente,
verweersters samen te noemen: Alvast c.s. (vrouwelijk enkelvoud),
De processtappen
- het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 22 januari 2020
(hierna het vonnis of het bestreden vonnis) en het procesdossier bij de rechtbank;
- de dagvaarding in hoger beroep van 17 april 2020;
- de memorie van grieven (met producties);
- de memorie van antwoord (met producties);
- de akte uitlaten producties van [appellante] ;
- de antwoordakte van Alvast c.s.
De zaak in het kort
De feiten
De vordering van de Gemeente en Alvast en de beslissing van de rechtbank
primaireen verklaring voor recht dat sprake is van een bruikleenovereenkomst, die rechtsgeldig is opgezegd en dus per 6 juni 2019 is geëindigd, met veroordeling van [appellante] tot ontruiming van de woning en tot betaling aan Alvast van de vergoeding als bedoeld in de dienstverleningsovereenkomst van € 150,-- per maand tot het moment van ontruiming;
subsidiaireen verklaring voor recht dat er een huurovereenkomst heeft bestaan voor korte duur en dat [appellante] daarom op grond van artikel 7:232 lid 2 BW geen huurbescherming toekomt, met veroordeling van [appellante] tot ontruiming en tot betaling aan Alvast van de vergoeding als bedoeld in de dienstverleningsovereenkomst van € 150,-- per maand tot het moment van ontruiming.
(a) om een overeenkomst als bruikleenovereenkomst te kunnen kwalificeren is
van belang dat geen sprake is van een tegenprestatie voor het gebruik van
de ruimte;
(b) het enkele feit dat een vergoeding van kosten is overeengekomen maakt nog
niet dat sprake is van huur;
(c) van bruikleen kan sprake zijn als de vergoeding een symbolisch karakter
heeft;
(d) ook indien een vergoeding is bedongen die alleen ziet op gebruikskosten of
kosten van bemiddeling of beheer hoeft de overeenkomst niet
noodzakelijkerwijs als huur te worden aangemerkt;
(e ) volgens Alvast c.s. is sprake van een bruikleenovereenkomst om niet; de
vergoeding van € 150,-- per maand in de dienstverleningsovereenkomst
komt slechts aan Alvast toe wegens gemaakte beheerskosten die met de
bruikleen gepaard gaan, zoals communicatie, eventuele incasso’s,
bereikbaarheid bij calamiteiten, administratie, acquisitie en onderhoud;
(f) de stellingen van Alvast c.s. komen er dus op neer dat in de vergoeding geen
component zit, die als tegenprestatie voor het gebruik van de woning kan
worden aangemerkt;
(g) deze stellingen zijn niet door [appellante] weersproken en rechtvaardigen de
conclusie dat sprake is van een bruikleenovereenkomst.
Het hoger beroep
Alvast is een gerenommeerd en gecertificeerd leegstandsbeheerder en heeft kosten moeten maken voor dit beheer. Alvast bezit het Keurmerk Leegstandsbeheer (KLB). Als de nutsvoorzieningen op naam van de gebruiker staan is volgens het Keurmerk een vergoeding van maximaal € 180,-- toegestaan; [appellante] betaalde minder, aanvankelijk € 125,-- en later € 150,--. Het is niet reëel om te vergen dat alleen de kosten die rechtstreeks aan een concrete woning kunnen worden gekoppeld, in rekening mogen worden gebracht. Het is gebruikelijk om een gemiddelde (maximale) prijs als vergoeding te aanvaarden.
(a)
beheer: het geschikt maken van het pand voor tijdelijk gebruik, het vervaardigen en opstellen van huisregels, het zoeken naar geschikte gebruikers, maandelijkse controle van het pand en rapportage, het bevorderen van energiezuinig gebruik, de communicatie met omwonenden, de melding tijdelijk gebruik bij de overheid, het rapporteren en behandelen van klachten en incidenten, het informeren en coördineren van pandbezoek namens de eigenaar,
(b)
communicatie,
(c)
incasso,
(d)
noodlijn Alvast,
(e)
Administratie,
(f)
Acquisitie,(g)
Onderhoud ten behoeve van de eigenaar en bruiklener.
Beoordeling van het hoger beroep
Al met al is de conclusie dat in ieder geval een deel van de vergoeding van
€ 125,--/€ 150,--, die [appellante] per maand moest betalen, niet kan worden toegerekend aan de beheerskosten; dat deze dus als tegenprestatie voor het gebruik van de woning moet worden beschouwd in de zin van artikel 7:201 lid 1 BW. De andere argumenten (onder meer het beroep op het Keurmerk Leegstandsbeheer) van Alvast doen daaraan niet af.
De grief van [appellante] slaagt.
Ten aanzien van de subsidiaire vordering
Conclusie
Beslissing
- vernietigt het tussen partijen gewezen eindvonnis van de rechtbank Rotterdam van 22 januari 2020;
- wijst de vorderingen van Alvast c.s. af;
- veroordeelt Alvast c.s. in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van [appellante] tot 22 januari 2020 begroot op € 81,- aan griffierecht;
- veroordeelt Alvast c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [appellante] tot op heden begroot op € 100,89 aan kosten uitbrengen dagvaarding,
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.