Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het geding
2.De verdere beoordeling
– die in het bijzonder bestaan in het ontbreken van het origineel van het bestreden handschrift, en in de beperkte hoeveelheid vergelijkingsmateriaal – zijn reeds in de conclusie van het onderzoek verdisconteerd. Die conclusie wettigt de vaststelling in rechte dat de bijschrijving op de overeenkomst niet van [geïntimeerde] afkomstig is. Dit betekent dat grief 1 faalt en dat het bestreden vonnis wat betreft de daarin afgegeven verklaring voor recht en de toegewezen hoofdsom, dient te worden bekrachtigd.
3.De beslissing
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 28 juli 2017, voor zover daarmee de buitengerechtelijke kosten á € 968, en wat betreft de ontvangsten van Dexia van vóór 18 maart 2004 de wettelijke rente tot 30 maart 2004, zijn toegewezen, en wijst deze vorderingen af;
- bekrachtigt dat vonnis voor het overige;
- veroordeelt Dexia in de kosten van het hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 4.966.