De rechtbank is er van uitgegaan (i) dat het schip van [appellant] c.s. niet afweek van de standaard “fabrieksuitrusting”, (ii) dat de deur van de ingang naar crew cabins / motorruimte met een vierkante sleutel op slot kon worden gedraaid en (iii) dat partijen het er over eens zijn dat de deur op het moment dat de schade is toegebracht niet was afgesloten (r.o. 4.1 t/m 4.3).
Ook als juist zou zijn dat de saboteur de motorruimte is ingegaan via het luik in het achterdek van het schip, geldt naar het oordeel van de rechtbank, dat [appellant] c.s. in dat geval hebben nagelaten dit luik af te sluiten, terwijl dit standaard wel mogelijk is (r.o. 4.4).
De rechtbank heeft tot slot de stelling van [appellant] c.s. verworpen dat het uit veiligheidsoverwegingen niet is toegestaan de toegang tot de motorruimte af te sluiten, omdat de veiligheidsdiensten die ruimte in geval van nood ongehinderd moeten kunnen betreden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat dit betekent dat er van uitgegaan moet worden dat de motorruimte op het moment dat de schade ontstond niet op slot was, terwijl dat wel mogelijk en toegestaan was (r.o. 4.5 en 4.6).
De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat ASR zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellant] c.s. onvoldoende zorg in acht hebben genomen en dat het beroep van ASR op artikel 6.20 Algemene Voorwaarden Watersport slaagt. [appellant] c.s. moesten begrijpen dat zij alleen aanspraak konden maken op een uitkering als zij (de deuren op) het schip goed zouden afsluiten en het schip voldoende zouden beveiligen. Voor zover [appellant] c.s. een beroep hebben willen doen op de zogenoemde “contra proferentem regel” (artikel 6:238 lid 2 BW), is de rechtbank daaraan voorbij gegaan, omdat voor toepassing van deze regel alleen plaats is als sprake is van een onduidelijke bepaling, hetgeen hier niet het geval is (r.o. 4.8).
[appellant] c.s. hebben aangevoerd (i) dat het schip lag afgemeerd in een haven waar 24/7 toezicht en bewaking aanwezig waren, (ii) dat er in de haven beveiligingscamera’s hingen, (iii) dat de hydraulische ophaalplank van de wal naar het schip was opgehaald en (iv) dat alle ruimtes waar persoonlijke bezittingen lagen, goed waren afgesloten, en dat zij hiermee voldoende maatregelen hebben genomen om te voorkomen dat schade zou ontstaan.