ECLI:NL:GHDHA:2022:1795

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
20 september 2022
Zaaknummer
200.293.425/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over dekking van autoverzekering na diefstal van oldtimer uit parkeergarage en wijziging van alarmclausule

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellant], de eigenaar van een oldtimer, en Chubb European Group Societas Europaea, de verzekeraar. De oldtimer werd gestolen uit een ondergrondse parkeergarage, en [appellant] stelt dat hij recht heeft op schadevergoeding onder zijn motorrijtuigenverzekering met cascodekking. Hij betoogt dat Chubb c.s. hem had moeten waarschuwen voor een wijziging in de alarmclausule die op 1 januari 2020 in werking trad, waardoor de dekking voor diefstal zou zijn komen te vervallen. [appellant] stelt dat hij, indien hij op de wijziging was gewezen, de nieuwe alarmclausule volledig zou hebben nageleefd en de auto in de garage zou hebben afgesloten. Chubb c.s. betwist de waarschuwingsplicht en stelt dat de schade niet gedekt is onder de polisvoorwaarden.

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis geoordeeld dat de schade niet gedekt is en dat Chubb c.s. geen waarschuwingsplicht heeft geschonden. [appellant] is in hoger beroep gegaan, maar het hof bevestigt het oordeel van de rechtbank. Het hof oordeelt dat de alarmclausule 2019 en 2020 in wezen niet van elkaar verschillen en dat de verplichting om de auto deugdelijk af te sluiten ook in 2019 gold. Het hof concludeert dat Chubb c.s. niet verplicht was om [appellant] te waarschuwen voor de wijziging van de alarmclausule, omdat deze geen wezenlijke impact had op de dekking. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer hof: 200.293.425/01
Zaaknummer rechtbank: C/10/598857 / HA ZA 20-598
ECLI-nummer op rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBROT:2021:2436
Arrest van 5 juli 2022
in de zaak van
[appellant],
wonende in [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. M. van Sintmaartensdijk uit Maastricht,
tegen

1.Chubb European Group Societas Europaea,

gevestigd in Courbevoie, Frankrijk,
mede kantoor houdende te Rotterdam,
2. Assurico Assuradeuren B.V.,
gevestigd in Nieuwstadt,
geïntimeerden,
advocaat: mr. M.F. Hulsebosch uit Amsterdam.
Het hof zal partijen hierna noemen [appellant] respectievelijk Chubb c.s.
Geïntimeerden zullen ook wel afzonderlijk worden genoemd Chubb respectievelijk Assurico.
De zaak in het kort
1. Deze zaak gaat over een oldtimer, een [auto] cabrio uit 1971, die na inbraak is gestolen uit een ondergrondse parkeergarage. Voor deze oldtimer had [appellant] een motorrijtuigenverzekering met cascodekking afgesloten bij Chubb. [appellant] is van mening dat Chubb c.s. [appellant] had moeten waarschuwen dat de alarmclausule op de polis met ingang van 1 januari 2020 werd verzwaard in vergelijking met de alarmclausule zoals deze in het jaar 2019 gold. [appellant] stelt dat indien Chubb c.s. [appellant] hem hierop had gewezen, hij vervolgens de nieuwe alarmclausule volledig zou hebben nageleefd en de auto in de garage hebben afgesloten. Volgens [appellant] zou hij in dat geval op de
schadedatum hebben voldaan aan de alarmclausule en dekking voor de diefstalschade hebben gehad onder de polis. [appellant] houdt Chubb c.s. aansprakelijk wegens schending van de waarschuwingsplicht en vordert schadevergoeding van Chubb c.s. ten bedrage van de taxatiewaarde van de oldtimer. Chubb c.s. heeft verweer gevoerd, dat erop neer komt dat zij geen waarschuwingsplicht heeft geschonden.
Het procesverloop in hoger beroep
2.1.
Bij exploot van 12 april 2021 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het op
10 maart 2021 tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam, team handel en haven.
2.2.
Bij memorie van grieven heeft [appellant] vijf grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord (met producties) heeft Chubb c.s. de grieven bestreden.
2.3.
Op 31 mei 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd.
De feitelijke achtergrond
3. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.6 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil, zodat het hof daarvan als vaststaand zal uitgaan. Aangevuld met enkele vaststaande feiten die in hoger beroep eveneens van belang zijn, gaat het aldus om de navolgende feiten.
3.1.
Op 5 maart 2020 is de [auto] uit 1971
(hierna: de auto) na een inbraak gestolen. Ten tijde van de diefstal was de auto geparkeerd
in een ondergrondse parkeergarage behorend bij een appartementencomplex in Maastricht. [appellant] woont zelf niet in dit appartementencomplex maar is wel eigenaar van een
parkeerplaats in de ondergrondse parkeergarage.
3.2.
De auto van [appellant] beschikte over een stuurslot en een
hoofdstroomschakelaar.
3.3.
De auto is tot op heden niet teruggevonden.
3.4.
Voor de auto had [appellant] in 2011 een motorrijtuigenverzekering
afgesloten bij Chubb (hierna: de verzekering of de verzekeringsovereenkomst). Het ten
behoeve van deze verzekering opgemaakte polisblad voor de periode van 1 januari tot en
met 31 december 2020 luidt — voor zover relevant — als volgt:

[auto]
➢ Auto
(…)
Alarmsysteem Stuurslot/Startonderbreker/Hoofdstroomschakelaar
(…)
➢ Casco
Casco dekking Volledige Cascodekking
(…)
Beveiligingseis Stuurslot, Startonderbreker of Hoofdstroomschakel
(…)
Stalling Stallingsverplichting
(…)
Voorwaarden en clausules
(…)
Clausules Zie Clausuleblad Chubb (auto)
(…)
3566. Alarmclausule
Dit polisblad vervangt alle eventueel eerder afgegeven polisbladen.”
3.5.
De op het polisblad vermelde alarmclausule 3566 (hierna ook: alarmclausule 2020) luidt — voor zover relevant — als volgt:
“Het verzekerde Motorrijtuig moet voorzien zijn van een SCM (of vergelijkbaar) goedgekeurd
beveiligingssysteem, zoals nader omschreven in het polisblad, dat is ingebouwd door een SCM-erkende installateur, dan wel een gelijkwaardig systeem dat af-fabriek of af-importeur is ingebouwd. Na inbouw dient het beveiligingssysteem overeenkomstig de daarvoor gestelde normen (zoals b.v. periodiek onderhoud cq. herkeuring) te zijn onderhouden. Indien uit het polisblad blijkt dat het verzekerde voertuig is voorzien van een hoofdstroomschakelaar of stuurslot dan geldt het voorgaande niet, maar geldt in plaats daarvan dat indien verzekerde na schade door diefstal van het gehele Motorrijtuig, of joy-riding, niet aannemelijk kan maken dat het Motorrijtuig deugdelijk was afgesloten en de hoofdstroomschakelaar dan wel het stuurslot in gebruik was ten tijde van de schade gebeurtenis, elk recht op uitkering vervalt terzake van die schade. (…)”
3.6.
Voor de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 luidde het voor de verzekering opgemaakte polisblad (hierna: het polisblad 2019), — voor zover relevant — als volgt:

[auto]
➢ Auto
(…)
Alarmsysteem Stuurslot/Startonderbreker/Hoofdstroomschakelaar
(…)
➢ Casco
Casco dekking Volledige Cascodekking
(…)
Beveiligingseis Stuurslot, Startonderbreker of Hoofdstroomschakel
(…)
Stalling Stallingsverplichting (…)”
3.7.
De bij de verzekeringsovereenkomst 2019 behorende alarmclausule 3566 (hierna ook: de alarmclausule 2019) luidt — voor zover relevant — als volgt:
“Het verzekerde Motorrijtuig moet voorzien zijn van een SCM (of vergelijkbaar) goedgekeurd beveiligingssysteem, zoals nader omschreven in het polisblad, dat is ingebouwd door een SCM-erkende installateur, dan wel een gelijkwaardig systeem dat af-fabriek of af-importeur is
ingebouwd. Na inbouw dient het beveiligingssysteem overeenkomstig de daarvoor gestelde normen (zoals b.v. periodiek onderhoud cq. herkeuring) te zijn onderhouden. Indien verzekerde na schade door diefstal van het gehele Motorrijtuig, of joy-riding, niet aannemelijk kan maken dat aan de gestelde normen is voldaan; niet aannemelijk kan maken dat het Motorrijtuig deugdelijk was afgesloten en dat het alarm (en mogelijk geïnstalleerd voertuigvolgsysteem) ten tijde van de schade gebeurtenis in werking was (waren) gesteld, vervalt elk recht op uitkering terzake van die schade. Indien uit het polisblad blijkt dat het verzekerde voertuig is voorzien van een hoofdstroomschakelaar of stuurslot, danwel geen alarm heeft, dan geldt bovengenoemde bepaling niet. (…)”
3.8.
De schade als gevolg van de diefstal bedraagt op basis van een vaste taxatie € 170.000,-.
De procedure bij de rechtbank
4. [appellant] heeft Chubb c.s. gedagvaard en heeft - samengevat – de hoofdelijke veroordeling van Chubb c.s. gevorderd tot betaling aan hem:
- van een bedrag van € 170.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente, en van een bedrag van € 2.475,00 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente;
- van de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
5. [appellant] heeft – samengevat – aan zijn vordering het navolgende ten grondslag gelegd.
5.1.
Primair stelt [appellant] dat voldaan is aan alle vereisten voor dekking onder de polis. Onderdeel van de verzekering is een volledige casco-dekking met een verzekerd bedrag van € 170.000,-. Volgens [appellant] dient Chubb c.s. dit bedrag dan ook als vergoeding van de schade onder de verzekeringsovereenkomst aan hem te betalen.
5.2.
Subsidiair heeft [appellant] het navolgende aangevoerd.
Uit de alarmclausule 2019 volgt dat de auto niet afgesloten hoefde te zijn (indien binnen gestald), mits voorzien van een hoofdstroomschakelaar of een stuurslot. Ten tijde van de diefstal stond de auto op het stuurslot en beschikte deze over een hoofdstroomschakelaar die uitgeschakeld was. Hiermee is volgens [appellant] aan de alarmclausule voldaan en valt de schade onder de dekking. Het clausuleblad dat per 1 januari 2020 geldt, zou zo kunnen worden gelezen dat de auto vanaf 1 januari 2020 wel afgesloten moest zijn. Op zo'n ingrijpende wijziging van de alarmclausule hadden Chubb c.s. [appellant] moeten wijzen. Dit hebben zij echter niet gedaan. Dit kwalificeert als een beroepsfout van Assicuro als gevolmachtigde van Chubb als volmachtgever. Chubb c.s. zijn volgens [appellant] aansprakelijk voor de als gevolg hiervan door [appellant] geleden schade.
6. Chubb c.s. heeft verweer gevoerd tegen de vordering van [appellant]. Dit verweer komt erop neer dat de schade niet is gedekt onder de in 2020 vigerende polisvoorwaarden, en dat zij geen waarschuwingsplicht jegens [appellant] heeft geschonden en dus niet schadeplichtig is.
7. De rechtbank heeft geoordeeld dat de schade van [appellant] als gevolg van de diefstal van zijn auto niet is gedekt onder de verzekeringsovereenkomst, en dat er voor Chubb c.s. geen aanleiding was om [appellant] te wijzen op een wijziging in de alarmclausule 2020 ten opzichte van die uit 2019 (en er dus geen sprake was van een beroepsfout van Chubb en/of Assicuro). Zij heeft de vordering van [appellant] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten.
De vordering in hoger beroep
8. [appellant] is in hoger beroep gekomen omdat hij het niet eens is met de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de subsidiaire grondslag van zijn vordering (als hiervoor weergegeven). Hij heeft daartoe verschillende grieven tegen het vonnis aangevoerd en vordert dat het hof zijn vordering alsnog toewijst, met veroordeling van Chubb c.s. (uitvoerbaar bij voorraad) in de kosten van de procedure in beide instanties.
De beoordeling in hoger beroep
9. [appellant] heeft berust in het oordeel van de rechtbank in rov. 4.7 van het eindvonnis, dat de schade als gevolg van de diefstal van de auto niet is gedekt onder de verzekering en dat de vordering derhalve niet op basis van de primaire grondslag toewijsbaar is. Dit betekent dat de primaire grondslag van de vordering in hoger beroep niet meer aan de orde is en het hof uitsluitend de subsidiaire grondslag van de vordering opnieuw zal beoordelen.
10. De grieven van [appellant], die betrekking hebben op de subsidiaire grondslag van zijn vordering, lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Zij houden - samengevat - het navolgende in.
10.1.
[appellant] meent dat Chubb c.s. hem had moeten waarschuwen dat de alarmclausule op de polis met ingang van 1 januari 2020 werd verzwaard in vergelijking met de alarmclausule zoals die in het jaar 2019 gold. Volgens [appellant] bepaalde de alarmclausule 2019 (anders dan alarmclausule 2020) dat de “bovengenoemde bepaling” niet geldt indien de auto is voorzien van een hoofdstroomschakelaar of stuurslot. Aan die voorwaarde voldeed de auto van [appellant], zodat de bovengenoemde bepaling niet zou gelden. De “bovengenoemde bepaling” slaat volgens [appellant] terug op het deugdelijk afgesloten zijn van de auto, als vermeld in deze bepaling. Dat afsluiten was niet nodig indien de auto beschikte over een hoofdstroomschakelaar of stuurslot, zo heeft [appellant] de bepaling gelezen. Uiteraard moest de auto wel gestald zijn in een beveiligde garage, en dat was het geval. [appellant] meent dat als Chubb c.s. hem op de bedoelde verzwaring had gewezen, hij de nieuwe alarmclausule volledig zou hebben nageleefd en de auto in de garage hebben afgesloten en de sleutel dus niet meer in de auto hebben laten liggen. Daarmee zou hij op de schadedatum hebben voldaan aan de nieuwe alarmclausule.
10.2.
De alarmclausule uit 2019 is volgens [appellant] voor meer dan één uitleg vatbaar. Bij een multi-interpretabele uitleg van de polisvoorwaarden, althans bij enige twijfel, dient de uitleg te geschieden ten gunste van [appellant]. [appellant] meent dat de logica in zijn gedachtegang (en die van mr. Vissers, van wie hij een schriftelijke verklaring heeft overgelegd) is gelegen in het feit dat de auto geparkeerd stond in een ondergrondse privégarage, die voor auto’s alleen toegankelijk was met een autolift. Op zichzelf was de auto dus al goed beveiligd door de gebouwde omgeving van de ondergrondse garage. De dieven hebben de auto ook alleen maar kunnen stelen door een forse braak. De vergelijking dringt zich op met het parkeren van een auto in een garage aan huis. De garage moet uiteraard afgesloten zijn, maar wie sluit zijn auto in de privégarage af, aldus [appellant].
10.3.
Daarbij moet volgens [appellant] worden bedacht dat het hier gaat om een oldtimer [auto] cabrio uit 1971, waarvan de deuren handmatig met een sleutel moeten worden opengemaakt. Er is geen centraal alarmsysteem dat wordt ingeschakeld door de
druk op een knopje op de afstandsbediening. [appellant] heeft ook een reden gegeven voor het feit dat hij de sleutel in het linker portier verborgen had. Dat was bij enige eigenaren van de appartementen bekend, die boven de garage wonen. Bij een calamiteit (zoals een brand of overstroming) zouden zij dan meteen de auto kunnen verplaatsen.
10.4.
Een redelijk handelend tussenpersoon moet de verzekernemer waarschuwen indien er sprake is van een nieuwe clausule. In deze zaak is weliswaar geen sprake van een nieuwe clausule, maar wel van een gewijzigde clausule, die het volgens [appellant] in ieder geval verdiende om aan hem als verzekeringnemer te worden uitgelegd. Deze waarschuwingsverplichting gold niet alleen voor Assurico als assurantietussenpersoon, maar ook voor Chubb als verzekeraar, aldus nog steeds [appellant].
11. Chubb c.s. heeft dit standpunt bestreden en daartoe - onder meer - het navolgende naar gebracht.
11.1.
Chubb c.s. is van mening dat op haar geen waarschuwingsplicht rustte bij (het toezenden van) de nieuwe polisvoorwaarden met betrekking tot het jaar 2020, omdat geen sprake is geweest van een nieuwe dan wel extra verplichting, en daarmee van een aanmerkelijke of ingrijpende wijziging van de voorwaarden. Zowel in 2019 als in 2020 gold dat de auto deugdelijk moest zijn afgesloten voor (het recht op) uitkering, aldus Chubb c.s.
11.2.
Volgens Chubb c.s. is de lezing van [appellant] van de alarmclausule 2019 (de auto hoefde niet deugdelijk op slot gezet te worden) niet logisch. Ten eerste miskent [appellant] volgens Chubb c.s. dat het aan de verzekeraar - en niet aan de verzekeringnemer - is om de voorwaarden voor dekking te bepalen en dat een verzekeraar hierbij een grote mate van vrijheid heeft. In casu stond het Chubb dus vrij om als voorwaarde voor dekking te stellen dat het voertuig deugdelijk moest worden afgesloten, naast de eis van een stuurslot en/of hoofdstroomschakelaar en een stallingsverplichting. De woorden in de alarmclausule 2019
‘dan geldt bovengenoemde bepaling niet'zien volgens Chubb c.s. op de verplichting van een SCM of (vergelijkbaar) goedgekeurd veiligheidssysteem. Deze uitleg volgt uit de letterlijke tekst van de alarmclausule, maar is daarnaast ook logisch en in lijn met de polisvoorwaarden als geheel, aldus Chubb c.s.
11.3.
Verder is het volgens Chubb c.s. zo dat de kans op diefstal wel degelijk (verder) verminderd wordt indien de auto niet alleen een stuurslot en/of hoofdstroomschakelaar heeft en in een garage wordt gestald, maar daarnaast ook deugdelijk is afgesloten. De verplichting om een auto deugdelijk af te sluiten is geen aanvullende voorwaarde voor dekking, maar een basisvoorwaarde: iedere verzekeraar zal in ieder geval als voorwaarde voor dekking stellen dat de auto deugdelijk was afgesloten.
11.4.
Ook is volgens Chubb c.s. van belang dat de auto niet geparkeerd stond in een privégarage, maar in een ondergrondse parkeergarage behorend bij een appartementencomplex, waar minstens 30 personen toegang toe hadden. Daarnaast had [appellant] de afstandsbediening van de autolift in het niet afgesloten dashboardkastje van zijn niet afgesloten auto gelegd, waardoor de dieven de auto gemakkelijk met de lift naar boven konden brengen. Dat zet volgens Chubb c.s. ook een streep door de door [appellant] gestelde beveiligingsfunctie van deze lift. Onder deze omstandigheden kan niet worden gesproken van een auto die toch al goed beveiligd was door "de gebouwde omgeving van de ondergrondse garage", aldus Chubb c .s.

12.Het hof is van oordeel dat de grieven niet slagen, om de volgende redenen.

12.1.
[appellant] doet in deze zaak een beroep op de zorgplicht van een assurantietussenpersoon en voert daartoe aan dat Chubb c.s. hem hadden moeten waarschuwen voor de gewijzigde alarmclausule 2020. Het hof stelt dienaangaande het volgende voorop. Een assurantietussenpersoon dient tegenover zijn opdrachtgever de zorg te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht. Het is zijn taak te waken voor de belangen van de verzekeringnemers bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen. Wat er precies van de assurantietussenpersoon mag worden verwacht, hangt af van de omstandigheden van het geval. Van een redelijk handelend en redelijk bekwaam tussenpersoon kan, in voorkomend geval, worden verwacht dat hij de opdrachtgever waarschuwt voor wijziging van een belangrijke clausule die verstrekkende gevolgen kan hebben voor de dekking onder de verzekering (zie Gerechtshof Den Haag 20 november 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:3708). Van dit laatste is in dit geval echter geen sprake.
12.2.
De alarmclausule 2019, beschouwd in samenhang met de hiervoor geciteerde tekst van het polisblad 2019, kan naar het oordeel van het hof - uitgelegd met name naar objectieve maatstaven - niet anders worden begrepen dan dat (niet alleen in 2020 maar ook) in 2019 als voorwaarde voor dekking gold dat de auto deugdelijk was afgesloten. Het gaat hierbij namelijk om een basisvoorwaarde, zonder welk het stellen van de eis van een stuurslot en/of een hoofstroomschakelaar, geen reële betekenis heeft. Als de verzekeringnemer niet gehouden zou zijn de auto deugdelijk af te sluiten met de contactsleutel en, integendeel, de contactsleutel achter zou mogen laten in het linkerportier van de niet afgesloten auto (zoals [appellant] meent), kunnen potentiële dieven de auto immers eenvoudig openen en vervolgens het stuurslot c.q. de hoofstroomschakelaar buiten werking stellen. Daarmee zou het doel van deze eis (voorkoming van diefstal van de auto) teniet worden gedaan. Naar het oordeel van het hof zal het voorgaande ook voor een normaal geïnformeerde, redelijk omzichtige en oplettende, gemiddelde consument duidelijk en begrijpelijk zijn bij kennisneming van het polisblad 2019, gelezen in samenhang met de alarmclausule 2019. Het stellen van de eis van een stuurslot en/of een hoofstroomschakelaar betekent immers onmiskenbaar dat die maatregel(en) ook werking zal moeten hebben. Een stuurslot c.q. hoofdstroomschakelaar kan uiteraard pas zijn werking vervullen als de auto is afgesloten en de contactsleutel zich niet meer in het voertuig bevindt, hetgeen op zichzelf ook niet ter discussie staat. Het hof verwijst hierbij naar rov. 4.3 en 4.4. van het bestreden vonnis, waartegen geen grief is gericht. De woorden in de alarmclausule 2019 ‘dan geldt bovengenoemde bepaling niet’ zien, gelet op al het voorgaande, dus niet op het deugdelijk afgesloten zijn van het motorrijtuig, maar op de verplichting van het hebben van een SCM of (vergelijkbaar) goedgekeurd veiligheidssysteem als bepaald in deze clausule. Het hof ziet dan ook, anders dan [appellant] meent, geen aanleiding voor toepassing van de zogeheten contra proferentem-regel.
12.3.
Dat [appellant] en mr. Vissers (die ook oldtimers bezit die bij Chubb verzekerd zijn) kennelijk een andere interpretatie van de alarmclausule 2019 hebben, doet aan het voorgaande niet af. De omstandigheid dat de auto geparkeerd stond in een afgesloten ondergrondse parkeergarage met autolift, behorend bij een appartementencomplex, doet daaraan ook niet af. Het hof tekent hierbij aan dat het een verzekeraar vrij staat om de grenzen te omschrijven waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen (HR 9 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV9435), zoals in dit geval het stellen van de (aanvullende) eis van een stuurslot of hoofdstroomschakelaar. Het is niet aan de verzekeringnemer, als [appellant], om (eenzijdig) te beoordelen of die (overeengekomen) aanvullende eis al dan niet nodig is. Daar komt overigens bij dat het hier niet gaat om een privégarage, maar om een garage behorend bij een appartementencomplex waartoe (onweersproken) minstens dertig mensen toegang hadden. Dat zich in die garage een autolift bevond doet evenmin terzake, te minder daar vast staat dat [appellant] de afstandsbediening voor de autolift (eveneens) in de niet afgesloten auto had achtergelaten, zodat deze afstandsbediening (ook) toegankelijk was voor potentiële dieven. Dat [appellant] meende de hiervoor bedoelde contactsleutel (en afstandsbediening) in de niet afgesloten auto te kunnen achterlaten als voorzorg in verband met mogelijke calamiteiten als brand of overstroming, ontheft hem naar het oordeel van het hof niet van de verplichting om te voldoen aan de polisvoorwaarden die ertoe strekken om (ter voorkoming van diefstal) de auto deugdelijk af te sluiten. Dit laatste geldt overigens ook voor het gebruik van een afdekhoes.
Conclusie en proceskosten
13. Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat in dit geval geen sprake is van een gewijzigde clausule die gevolgen kan hebben voor de dekking onder de verzekering. De betekenis van de alarmclausule 2019 wijkt, als gezegd, niet af van de betekenis van de alarmclausule 2020, telkens gelezen in samenhang met het desbetreffende polisblad. De tekst van de alarmclausule 2020 bevat een nadere uitwerking en verduidelijking ten opzichte van de tekst van de alarmclausule 2019, zonder dat dit gevolgen heeft voor de dekking onder de verzekering. Op Chubb c.s. rustte dan ook niet de verplichting om [appellant] te waarschuwen dat de tekst van de alarmclausule was gewijzigd ten opzichte van de alarmclausule 2019. Dit betekent dat de grieven niet kunnen slagen en dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
- bekrachtigt het bestreden vonnis;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Chubb c.s. tot op heden begroot op € 5.610,- aan verschotten (griffierecht) en € 9.834,- aan salaris advocaat (3 punten, tarief V, Liquidatietarief 2021) en op € 163,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 85,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 85,-, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van de genoemde termijn van 14 dagen;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de hiervoor vermelde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.M. Verbeek, H.J. van Kooten en B.R. ter Haar, en is in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2022 in aanwezigheid van de griffier.