ECLI:NL:GHDHA:2023:2265
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Chr.Th.P.M. Zandhuis
- P.J.J. Vonk
- I. Reijngoud
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar inzake WOZ-waarde en aanslag onroerende-zaakbelastingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, waarin het bezwaar tegen de beschikking van de Heffingsambtenaar niet-ontvankelijk werd verklaard. De Heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van een onroerende zaak vastgesteld op € 1.203.000 voor het kalenderjaar 2021. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze beschikking en de bijbehorende aanslag, maar de Heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van een schriftelijke machtiging van de gemachtigde. De Rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting van het Gerechtshof werd besproken of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard. Belanghebbende stelde dat hij de machtiging tijdig had overgelegd, maar het Gerechtshof oordeelde dat de Heffingsambtenaar belanghebbende voldoende gelegenheid had gegeven om het verzuim te herstellen. De Heffingsambtenaar had herhaaldelijk verzocht om de machtiging, maar deze was niet ontvangen. Het Gerechtshof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en oordeelde dat de Heffingsambtenaar terecht had gehandeld door het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. De beslissing van de Rechtbank werd bekrachtigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.