Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 20 april 2023
[X] te Den Haag, belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur,
Procesverloop
Feiten
Oordeel van de Rechtbank
Beroep niet-tijdig beslissen op bezwaar
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of belanghebbende recht heeft op een dwangsom wegens het niet tijdig beslissen op zijn verzoek om kostenvergoeding in de bezwaarfase. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een verzuimboete die was opgelegd wegens het niet doen van aangifte, en had verzocht om een kostenvergoeding. De Inspecteur had de verzuimboete op 20 november 2020 vernietigd, maar niet beslist op het verzoek om kostenvergoeding. Belanghebbende heeft de Inspecteur in gebreke gesteld en verzocht om alsnog te beslissen over de kostenvergoeding, met de waarschuwing dat een dwangsom verschuldigd zou zijn als dit niet binnen twee weken zou gebeuren. De Inspecteur heeft uiteindelijk op 18 februari 2021 een beslissing genomen over de kostenvergoeding, maar stelde dat er geen recht op een dwangsom was omdat het verzoek te laat was ingediend.
De Rechtbank heeft in eerste aanleg geoordeeld dat het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk was voor zover het gericht was tegen het niet-tijdig beslissen op bezwaar, en ongegrond voor het overige. Belanghebbende heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het verzoek om een kostenvergoeding geen afzonderlijke aanvraag is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het Hof heeft bevestigd dat de Inspecteur op grond van artikel 7:15, lid 3, Awb, bij uitspraak op bezwaar beslist op een verzoek tot vergoeding van kosten, en dat een latere beslissing op een verzoek om kostenvergoeding niet kan worden aangemerkt als een uitspraak op bezwaar. Het Hof heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank bevestigd.