Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[appellant 1] ,
[appellant 2] ,
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- het arrest in het voegingsincident van 13 september 2022, waarbij het hof deze zaak heeft gevoegd met de zaak met zaaknummer 200.308.374/01;
- de memorie van grieven, tevens incidentele memorie van eis ex artikel 843a Rv, van [appellant 1] c.s., met bijlagen;
- de memorie van antwoord in het incident ex artikel 843a Rv van RST, met bijlagen;
- de akte houdende wijziging vordering tot exhibitie van [appellant 1] c.s.
3.Feitelijke achtergrond
(…)’
4.Procedure bij de rechtbank
I) een verklaring voor recht dat, onder meer, [appellant 1] c.s. hoofdelijk, althans ieder voor zich, aansprakelijk zijn voor de schade geleden door RST als gevolg van de gedragingen zoals omschreven in de dagvaarding, te vermeerderen met rente en kosten vanaf de dag van de dagvaarding tot aan het moment van algehele voldoening;
5.Beoordeling in het incidentDe incidentele vordering en de eiswijziging
a. de dagvaarding van 9 mei 2016;
b. de akte overlegging producties van [betrokkene 2] c.s. met producties 1-51;
Grondslag incidentele vordering tot exhibitie
[appellant 1] c.s. hebben, naar zij stellen, ook belang bij deze stukken ter onderbouwing van de gestelde schending door RST van haar waarheidsplicht (grief 1) en hun bestrijding van de omvang van de schade (grief 5).
Vordering tot het verstrekken van afschrift of inzage van bescheiden
HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1775).
A: verslagen c.q. correspondentie tussen RST en KPMG
fishing expeditionvan [appellant 1] c.s.: zij weten immers niet wat er staat in de bescheiden waarvan afschrift wordt gevorderd. De vordering ziet ook op het hele dossier en is daarmee onvoldoende bepaald in de zin van artikel 843a, aldus RST.
fishing expedition.
geensprake is en heeft aangekondigd dat zij incidenteel appel tegen het oordeel van de rechtbank zal instellen. In hoger beroep staat dus vooralsnog niet vast dat (een deel van) de schade van RST het gevolg is van een omstandigheid die aan RST kan worden toegerekend. Naar het voorlopig oordeel van het hof moet er rekening mee worden gehouden dat het oordeel van de rechtbank dat de schade als gevolg van de Bonafide-fraude mede het gevolg is van een aan RST toe te rekenen omstandigheid, niet in stand blijft. In de eerste plaats wordt, zoals RST ook heeft aangevoerd, in de literatuur veelal aangenomen dat bij opzettelijk toegebrachte schade, zoals in dit geval, de eigen schuld van de benadeelde nimmer de dader van zijn aansprakelijkheid ontheft. Verder is de vraag in hoeverre de schade van RST mede het gevolg is van de handelwijze van [bestuurder] , meer in het bijzonder dat 15% van de schade het gevolg is van die handelwijze, in die zin dat causaal verband kan worden aangenomen tussen de handelwijze van [bestuurder] (dan wel werknemers van RST) en de door [appellant 1] c.s. door het plegen van de Bonfide-fraude aan RST toegebrachte schade. De rechtbank heeft niet bewezen geacht dat [bestuurder] betrokken was bij de Bonfide-fraude.
B: dossiers van de ontslagprocedures tegen [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [betrokkene 4]
fishing expedition. Dat blijkt ook uit de stelling van [appellant 1] c.s. dat het ‘zeer in de rede’ ligt dat [betrokkene 2] c.s. meer of anders hebben verklaard over de rol, betrokkenheid en wetenschap van de frauduleuze praktijken bij RST van henzelf en anderen (onder wie [bestuurder] ) en over de bedrijfscultuur bij RST. Het gaat dus om louter speculatie: concrete aanwijzingen dat [betrokkene 2] c.s. tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd, hebben [appellant 1] c.s. niet gesteld.
C: de overeenkomsten tussen RST en, respectievelijk, [betrokkene 2] , [betrokkene 4] , [betrokkene 3] , [bestuurder] en bedrijven (behorende tot het concern) van [x]
Schending artikel 21 Rv?
6.Beslissing in het incident
- wijst de vordering van [appellant 1] c.s. af;
- veroordeelt [appellant 1] c.s. in de kosten van dit incident, tot op heden aan de zijde van RST begroot op € 2.366,-- aan salaris advocaat;
- verwijst de zaak naar de rol van 12 maart 2024 voor memorie van antwoord in de hoofdzaak.