ECLI:NL:GHDHA:2024:1653

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
20 september 2024
Zaaknummer
BK-23/397
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslag Bpm en waardevermindering door schade

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag inzake een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) van € 11.122. De belanghebbende, een autohandelaar, had een Jeep Wrangler Unlimited geregistreerd en had bij de aangifte een waardevermindering door schade van € 30.757 opgevoerd. De Inspecteur handhaafde de naheffingsaanslag en stelde dat de waardevermindering niet correct was vastgesteld. De Rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond, maar kende wel een vergoeding van immateriële schade toe aan de belanghebbende. In hoger beroep betwist de belanghebbende de handelsinkoopwaarde en de waardevermindering die door de Inspecteur is vastgesteld. Het Hof oordeelt dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de waardevermindering door schade hoger is dan door de Inspecteur is vastgesteld. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en oordeelt dat de naheffingsaanslag eerder te laag dan te hoog is opgelegd. De belanghebbende heeft niet voldaan aan de bewijslast om een hogere schadevergoeding te onderbouwen. De uitspraak van het Hof is op 11 juli 2024 gedaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
enkelvoudige kamer
nummer BK-23/397

Uitspraak van 11 juli 2024

in het geding tussen:

[X] , te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: S.M. Bothof)
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur,

(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 29 maart 2023, nummer SGR 21/4324.

Procesverloop

1.1.
Belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) opgelegd van € 11.122 (de naheffingsaanslag).
1.2.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake van het beroep is van belanghebbende een griffierecht geheven van € 181. De gerectificeerde beslissing van de Rechtbank luidt, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Inspecteur als verweerder:
”De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder tot vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 125;
- veroordeelt de Staat tot vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 375;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50;
- veroordeelt de Staat in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50;
- draagt verweerder op van het door eiser betaalde griffierecht € 90,50 aan hem te vergoeden,
- draagt de Staat op van het door eiser betaalde griffierecht € 90,50 aan hem te vergoeden.”
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Van belanghebbende is € 274 aan griffierecht geheven.
1.5.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 30 mei 2024. De gemachtigde en belanghebbende hebben aan de zitting deelgenomen via MS Teams, waarbij sprake is van een rechtstreekse beeld- en geluidverbinding met het Hof. De Inspecteur is fysiek verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een procesverbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.
Belanghebbende heeft aangifte bpm gedaan ter zake van de registratie van een Jeep Wrangler Unlimited 3.6 Recon (de auto). De datum eerste toelating van de auto is 27 augustus 2018. De volgens de aangifte verschuldigde bpm bedraagt € 6.869 en is op aangifte voldaan.
2.2.
In de aangifte is uitgegaan van een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat
van € 43.876. Deze waarde is bepaald aan de hand van een taxatierapport van [naam taxateur] (het taxatierapport) waarin is uitgegaan van de Eurtotaxglass’s koerslijst en kilometerstand van 21.795. Als waardevermindering wegens schade is een bedrag van € 30.757 in aanmerking genomen. Dit bedrag betreft 100% van een door de taxateur van [naam taxateur] opgestelde schadecalculatie die is gebaseerd op de kosten voor reparatie en herstel van een Range Rover Evoque Convertible 2.0 Si4 4WD HSE Dynamic Automatic. De handelsinkoopwaarde in beschadigde staat is derhalve vastgesteld op € 13.119.
2.3.
De naheffingsaanslag bedraagt € 11.122. Hierbij is de handelsinkoopwaarde in
onbeschadigde staat bepaald aan de hand van een AutotelexPro-koerslijst en een
kilometerstand van 1.751. Voor wat betreft de waardevermindering wegens schade aan de auto is de Inspecteur niet afgeweken van de berekeningen van de taxateur van [naam taxateur] . In de kennisgeving van de naheffingsaanslag (de kennisgeving) is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“Om toch tot een juiste handelsinkoopwaarde te komen heb ik bij AutotelexPro wel een
benzine-uitvoering kunnen vinden met een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 66.513. Verminderd met de schade van € 30.757 bedraagt de handelsinkoopwaarde € 35.756.”
2.4.
In de bezwaarfase heeft Dienst Domeinen Roerende Zaken (DRZ), op verzoek van de Inspecteur, de schadecalculatie van de taxateur van [naam taxateur] beoordeeld. DRZ heeft een hercalculatie opgesteld waarbij is uitgegaan van de kosten voor een Jeep Wrangler Unlimited. Volgens de hercalculatie bedraagt de schade aan de auto € 13.555.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft als volgt geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Inspecteur als verweerder:
“8. In het taxatierapport van [naam taxateur] is een kilometerstand opgenomen van 21.795.
Deze stand is onderbouwd met een foto van het dashboard van de auto. Tevens is door eiser
een verklaring overgelegd van de Poolse verkoper van de auto. In die verklaring is een
kilometerstand van 21.000 vermeld. Gelet op het taxatierapport, de foto en de verklaring van
de verkoper heeft eiser voldoende aannemelijk gemaakt dat hij terecht is uitgegaan van een
kilometerstand van 21.795. Dat, zoals verweerder ter zitting heeft gesteld, de kilometerstand
van 21.795 ziet op het aantal kilometers tot de volgende onderhoudsbeurt, is niet
aannemelijk gemaakt. De omstandigheid dat door de RDW een kilometerstand van 1.751 is
geconstateerd en later bij de tenaamstelling een kilometerstand is vastgesteld van 2.001,
leidt niet tot een ander oordeel. Eiser heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat die lagere
kilometerstanden betrekking hebben op de dagteller van de auto. Uitgaande van een
kilometerstand van 21.795 bedraagt de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat
volgens de X-ray koerslijst € 56.531.
9. De bewijslast dat de waardevermindering door schade, in de omvang als door eiser
gesteld, in mindering komt bij de waardebepaling van een auto, rust op eiser.[1] Eiser heeft
daarvoor verwezen naar het taxatierapport van [naam taxateur] . Daarmee heeft hij de gestelde
waardevermindering niet aannemelijk gemaakt. De in dat taxatierapport opgenomen
schadecalculatie is immers gebaseerd op een ander soort auto, namelijk een Range Rover.
Eiser heeft niet weersproken dat onderdelen van een Rang Rover duurder zijn dan van een
Jeep Wrangler. DRZ heeft dan ook terecht een herberekening opgesteld op basis van kosten
voor een Jeep Wrangler. Dat het daarbij in aanmerking genomen type Jeep Wrangler afwijkt
van de auto, is geen reden aan die herberekening voorbij te gaan. De rechtbank ziet ook
overigens geen aanleiding om niet uit te gaan van de herberekening van DRZ. De enkele pas
op zitting ingenomen stelling dat DRZ van een te lage prijs voor banden en velgen is
uitgegaan en te weinig arbeidstijd in aanmerking heeft genomen voor
reparatiewerkzaamheden aan dak en achterbank, is daarvoor onvoldoende. Verweerder heeft
zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat de schade aan de auto niet meer dan
€ 13.555 bedraagt. Dat de waardevermindering in verband met schade hoger is dan 72% van
dit bedrag, is door eiser niet aannemelijk gemaakt.
10. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. De tekst van de kennisgeving
bevat geen toezegging of bewuste standpuntbepaling waar verweerder aan is gehouden. Het
staat verweerder vrij om in bezwaar en beroep andere standpunten in te nemen zolang dat
niet resulteert in een hogere aanslag.
11. De rechtbank honoreert het beroep van verweerder op interne compensatie. Dat de
handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat moet worden gesteld op € 56.531 resulteert
dan ook niet in verlaging van de aanslag.
12. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden
verklaard.
(…)
[1] ECLI:NL:HR:2020:63, r.o. 2.3.3. en ECLI:NL:HR:2020:318, r.o. 3.3.2.”

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

4.1.
In geschil is (i) of de Inspecteur de handelsinkoopwaarde juist heeft vastgesteld,
(ii) of de Inspecteur de juiste waardevermindering in verband met schade in aanmerking heeft genomen, en (iii) of het vertrouwensbeginsel is geschonden.
4.2.
Belanghebbende concludeert tot partiële vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en vernietiging van de uitspraak op bezwaar. Belanghebbende verzoekt de handelsinkoopwaarde vast te stellen op € 56.531 (XRAY met kilometerstand 21.795), de waardevermindering vast te stellen op € 30.757, de inkoopwaarde vast te stellen op € 25.774, de verschuldigde bpm vast te stellen op € 12.906 en de naheffingsaanslag vast te stellen op € 6.037. Voorts verzoekt belanghebbende de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten in de hogerberoepsfase.
4.3.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

Handelsinkoopwaarde
5.1.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de handelsinkoopwaarde veel te hoog is vastgesteld. De auto is in Polen gekocht voor 31.000 Złoty, omgerekend € 6.800. Dit komt door de forse beschadiging. De Inspecteur wijst op de letterlijke vertaling van de factuur, waaruit zou volgen dat de verkoop een onbruikbare auto betreft. Dit is geen goede graadmeter voor een aangifte bpm.
5.2.
Het Hof verwerpt het standpunt van belanghebbende. Uit de factuur volgt dat aan belanghebbende een onbruikbare auto is verkocht. Vertaald met Google Translate luidt de tekst op de factuur: “Voertuig: Jeep vin […] uit 2018 Conditie: frontale botsing en schade Afstandsteller: 21000 Voertuigen die niet geschikt zijn voor gebruik”. Met een dergelijk voertuig kan geen gebruik van de weg worden gemaakt en voor een dergelijk voertuig kan geen aangifte worden gedaan voor de bpm. Dat een handelaar in schadeauto’s deze clausule altijd op de factuur zet om latere discussies met de koper te voorkomen acht het Hof geen aannemelijke verklaring. Er zitten namelijk nogal wat schakeringen tussen ‘onbruikbaar’ en ‘schadevoertuig’. Met een schadevoertuig kan afhankelijk van de aard en de omvang van de schade worden gereden en met een onbruikbaar voertuig niet. Het is evenmin aannemelijk dat een koper die eveneens autohandelaar is, zoals belanghebbende, akkoord gaat met een dergelijke clausule als deze niet waar is. Dan wordt het immers lastig om verhaal te halen bij de verkoper indien de koper is uitgegaan van een voertuig dat wel bruikbaar is. Het is aannemelijk dat tussen zakelijk handelende autohandelaren geen informatie op documenten wordt gezet die niet waar is. Indien de factuur iets zegt over de auto, was deze onbruikbaar op het moment van koop. Een voertuig dat onbruikbaar is, zal eerst in een staat moeten worden gebracht waarin het op de weg kan rijden alvorens de handelsinkoopwaarde voor de heffing van bpm kan worden vastgesteld.
Waardevermindering in verband met schade
5.3.1.
Belanghebbende beroept zich op het vertrouwen dat in de kennisgeving bij hem is gewekt. Hier is sprake van een expliciete standpuntbepaling, waarop de Inspecteur niet kan terugkomen. Ter zitting heeft de gemachtigde verklaard dat de Inspecteur in de kennisgeving akkoord is gegaan met de schade. De Inspecteur bestrijdt dit standpunt. Er is geen sprake van een toezegging of een expliciete standpuntbepaling.
5.3.2.
Het Hof verwerpt het beroep op het vertrouwensbeginsel. De Inspecteur is zonder enige toelichting bij het opleggen van de naheffingsaanslag uitgegaan van het bedrag aan door de taxateur van belanghebbende opgegeven schade, zonder een oordeel te geven over de juistheid daarvan. Het schadebedrag is slechts een gegeven in de berekening, meer niet. In de kennisgeving staat niet dat de Inspecteur de schade zou hebben “aanvaard”. Dat staat evenmin in de mededeling. Na beoordeling van het taxatierapport door DRZ is de Inspecteur gebleken dat belanghebbende van te hoge prijzen voor onderdelen is uitgegaan, namelijk voor onderdelen van een veel duurder merk. De berekening in het taxatierapport is in zoverre onjuist gebleken. Met de berekening in hoger beroep erkent belanghebbende in wezen ook dat hij een aanzienlijk te laag bedrag aan bpm op aangifte heeft voldaan. Anders dan de gemachtigde ter zitting desgevraagd heeft verklaard, concludeert hij primair niet tot vernietiging van de naheffingsaanslag maar tot vermindering tot € 6.037, terwijl hij op aangifte € 6.869 heeft voldaan. Onder deze omstandigheden komt belanghebbende geen beroep toe op gewekt vertrouwen.
5.4.1.
Belanghebbende stelt dat DRZ te weinig schade in aanmerking heeft genomen. Om te beginnen gaat de Inspecteur bij de calculatie uit van een nieuw model, terwijl de auto een oud model is. De Inspecteur gaat hierdoor uit van de verkeerde prijzen. Ook wijst belanghebbende op het ontbreken van originele velgen en banden, en op de te lage kosteninschatting voor de soft top, de grille, de motorkap, de voorbumper en de velgen. Ook heeft de Inspecteur te weinig tijd gerekend voor de vervanging van de stoelbekleding van de achterbank en de vervanging van het cabriodak. Tot slot voert belanghebbende aan dat DRZ niet deskundig is en dat de hertaxatie wordt uitgevoerd door personeel dat daartoe niet is opgeleid en niet bevoegd is. De Inspecteur voert aan dat hij bij de eigen berekening is uitgegaan van de juiste referentieauto. Het door DRZ gekozen type is in Nederland de best vergelijkbare referentieauto. De facturen die belanghebbende in hoger beroep heeft overgelegd, zien niet op de auto, behalve de facturen 5 en 6. Dit leidt niet tot een lagere handelsinkoopwaarde in beschadigde staat. De Inspecteur beroept zich in dit verband voor zover nodig op interne compensatie.
5.4.2.
Het Hof bespreekt om te beginnen het ter zitting ingenomen standpunt van belanghebbende dat DRZ niet deskundig zou zijn. Er is geen enkele aanleiding voor de, door belanghebbende ingenomen en overigens geenszins geconcretiseerde, conclusie dat sprake is van – naar het Hof begrijpt uit de verklaring van belanghebbende – ondeskundigheid, vooringenomenheid, schending van het zorgvuldigheidsbeginsel en misbruik van bevoegdheden. Bij aangiften bpm waarin gebruik wordt gemaakt van een individuele taxatie, kunnen de indieners worden uitgenodigd het voertuig op een van de locaties van DRZ (Soesterberg, Hoogeveen of Bleiswijk) te tonen. Op deze locaties kan een schouw onder optimale omstandigheden worden uitgevoerd, door middel van gekwalificeerd personeel van DRZ, goede verlichting en de beschikbaarheid van alle benodigde apparatuur en programmatuur. Niet gebleken is dat de Belastingdienst DRZ beïnvloedt of instrueert over de wijze van taxeren (vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 26 juni 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:5796 en Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 8 juni 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1818). Voorts staat het de Inspecteur vrij een deskundige naar zijn keuze in te schakelen.
5.4.3.
De bewijslast van enige waardevermindering rust op belanghebbende. Hij is daarin niet geslaagd. Het Hof kan geen verband leggen tussen de facturen van [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] enerzijds en de auto anderzijds. Als afnemer staat niet belanghebbende vermeld, de factuur bevat geen VIN en uit de omschrijving kan niet voor alle onderdelen worden afgeleid dat deze zien op een Jeep Wrangler. De verklaring die belanghebbende hierover heeft afgelegd is onvoldoende concreet. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat de auto als gevolg van het gebruik van lederen bekleding en de installatie van het zogeheten Voltron-pakket een upgrade heeft ondergaan. Het Hof kwalificeert dit niet als schade. Investeringen ter verbetering van een voertuig komen niet in mindering op de handelsinkoopwaarde, tenzij bij het vaststellen van de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat een referentievoertuig is gekozen dat deze verbeteringen heeft. Dat is gesteld noch gebleken. Dat de Inspecteur de facturen 5 en 6 accepteert, leidt niet tot een lagere handelsinkoopwaarde in beschadigde staat omdat, zoals de Inspecteur stelt, deze facturen geen betrekking hebben op schade. De Inspecteur heeft zich in dit verband voor zover nodig beroepen op interne compensatie. Voor zover nodig honoreert het Hof dit beroep van de Inspecteur.
5.4.4.
Ook het taxatierapport geeft geen aanleiding tot het in aanmerking nemen van extra schade. Het enkel opnoemen van prijzen van onderdelen in het taxatierapport is niet voldoende om een aftrek wegens schade te onderbouwen. Voor deze opsomming geldt dat, zoals de Inspecteur in navolging van DRZ al heeft vastgesteld, niet kan worden vastgesteld of die bij een Jeep hoort, laat staan bij welke uitvoering. Voor de volgens hem te lage berekening van arbeidsloon heeft belanghebbende helemaal geen bewijs ingebracht. Het Hof voegt hieraan toe dat uit de foto’s in het taxatierapport niet kan worden afgeleid dat de schade zo omvangrijk was, dat een aftrek tot de door belanghebbende bepleite omvang redelijk is. Zo valt uit de foto’s niet af te leiden dat bijvoorbeeld de bekleding van de achterbank dient te worden vervangen. Datzelfde geldt voor de overige onderdelen die belanghebbende noemt, zoals de velgen, de motorkap, de grille, de voorbumper en het cabriodak. Indien schade aan een bepaald onderdeel wordt opgevoerd, is het verstandig om daarvan een goede en duidelijke foto te maken. Dit heeft de taxateur van belanghebbende nagelaten. Er bestaat dan ook geen aanleiding om de door de taxateur van belanghebbende gemaakte schadeberekening te volgen. Opmerkelijk is dat, terwijl belanghebbende heeft erkend dat de schadecalculatie is gebaseerd op een duurder merk, in hoger beroep tot exact hetzelfde bedrag aan schade wordt geconcludeerd, maar dan wel gebaseerd op een Jeep. Kennelijk zijn hierbij posten in aanmerking genomen die de taxateur niet in zijn calculatie heeft meegenomen. Gelet op het voorgaande is eerder te veel dan te weinig schade in aanmerking genomen.
5.4.5.
Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de schade voor meer dan 72% in aanmerking moet worden genomen. Het betreft een voertuig van ruim één jaar oud met bijna 22.000 kilometer op de teller. Een dergelijke gebruikte auto hoeft niet in nieuwstaat te worden teruggebracht, omdat daarmee sporen van normaal gebruik verdwijnen.
5.4.6.
Al met al concludeert het Hof dat de naheffingsaanslag eerder te laag dan te hoog is opgelegd. Het Hof ziet geen aanleiding om de naheffingsaanslag te verminderen.
Slotsom
5.5.
Het hoger beroep is ongegrond.

Proceskosten

6. Het Hof ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door A. van Dongen, in tegenwoordigheid van de griffier T.S.K.L. Tjon. De beslissing is op 11 juli 2024 in het openbaar uitgesproken.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op:
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.