In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 maart 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [X] B.V. tegen de afwijzing van een beroep op betalingsonmacht inzake griffierecht. De belanghebbende had een beroep gedaan op betalingsonmacht omdat zij zonder inkomsten zou zijn komen te zitten na het intrekken van haar vergunning door de Autoriteit Financiële Markten. Het Hof heeft vastgesteld dat er geen gegevens zijn overgelegd die betrekking hebben op de periode waarover de hoogte van het inkomen en vermogen van belanghebbende en haar directeur-grootaandeelhouder is beoordeeld. De gemachtigde van belanghebbende heeft op 23 maart 2023 een beroep op betalingsonmacht gedaan, maar de griffier heeft op 12 april 2023 het beroep afgewezen omdat niet voldaan was aan het verzoek om aanvullende gegevens. Het Hof heeft het verzet ongegrond verklaard, omdat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet in staat was het griffierecht te betalen. De uitspraak van het Hof bevestigt dat het hoger beroep terecht niet-ontvankelijk is verklaard, omdat het verschuldigde griffierecht niet is betaald binnen de gestelde termijn. De proceskosten zijn niet toegewezen.