2.5.Bij e-mail van 3 juni 2022 is belanghebbende in de gelegenheid gesteld om de tijdens de hoorzitting gestelde nadere vragen door te nemen. Van die mogelijkheid heeft belanghebbende geen gebruik gemaakt. De taxateur van de gemeente heeft op 7 juni 2022 aan belanghebbende met een voorbeeld in het systeem laten zien hoe de indexering per afzonderlijk verkoopcijfer tot stand komt.
Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Heffingsambtenaar als verweerder:
“
Gegevensverstrekking bezwaarfase
4. Eiseres stelt dat artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ is geschonden. Uit de pleitnota van eiseres blijkt dat niet langer in geschil is dat de KOUDV- en liggingsfactoren in de bezwaarfase aan eiseres zijn toegezonden. Blijkens het hoorverslag is verder ook verzocht om de hierna genoemde gegevens met betrekking tot zowel de woning als de vergelijkingsobjecten. Het beroep op de schending van artikel 40, tweede lid, van de wet WOZ heeft, gelet op het verslag van de hoorzitting, dus nog enkel betrekking op de volgende informatie:
- inzicht in de manier waarop en de percentages waarmee gecorrigeerd wordt bij afwijking van een gemiddelde KOUDV- en liggingswaardering;
- inzicht in de gehanteerde grondstaffel;
- een controleerbare onderbouwing van de primaire grondprijs per m² van de gehanteerde grondstaffel(s);
- inzicht in (de onderbouwing van) het gebruikte indexeringspercentage (zowel voor als na de geldende waardepeildatum); en
- inzicht in (de onderbouwing van) de waardering van de bijgebouwen.
5. Verweerder heeft aangevoerd dat artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ niet is geschonden. Volgens verweerder is het met het taxatieverslag, de KOUDV- en liggingsfactoren en de grondstaffels voldoende mogelijk voor eiseres om een inschatting van de waarde te maken. Ook heeft verweerder toegelicht dat de taxateur op 7 juni 2022 aan de gemachtigde heeft laten zien op welke wijze de indexering tot stand komt. Daarbij heeft verweerder uitgelegd dat voor de bepaling van het indexeringspercentage transactiegegevens van verkopen worden gebruikt. Deze transactiegegevens ontvangt verweerder van het Kadaster en het is verweerder op grond van de overeenkomst met het Kadaster niet toegestaan om deze transactiegegevens in bulk aan derden te verstrekken.
6. De rechtbank is van oordeel dat artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ niet is geschonden en overweegt daartoe als volgt. Blijkens de gedingstukken heeft een medewerker van [naam] , waar de gemachtigde van eiseres ook werkzaam is, op 8 juni 2022 diverse grondstaffels van verweerder ontvangen, waaronder de grondstaffels van de [gemeente] . Verweerder heeft vervolgens per e-mail van 12 juli 2022 nog een toelichting gegeven op die grondstaffels. Deze e-mail behoort tot de gedingstukken. Aldus is ter zake van de grondstaffels geen sprake van schending van artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ. De overige informatie betreft enkel informatie over het standpunt van verweerder over de cijfermatige invloed van verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten op de waarde van de woning. Het betreft dus geen gegevens die betrekking hebben op de woning zelf, noch transactiegegevens of kenmerken van de vergelijkingsobjecten. Waarderen is geen exacte wetenschap en het beoordelen van de juistheid van de waarde gaat niet over de vraag of de samenstellende onderdelen van het object op de juiste bedragen zijn vastgesteld of het vaststellen van de juiste bedragen van verschillen in KOUDV-factoren, maar om de beoordeling van de WOZ-waarde als geheel.[1] De gemachtigde kon met de verstrekte KOUDV- en liggingsfactoren en de grondstaffels van de woning en van de vergelijkingsobjecten de waarde van de woning en de waardering door verweerder (op basis van vergelijking met woningen) voldoende beoordelen. Daarnaast wordt de gevraagde informatie niet genoemd in artikel 6 van het Uitvoeringsbesluit onderbouwing en uitvoering waardebepaling Wet waardering onroerende zaken en de bij de Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet Waardering onroerende zaken horende bijlage 4 en ook niet in de Waarderingsinstructie jaarlijkse waardevaststelling. Ook hierin ziet de rechtbank een aanwijzing dat deze informatie niet onder de reikwijdte van artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ valt. Tot slot wijst de rechtbank erop dat als verweerder (voor zover mogelijk) zou worden verplicht om integraal aan een gestandaardiseerd uitgebreid informatieverzoek als het onderhavige te voldoen, dit een onevenredig grote druk op de organisatie van de heffingsambtenaar legt. Terwijl het daarbij nog maar de vraag is waartoe het verzoek dient en wanneer volgens de gemachtigde sprake is van een voldoende onderbouwing of voldoende inzicht in de waardering, gelet op zijn proceshouding. Voor zover in het onderhavige geval wel sprake zou zijn van schending van artikel 40 van de Wet WOZ dan ziet de rechtbank, gelet op al het voorgaande, hierin geen aanleiding om een proceskostenvergoeding toe te kennen.[2]
7. Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde van de woning bepaald op de waarde die aan de woning dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Deze waarde is naar de bedoeling van de wetgever "de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding" (Kamerstukken II 1992/93, 22 885, nr. 3, blz. 44).
8. Verweerder dient aannemelijk te maken dat hij de waarde van de woning niet op een te hoog bedrag heeft gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder, gelet op de door hem overgelegde matrix en hetgeen hij overigens heeft aangevoerd, hierin geslaagd. Naar volgt uit de matrix is de waarde van de woning bepaald met behulp van een methode van systematische vergelijking met vergelijkbare woningen. De rechtbank acht, gezien de objectkenmerken van de verschillende objecten zoals weergegeven in de matrix, de vergelijkingsobjecten goed, althans in ieder geval voldoende bruikbaar. Met de matrix maakt verweerder aannemelijk dat bij de herleiding van de aan de woning toegekende waarde uit de bij de verkoop van de in de matrix genoemde vergelijkingsobjecten behaalde verkoopprijzen, in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de woning. De rechtbank heeft daarbij, ook niet naar aanleiding van alles wat eiseres in dit verband heeft aangevoerd of overgelegd - afgezet tegen wat verweerder daartegenover heeft aangevoerd en overgelegd -, geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de door verweerder aan de woning en de vergelijkingsobjecten toegekende objectkenmerken dan wel de aan die objectkenmerken toegekende VLOK-codes en de wijze waarop aan de hand daarvan de waarde is herleid. De rechtbank acht daarmee aannemelijk gemaakt dat de door verweerder bepleite waarde niet te hoog is. Bij het voorgaande neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat het waarderen van onroerende zaken geen exacte wetenschap is en dat niet is vereist dat de WOZ-waarde van de woning wiskundig wordt bewezen door verweerder.[3]
9. Hetgeen eiseres verder heeft aangevoerd, doet aan het hier boven gegeven oordeel niet af. Uit de matrix blijkt hoe de onderlinge verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten zijn gecorrigeerd en welke waarden aan de verschillende objectonderdelen zijn toegekend. Verder heeft te gelden dat niet de afzonderlijke elementen van de taxatieopbouw, maar de eindwaarde ter toetsing voorligt en die eindwaarde is, zoals hiervoor is overwogen, niet op een te hoog bedrag vastgesteld. Bovendien wordt in de overgelegde toelichting op de matrix duidelijk uiteengezet hoe de matrix gelezen moet worden en hoe uit de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten de WOZ-waarde van de woning van eiseres wordt afgeleid. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat de in de matrix gehanteerde indexeringspercentages niet bruikbaar zouden zijn voor de waardebepaling. Verweerder heeft daartoe een bolletjesgrafiek overgelegd. Uit de toelichting bij de bolletjesgrafiek volgt dat verweerder bij het indexeren gebruik maakt van alle verkoopcijfers in de betreffende gemeente van alle woningen van hetzelfde type over een periode van drie jaar voor de waardepeildatum en één jaar na de waardepeildatum. Ieder bolletje in de grafiek geeft een verkoopcijfer weer. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de bolletjesgrafiek, de daarbij gegeven toelichting en de in de matrix weergegeven indexeringspercentages, de indexering voldoende inzichtelijk heeft gemaakt.[4] Eiseres heeft bovendien ook zelf niet onderbouwd dat de door verweerder toegepaste indexeringspercentages onjuist zouden zijn.
10. Eiseres heeft verder nog gesteld dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de ligging van de woning nabij een meubelwinkel. Uit de door verweerder ingebrachte luchtfoto’s valt op te maken dat aan de achterzijde van de woning een groot grasveld ligt en dat naast dit grasveld een meubelwinkel ligt en dat de vergelijkingsobjecten midden in een woonwijk liggen. Verweerder heeft met de luchtfoto’s aannemelijk gemaakt dat hij terecht, net als bij de vergelijkingsobjecten, van een gemiddelde ligging van de woning is uitgegaan.
11. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de waarde van de woning alsmede de daarop gebaseerde aanslag niet te hoog zijn vastgesteld en is het beroep ongegrond verklaard.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.