Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 8 mei 2024
[X] te [Z] , belanghebbende,
Procesverloop
Feiten
€ 166.000. Het taxatieverslag bevat onder meer de volgende gegevens:
Oordeel van de Rechtbank
Beoordeling van het geschil
Verweerder dient aannemelijk te maken dat hij de waarde van de onroerende zaak niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. De beantwoording van de vraag of verweerder aan deze bewijslast heeft voldaan, hangt mede af van wat eiser heeft aangevoerd. De rechtbank stelt vast dat partijen het erover eens zijn dat de waarde van de onroerende zaak met behulp van de huurwaardekapitalisatiemethode dient te worden bepaald. Verweerder heeft de huurwaarde van de onroerende zaak vastgesteld op een huurwaarde van € 10.858 (€ 89 per m2) voor het restaurant, een huurwaarde van € 2.492 (€ 89 per m2) voor de keuken, een huurwaarde van € 2.937 (€ 89 per m2) voor het ene magazijn en een huurwaarde van € 3.150 (€ 50 per m2) voor het andere magazijn. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat de twee magazijnen een verschillende huurwaarde per m2 hebben omdat het magazijn met een huurwaarde van € 50 per m2 op een andere verdieping is gelegen. Het magazijn waar een huurwaarde van € 89 per m2 aan is toegekend, is op de begane grond gesitueerd en die ruimte kan door middel van het weghalen van een de afscheiding bij het restaurant worden betrokken. Het betreft dus een vrij indeelbare ruimte. Om die reden is hier dezelfde huurwaarde per m2 aan toegekend als aan het restaurant. De rechtbank acht deze verklaring van verweerder aannemelijk. Ter onderbouwing van de huurwaarden heeft verweerder een drietal verhuurtransacties opgenomen, te weten [adres 2] met een huurwaarde van € 126 per m2, [adres 3] met een huurwaarde van € 189 per m2 en [adres 4] met een huurwaarde van € 187 per m2. Deze gegevens dienen ter onderbouwing van de vastgestelde huurwaarde van het onroerend goed. Gelet op de toelichting van verweerder op de vastgestelde huurwaarde van de onroerende zaak en die van de vergelijkingsobjecten is naar het oordeel van de rechtbank voldoende rekening gehouden met de verschillen tussen de verschillende objecten. Hiermee maakt verweerder aannemelijk dat de huurwaarde van de onroerende zaak niet te hoog is vastgesteld.
- [adres 5] met een verkoopprijs van € 759.200 op 2 oktober 2018, een bruto vloeroppervlak van 323 m2, een huurwaarde van € 73.621 (€ 2.350 per m2), resulterend in een afgeleide kapitalisatiefactor van 10,3;
- [adres 6] met een verkoopprijs van € 577.500 op 2 juli 2018, een bruto vloeroppervlak van 205 m2, een huurwaarde van € 30.663 (€ 2.817 per m2), resulterend in een afgeleide kapitalisatiefactor van 18,8.
Wat eiser heeft aangevoerd, doet aan het hier boven gegeven oordeel niet af.
Naast het verhandelde ter zitting heeft eiser in haar beroepschrift verder bijna uitsluitend algemene en niet concreet op de onroerende zaak zelf betrekking hebbende aspecten genoemd, onder meer dat onvoldoende rekening is gehouden met de onderhoudssituatie, de aanwezige verpaupering/verloedering, het rompslomp forfait en de waardehausse van de afgelopen tijden. Eiser heeft niet aangegeven – als een en ander al aan de orde zou zijn – welke invloed deze aspecten hebben op de waardebepaling van de onroerende zaak. De rechtbank gaat daarom aan deze stellingen voorbij.
Gelet op wat hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de waarde van de onroerende zaak alsmede de daarop gebaseerde aanslag niet te hoog is vastgesteld en dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen
Beoordeling van het hoger beroep
Proceskosten en griffierecht
Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissing ter zake van de vergoeding van immateriële schade;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- wijzigt de beschikking aldus dat de waarde wordt vastgesteld op € 160.000;
- vermindert de aanslagen dienovereenkomstig;
- veroordeelt de Heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 4.120; en
- gelast de Heffingsambtenaar belanghebbende een bedrag van € 186 aan griffierecht te vergoeden.