Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : C/09/642549 / HA ZA 23-145
1.[verweerder 1],
[verweerder 2],
[verweerder 3],
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om de vraag of de rechtbank terecht een incidentele vordering tot voeging heeft afgewezen op de grond dat deze pas na de conclusie van antwoord en daarmee te laat was ingesteld. De zaak betreft een koopovereenkomst van een boerderij die in 2009 is gesloten tussen [verweerder 3] en [appellant]. In 2022 blijkt dat er erfdienstbaarheden zijn gevestigd op de percelen van de boerderij, waarover niet is geïnformeerd in de koopovereenkomst. [Verweerder 3] dagvaardt vervolgens [verweerder 2] en [verweerder 1] voor schadevergoeding. Na een aantal processtappen, waaronder een conclusie van antwoord van [verweerder 2] en een incidentele conclusie van [verweerder 1], stelt [appellant] op 1 november 2023 een incidentele conclusie tot voeging en tussenkomst in. De rechtbank wijst deze vordering af, omdat deze te laat is ingediend. [Appellant] gaat in hoger beroep tegen deze afwijzing. Het hof oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de vordering tot voeging te laat was, omdat deze na de laatste conclusie in de hoofdzaak is ingesteld. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep.