ECLI:NL:GHDHA:2025:1150

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
200.309.001/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over frames voor scheepslieren en de gevolgen van tekortkomingen in de uitvoering van de overeenkomst

In deze zaak gaat het om een geschil tussen R.D.E. B.V. en King Metaal Machinefabriek B.V. over de levering van frames voor scheepslieren. R.D.E. had in 2015 een opdracht gegeven aan King Metaal voor het vervaardigen van twaalf frames, maar na levering ontstond er onenigheid over de kwaliteit van de geleverde frames. R.D.E. stelde dat de frames niet overeenkwamen met de verstrekte tekeningen en heeft de overeenkomst gedeeltelijk buitengerechtelijk ontbonden. King Metaal vorderde betaling voor de frames en meerwerk, terwijl R.D.E. een verklaring voor recht vorderde dat de ontbinding terecht was.

De rechtbank heeft in eerste aanleg de vorderingen van King Metaal grotendeels toegewezen, maar R.D.E. ging in hoger beroep. Het hof heeft de grieven van R.D.E. in principaal appel gedeeltelijk toegewezen en geoordeeld dat de tekortkomingen in de uitvoering van de overeenkomst zodanig waren dat deze de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigden. Het hof heeft vastgesteld dat de frames niet geheel volgens de tekeningen waren vervaardigd en dat dit voor rekening van King Metaal kwam. De vorderingen van King Metaal tot betaling van de niet afgenomen frames zijn afgewezen, terwijl R.D.E. werd veroordeeld tot betaling van een bedrag aan King Metaal voor de frames die zij wel had afgenomen. De kosten van de deskundigenrapporten werden gecompenseerd, waarbij King Metaal een deel van de kosten moest vergoeden aan R.D.E.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.309.001/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/483347/HA ZA 15-881
Arrest van 24 juni 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
R.D.E. B.V.(voorheen genaamd Ridderinkhof B.V.),
gevestigd te Hardinxveld-Giessendam,
appellante in het principaal hoger beroep, geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: R.D.E.,
advocaat: mr. H.W. ten Katen te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
King Metaal Machinefabriek B.V.,
gevestigd te Franeker,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep, appellante in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: King Metaal,
advocaat: mr. P. van Bommel te Franeker.

1.De zaak in het kort

1.1
King Metaal ontwikkelt, produceert en levert metaaltoepassingen, waaronder machineonderdelen en plaatwerk. R.D.E. heeft in begin 2015 aan King Metaal een offerte gevraagd voor het vervaardigen van twaalf frames (zes lierframes en zes onderframes). Deze frames waren bestemd voor zes scheepslieren. Hierop heeft King Metaal aan R.D.E. een offerte uitgebracht, waarna partijen een prijs van € 140.000,00 (exclusief btw) zijn overeengekomen met levering in week 14 van 2015. Na levering is een discussie ontstaan over de kwaliteit van de geleverde frames, meer in het bijzonder of deze wel overeenkwamen met de door R.D.E. verstrekte tekeningen. Uiteindelijk zijn vijf frames geaccepteerd door R.D.E. en zeven niet. R.D.E. heeft voor deze vijf frames betaald, maar niet voor het daaraan volgens King Metaal geleverde meerwerk
.R.D.E heeft de overeenkomst buitengerechtelijk (gedeeltelijk) ontbonden. King Metaal heeft betaling gevorderd van de hier bedoelde zeven frames én al het meerwerk. R.D.E. heeft een verklaring voor recht gevorderd dat terecht is overgegaan tot buitengerechtelijke ontbinding en verder vordert zij een schadevergoeding.
1.2
Na een uitvoerige discussie, waarbij de rechtbank een getuigenverhoor heeft gelast en tot drie keer toe deskundigen heeft benoemd, heeft de rechtbank de vorderingen van King Metaal goeddeels toegewezen (met uitzondering van het meerwerk). De tegenvorderingen van R.D.E. zijn afgewezen.

2.Procesverloop in hoger beroep

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 14 februari 2022, waarmee R.D.E. in hoger beroep is gekomen van zes vonnissen van de rechtbank Rotterdam van 23 maart 2016, 8 maart 2017, 17 oktober 2018, 3 juli 2019, 15 juli 2020 en 17 november 2021;
  • het arrest van dit hof van 21 juni 2022, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 3 oktober 2022;
  • de memorie van grieven van R.D.E., met bijlagen;
  • de memorie van antwoord van King Metaal, tevens voorwaardelijke memorie van grieven in incidenteel beroep, met bijlagen;
  • de voorwaardelijke memorie van antwoord van R.D.E. tevens akte;
  • de antwoordakte van King Metaal;
  • de antwoordakte van R.D.E.

3.Feitelijke achtergrond

De door de rechtbank in het tussenvonnis van 23 maart 2016 in de r.o. 2.1 tot en met 2.18 vastgestelde feiten zijn door partijen niet bestreden, zodat ook het hof hiervan zal uitgaan. Voor de korte samenvatting verwijst het hof naar hetgeen hiervoor in r.o. 1.1 is vermeld onder het kopje “de zaak in het kort”.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
King Metaal heeft R.D.E. gedagvaard en gevorderd dat, samengevat, R.D.E. haar een bedrag betaalt van € 93.187,65 als restant van de overeengekomen prijs voor de vervaardigde frames en de wettelijke handelsrente daarover, een bedrag van € 32.282,80 voor meerwerk en een bedrag van € 2.178,00 voor transportkosten en € 2.796,97 aan incassokosten. Ten slotte heeft zij gevorderd R.D.E. te veroordelen om de bij King Metaal zeven gereedstaande frames af te nemen binnen een week, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
4.2
R.D.E. heeft op haar beurt gevorderd (in reconventie) om voor recht te verklaren dat zij de overeenkomst tussen partijen terecht (deels) buitengerechtelijk heeft ontbonden bij e-mail van 10 juni 2015, dan wel om deze alsnog in rechte te ontbinden, de vordering van R.D.E. op King Metaal als gevolg van de wanprestatie van King Metaal te begroten op € 16.532,99 en toe te staan dat R.D.E. deze vordering verrekent en daarbij King Metaal te veroordelen tot betaling van een restant schadevergoeding van € 1.369,36, dan wel (als verrekening niet wordt toegestaan), King Metaal te veroordelen tot betaling van € 16.532,99. Ook vordert R.D.E. veroordeling van King Metaal tot betaling van incassokosten van € 1.500,00 althans € 940,33.
4.3
De rechtbank heeft de vorderingen van King Metaal deels toegewezen, aldus dat R.D.E. is veroordeeld om aan King Metaal te betalen een bedrag van € 94.894,53, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over het bedrag van € 93.187,65, telkens vanaf dertig dagen na de betreffende factuur tot de dag van volledige betaling. Verder is R.D.E. veroordeeld om binnen een maand na betekening van het vonnis de zeven resterende frames af te nemen door deze op te halen van het terrein van King Metaal. Ten slotte is R.D.E. veroordeeld tot betaling van de beslagkosten, begroot op € 1.470,98. De proceskosten in conventie zijn gecompenseerd. De tegenvorderingen van R.D.E. zijn afgewezen en daarvoor is R.D.E. in de proceskosten veroordeeld. De - voor dit hoger beroep meest relevante - overwegingen van de rechtbank zijn te vinden in r.o. 2.11 en 2.14 van het eindvonnis van 17 november 2021, die als volgt luiden:
“2.11. Uit het rapport van Medir kan worden afgeleid dat de resterende zeven frames niet
overeenkomen met de hiervoor vermelde tekeningen. Medir concludeert in haar rapport
immers dat van elk van de zeven frames een aantal maten buiten de toleranties valt. Medir
concludeert ook dat de parallelliteit (in hoogte) tussen de boringen onderling meestal binnen
de tolerantie valt, maar dat de boringen ten opzichte van de onderkant van de frames een
grotere afwijking hebben (zie 2.5). Aldus kan worden vastgesteld dat deze frames niet aan
de overeenkomst tussen partijen voldoen, zodat sprake is van een tekortkoming in de
nakoming aan de zijde van King Metaal.
(…)
2.14.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt de onder 2.11 vermelde
tekortkoming de ontbinding van de overeenkomst niet. Zoals eerder reeds is overwogen
dienden de frames te worden vervaardigd overeenkomstig de door RDE aan King Metaal
verschafte tekeningen. Uit het deskundigenrapport van TWD volgt echter dat deze
tekeningen gebrekkig waren. TWD verklaart immers — kort gezegd — dat een aantal
belangrijke constructievoorwaarden niet duidelijk op de tekening staan en dat de tekeningen
daarnaast eisen vermelden, die zinloos complicerend, duur of zelf niet praktisch haalbaar
lijken te zijn. Door deze gebrekkige tekeningen waren de frames ook niet "fit for purpose"
geweest, als deze wel conform de tekeningen waren gefabriceerd (zie 2.6). Het verweer van
RDE dat "fit for purpose" niet de norm is om aan de overeenkomst te voldoen en dat ook
onduidelijk is wat deze norm inhoudt, treft geen doel. Vaststaat immers dat RDE de frames
heeft besteld als onderdelen voor scheepslieren. Dit maakt dat zolang de frames niet "fit for
purpose" zijn, de frames voor RDE niet bruikbaar zijn en alsdan niet beantwoorden aan het
doel /het door partijen met de overeenkomst beoogde resultaat. Nu dit voor een belangrijk
deel te wijten is aan de gebrekkige tekeningen verschaft door RDE, dient dit -voor haar
rekening en risico te komen”.

5.De vorderingen in hoger beroep.

5.1
R.D.E. is in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens is met het eindvonnis. Zij heeft verschillende in elkaars verlengde liggende grieven tegen dat vonnis aangevoerd. R.D.E. vordert hetzelfde als bij de rechtbank (in reconventie) en eist daarbij dat het hof de vorderingen van King Metaal (in conventie) alsnog volledig afwijst. Kort gezegd zien de bezwaren van R.D.E. op het volgende: de rechtbank heeft ten onrechte haar beroep op de gedeeltelijke (buitengerechtelijke) ontbinding van de overeenkomst met King Metaal afgewezen. Immers, King Metaal heeft zich bij de vervaardiging van de zeven niet afgenomen frames van scheepslieren niet gehouden aan de daartoe door R.D.E. aangereikte tekeningen, zodat zij niet overeenkomstig de opdracht heeft gewerkt en geleverd.
5.2
King Metaal eist in incidenteel hoger beroep, voor zover voorwaardelijk ingesteld, alsnog integrale toewijzing van haar vorderingen. Verder heeft zij haar vordering vermeerderd/haar eis gewijzigd, aldus dat R.D.E. haar een bedrag betaalt van € 47.510,00 waarvan een bedrag van € 40.500,00 voor opslagkosten en de btw daarover en de rest aan extra arbeidsuren. De vermeerdering van eis is (voornamelijk) gestoeld op de omstandigheid dat King Metaal tot eind februari 2022 de frames heeft moeten opslaan in haar loods, omdat R.D.E. weigerde deze af te nemen.

6.Beoordeling in hoger beroep

De omvang van het hoger beroep
6.1
Het hof heeft allereerst de grieven in het principaal beroep bezien en daaruit valt de conclusie te trekken dat deze zich uitsluitend richten tegen het eindvonnis van de rechtbank van 17 november 2021. Het beroep tegen de overige vonnissen is daarom niet ontvankelijk. De grieven richten zich op het oordeel van de rechtbank dat er weliswaar sprake is van een tekortkoming in de uitvoering van de opdracht, omdat de frames van de scheepslieren niet geheel zijn vervaardigd overeenkomstig de destijds door R.D.E. aangeleverde tekeningen, maar dat deze tekortkomingen mede zijn veroorzaakt door onvolkomenheden/onduidelijkheden in die tekeningen en dat deze omstandigheid voor rekening en risico van R.D.E. dient te komen. De grieven in het incidenteel appel zijn ingesteld onder de voorwaarde dat (een van) de grieven in het principaal appel (slaagt) slagen. Dit met uitzondering van de als grief 4 aangeduide vermeerdering van eis, die, zo begrijpt het hof, niet valt onder deze voorwaarde.
De verdere beoordeling van de grieven: ontbinding gerechtvaardigd?
6.2.1
Wanneer het hof de grieven van R.D.E. goed begrijpt, dan wordt daarbij in de kern de stelling betrokken dat nu de door King Metaal aangeleverde frames niet geheel conform de door R.D.E. verstrekte tekeningen zijn vervaardigd, King Metaal zich niet heeft gehouden aan de verstrekte opdracht en dat dit een zodanige tekortkoming is dat deze de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigde. R.D.E. stelt daarbij dat uit de van toepassing zijnde NEN-normen volgt dat afwijking van specifiek getolereerde maten afkeuring van het werk rechtvaardigt en dat alleen bij algemeen getolereerde maten wordt getoetst of het product niettemin ‘fit for purpose’ (of in het Nederlands: doelgeschikt) is, in welk geval geen automatische afkeuring volgt. Omdat het eerste het geval is, en King Metaal weigerde dit te erkennen en te verhelpen, heeft R.D.E. de overeenkomst kunnen ontbinden. Vanuit dat standpunt vindt R.D.E. niet relevant of de frames ‘fit for purpose’ waren.
6.2.2
Het hof stelt verder vast dat aan de buitengerechtelijke ontbinding via een e-mail van 10 juni 2015 van R.D.E. aan King Metaal (productie 18 bij CvA in conventie) ook ten grondslag is gelegd dat de frames te laat waren geleverd. Hierover is door de rechtbank in haar tussenvonnis van 23 maart 2016 het volgende geoordeeld:
(r.o. 4.10) “Tussen partijen is niet in geschil dat zij aanvankelijk waren overeengekomen dat de frames in week 14 van 2015 zouden worden geleverd. Blijkens het onder 2.4 genoemde
overzicht is de levering van een deel van de frames naderhand verschoven. Gesteld noch
gebleken is dat Ridderinkhof hiertegen bezwaar heeft gemaakt. Evenmin is gesteld of
gebleken dat Ridderinkhof heeft geprotesteerd tegen het, nadere, bij e-mail van 15 april 2015 door King Metaal toegezonden leverschema (zie 2.9). Blijkens de e-mails tussen partijen in de periode mei 2015 (zie 2.10, 2.1 1, 2.12 en 2.13) waren partijen ten tijde van het laatstgenoemde leverschema al in discussie over betaling van facturen, het in verband
daarmee opschorten van de levering van de resterende frames, de kwaliteit van de frames,
de reden van het nadere leverschema en het door King Metaal gestelde meerwerk. Onder die
omstandigheden is, anders dan Ridderinkhof stelt, naar het oordeel van de rechtbank
ontbinding van de overeenkomst tussen partijen enkel vanwege overschrijding van
bovengenoemde afleverschema's niet gerechtvaardigd.”.
Uit de memorie van grieven leidt het hof verder af dat, hoewel niet afzonderlijk tegen dit oordeel van de rechtbank wordt gegriefd, R.D.E. haar standpunt dat ook deze grond (al dan niet tezamen met de andere verwijten) een ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigde, herhaalt. De nadruk ligt voor R.D.E. echter op de afwijking van de tekeningen als grond voor de partiële ontbinding van de overeenkomst.
6.2.3
De rechtbank heeft in haar overwegingen als hiervoor geciteerd onder r.o. 4.3 geoordeeld dat sprake is van een tekortkoming, maar dat deze de ontbinding niet rechtvaardigt. In dat verband (rechtvaardigt de tekortkoming de ontbinding?) heeft de rechtbank van belang geacht of de geconstateerde afwijkingen ook afdeden aan de doelgeschiktheid van de frames als basis voor scheepslieren. Zij ontleent daarbij kennelijk aan de rapporten van de door haar benoemde deskundigen Medir en TWD dat de door R.D.E. aangeleverde tekeningen gebreken vertonen en dat als gevolg daarvan de frames ook niet ‘fit for purpose’ waren geweest, indien deze wel geheel volgens tekening, binnen de aangeven toleranties, zouden zijn gemaakt. Omdat, volgens rechtbank, het voor een belangrijk deel aan R.D.E. zelf is te wijten dat de frames (nog) niet bruikbaar zijn, komt R.D.E. geen beroep toe op een ontbinding van de overeenkomst.
6.2.4
Het hof overweegt als volgt. In deze zaak, waarin partijen uitvoerig hebben gedebatteerd over kwesties met een hoog technisch gehalte, heeft de rechtbank (omdat de beschikbare (partij)rapporten) geen uitsluitsel gaven, deskundigen benoemd voor de beantwoording van een aantal vragen: Medir en (aanvullend) TWD. Het rapport van een eerder benoemde deskundige, OSA (Leeuwenburg) heeft de rechtbank als onbruikbaar terzijde gelegd.
6.2.5
Voorafgaand aan de metingen door Medir zijn er op aangeven van de rechtbank de volgende vragen gesteld:
1. Komen de resterende frames overeen met de door King Metaal als productie 18 overgelegde tekeningen, waarbij de afmetingen van de frames, de genormeerde maten en ook de genormeerde parallelliteit dienen te worden gecontroleerd?
2. Zo nee, bij welke metingen zijn afwijkingen gevonden en hoe groot zijn deze?
3. Maakt het voor de uitkomst van de metingen uit of de frames op een al dan niet vlakke vloer hebben gelegen?
4. Als de frames niet overeenkomen met de tekeningen, kan dit hersteld worden?
5. Wat zijn de kosten die gepaard gaan met herstel?
6. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
Hierop heeft Medir in haar deskundigenrapport als volgt geantwoord
:
Ad 1. Nee.
Ad 2. Van elk van de zeven frames vallen een aantal maten binnen de tolerantie en een aantal maten niet. De grootte van de afwijkingen variëren tussen 0,1 en 24,0 mm. De parallelliteit (in hoogte) tussen de boringen onderling valt meestal binnen de tolerantie. Echter hebben de boringen ten op zichten van de onderkant van de frames een grotere afwijking. Dit komt voornamelijk doordat de onderzijde van de frames niet machinaal is bewerkt. De parallelliteit van de boringen in bovenaanzicht (X Y-vlak) staat niet genormeerd op de tekeningen. Uit de ISO-norm volgt echter dat bij een afmeting van 3280 mm een maximale afwijking toegestaan is van ± 3 mm. Bij alle zeven frames vallen meerdere grote afmetingen buiten de tolerantie.
Ad 3. Ja. Om deze fout te elimineren zijn de zeven frames zijn twee dagen voor de meting opgesteld in de hal zoals van te voren geëist. Alle zeven frames stonden op in hoogte verstelbare potjes. Uit de meting bij die potjes is gebleken dat de grootste afwijking ten opzichte van het best-passende vlak door die punten ±0.3 mm
bedroeg. Er is geen aanleiding aan te nemen dat er vervormingen opgetreden zijn in de frames ten gevolge van de opstelling zoals hierboven beschreven.
Ad 4. In principe kunnen alle frames hersteld worden.
Ad 5. Wij stellen voor om de bevindingen van de andere deskundige af te wachten die kan bepalen welke gevolgen de afwijkingen hebben. Een gerichtere prijsopgave kan dan worden gedaan en maken een eventueel herstel niet onnodige kostbaar.
Ad 6. Voor constructiedelen die in een later stadium op elkaar dienen te passen is het merkwaardig dat juist die maatvoering niet getolereerd op tekening staan. Vooral het feit dat de frames (de geometrie bij/van de boringen ten opzichte van elkaar) niet rechthoekig zijn zal de verdere montage van de frames belemmeren.
6.2.6
Hoewel King Metaal de nodige detailkritiek heeft geuit op de uitkomst van de metingen van Medir, valt niet te ontkennen dat een aantal toleranties zoals opgenomen in of voortvloeiend uit de door R.D.E. verstrekte tekeningen uiteindelijk in het maakwerk door King Metaal zijn overschreden. Daarbij gaat het om zowel specifiek als algemeen getolereerde maten. King Metaal heeft dat, in reactie op de verwijten van R.D.E. en op eerdere rapporten, nog wel bestreden maar gelet op de inhoud van het rapport van Medir is het hof net als de rechtbank van oordeel dat bij de zeven door Medir onderzochte frames sprake is van een tekortkoming. Daarbij neemt het hof - als door King Metaal onvoldoende bestreden - aan dat partijen zich contractueel hebben gebonden aan de norm dat overschrijding van specifieke toleranties een grond is voor afkeuring van het werk en de producent (King Metaal) tot herstel verplichtte. Omdat alleen een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op ontbinding is de vraag dan nog of - en daar ligt het zwaartepunt van het partijdebat in hoger beroep - de tekortkoming, gelet op alle omstandigheden van het geval, de ontbinding rechtvaardigt. De stelplicht en de bewijslast dat dit niet zo is liggen bij King Metaal.
6.2.7
King Metaal is zich gaandeweg in de procedure (ook) op het standpunt gaan stellen dat in ieder geval de frames - wat er verder van zij van de afwijkingen van de opgegeven maten - wel voldoende functioneel waren en dat de ontbinding (ook) daarom niet is gerechtvaardigd. King Metaal betoogt dat deze functionaliteit valt af te leiden uit het rapport van Medir, maar dat kan het hof daarin niet lezen en dat staat er ook niet met zoveel woorden in. Medir heeft bij enkele frames getest of deze op elkaar pasten, maar dat deze test een positief resultaat gaf kan uit haar rapport niet worden afgeleid. Dat, zoals kennelijk ook de rechtbank heeft aangenomen, de frames nog niet doelgeschikt waren blijkt daarentegen, zoals R.D.E. ook heeft aangevoerd, uit de nadere rapportage van TWD, de deskundige aan wie de rechtbank, na de metingen van Medir, de volgende vragen heeft gesteld:
a. Voor zover uit het rapport van MEDIR volgt dat de frames niet overeenkomen met de tekeningen, wat zijn de kosten die gepaard gaan met herstel? Indien deze kosten niet concreet zijn te berekenen, om welke reden dan ook, kunt u deze dan begroten?
b. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
TWD heeft daartoe achtereenvolgens, op basis van de bevindingen van Medir, onderzocht wat de kosten zijn van a. herstel van alles exact volgens de tekeningen, b. correctie van de punten die volgens Medir buiten de gestelde toleranties vallen en c. herstel tot een “fit for purpose” oplossing. Bij de samenvatting van de antwoorden staat onder punt c van de begroting van kosten en herstel het volgende vermeld:
“Herstel tot een "fit for purpose" oplossing. Corrigeer de afwijkingen gepresenteerd in het MEDIR-rapport die belangrijk zijn voor de werking van de frames en accepteer afwijkingen die niet cruciaal zijn. Wij begroten de kosten van dit herstel op € 52.000 waarbij mogelijk nog reducties mogelijk zijn tot€ 32.000.”
6.2.8
Een en ander is weliswaar een beredeneerde schatting, gerekend met commerciële prijzen, maar € 32.000,00 maakt op een aanneemsom van € 140.000,00 (ex btw) toch een aanzienlijk (extra) bedrag uit. Daarbij is van belang dat TWD bij deze optie de kosten van het machinaal bewerken van de onderzijde van twee frames (die onrealistisch waren genormeerd) niet heeft meegenomen en dat het laagste bedrag van € 32.000,00 is gebaseerd op de aanname dat (de afwijkingen bij) de onderzijde en de A-zijde van de contrafundaties niet hoeven te worden gecorrigeerd omdat dit bij het installeren van de lieren kan worden meegenomen. TWD heeft zich klaarblijkelijk in staat geacht om, op basis van de aan haar beschikbaar gestelde gegevens, dit oordeel te gegeven en in wat King Metaal daarover nog opmerkt ziet het hof geen reden om de deskundige niet te volgen. Met dit deskundig oordeel van TWD, en de toelichting die zij daarop heeft gegeven, staat voldoende vast dat de door King Metaal aangeboden frames niet zonder wezenlijke kosten verwerkingsklaar, en daarmee niet ‘fit for purpose’ waren. Uit het schikkingsvoorstel van R.D.E. om deze zeven frames voor € 25.000,00 alsnog af te nemen, blijkt uiteraard niet dat R.D.E. dat anders zag.
6.2.9
Anders dan kennelijk de rechtbank, leest het hof in de rapportages van Medir en TWD niet dat - vanwege gebreken in de tekeningen - de frames ook niet geschikt waren geweest als zij wel geheel volgens de tekening waren gefabriceerd en dat het voor een belangrijk deel aan R.D.E. zelf is te wijten dat de frames nog niet voldeden. TWD heeft hieromtrent bij de beantwoording van de vragen dit opgemerkt:
In de tekeningen zitten tekortkomingen en mogelijk onnodig stringente eisen. In theorie kan men een constructie, exact volgens de tekeningen, maken, die nog steeds niet past en dus niet fit for purpose is.Naar aanleiding van het hierboven geciteerde antwoord op vraag 6 van Medir schreef TWD verder:
MEDIR heeft bij haar metingen de aanname gedaan dat de frames rechthoekig moeten zijn. Een voor de hand liggende en praktische aanname, maar niet een eis die onbetwistbaar op de tekeningen staat.TWD stelt verder nog dat optie a. (herstel exact volgens tekening) “
niet noodzakelijkerwijs in bruikbare frames resulteert”en optie b. (correctie van de punten die volgens Medir buiten de toleranties vallen) “
waarschijnlijk bruikbare frames oplevert”. Per saldo poneert TWD dus niet meer dan een mogelijkheid. Het is dan wellicht opvallend dat Medir en TWD aanleiding hebben gezien om de gebreken in de tekeningen aan de orde te stellen, maar het ontbreekt al met al aan aanknopingspunten om de conclusie te kunnen trekken dat het voor rekening en risico van R.D.E. zelf moet komen dat de frames niet ‘fit for purpose’ waren. Daar komt overigens nog bij dat R.D.E. gemotiveerd heeft aangevoerd dat de tekeningen deugdelijk waren, dat King Metaal zich kennelijk in staat heeft geacht om op basis van de tekeningen te produceren en dat King Metaal bij R.D.E. om verduidelijking had moeten vragen in het geval de tekeningen onduidelijk, onvolledig of anderszins gebrekkig waren.
6.2.10
Door King Metaal is verder nog aangevoerd dat (in een eerder stadium) vijf
overeenkomstige frames zonder bezwaar zijn geaccepteerd door R.D.E. en dat niet valt in te zien waarom de huidige zeven frames (die volgens King Metaal op dezelfde wijze zijn geproduceerd, op basis van nadere wensen en aanwijzingen van R.D.E.) “opeens” niet meer zouden voldoen, maar het hof gaat aan die stelling voorbij. R.D.E. heeft deze stelling, inhoudende dat deze vijf frames zonder bezwaar zijn geaccepteerd, weersproken en stelt dat zij zelf nog het een en ander aan deze frames heeft verbeterd dan wel laten verbeteren. Zij heeft dat laatste echter niet nader onderbouwd (en ook geen grief gericht tegen de aanname in het eerste tussenvonnis dat deze vijf frames aan de overeenkomst beantwoordden). Wat daar verder ook van zij, ieder frame is afzonderlijk geproduceerd en van de huidige zeven frames - die het onderwerp vormen van deze procedure - staat op basis van de rapportages van Medir en TWD in voldoende mate vast dat zij niet geheel volgens tekening (rekening houdend met toegestane toleranties) zijn vervaardigd en bovendien dat de noodzaak bestaat om nadere werkzaamheden te verrichten om voor deze lieren een voldoende functionaliteit te creëren. Wat King Metaal over de vijf andere frames, en de door haar op aangeven van R.D.E. aangebrachte aanpassingen heeft gesteld, doet aan de bevindingen van de deskundigen niet af en geeft ook geen aanleiding hun rapporten anders te interpreteren.
6.2.11
De conclusie die het hof gelet op dit alles trekt is dat de tekortkoming van voldoende gewicht is om de ontbinding te rechtvaardigen. King Metaal heeft steeds volgehouden dat de frames conform de tekeningen waren geproduceerd en daarom geweigerd deze nog (nader) te herstellen. Haar standpunt wordt echter gelogenstraft door de bevindingen van (in elk geval) de onafhankelijke gerechtelijke deskundige Medir. Ook haar stelling dat de frames gewoon bruikbaar (‘fit for purpose’) waren wordt niet gevolgd omdat de gerechtelijk deskundige TWD hierover anders heeft geoordeeld. R.D.E. heeft bij wijze van laatste kans (op 24 juni 2015) aan King Metaal nog aangeboden om de frames af te nemen als zij op zijn minst spanningsvrij passend werden gemaakt, maar ook dat aanbod heeft King Metaal afgeslagen. Dat R.D.E. andere, oneigenlijke motieven had om zich onbuigzaam op te stellen, en dat zij op zoek is gegaan naar gebreken (wegens annulering van de order voor de lieren en/of de wens om de resterende frames in eigen beheer te produceren), is niet komen vast te staan. Het zou overigens ook niet afdoen aan de conclusie dat er sprake was van zodanige afwijkingen, en herstelkosten van zodanige omvang, dat R.D.E. deze niet hoefde te accepteren en de overeenkomst gedeeltelijk heeft mogen ontbinden. Wat TWD schrijft over de mogelijkheid dat het produceren volgens de tekeningen niet tot bruikbare frames had geleid, brengt het hof niet tot een ander oordeel en dat geldt ten slotte ook voor de stelling - zo al juist - van King Metaal dat de geweigerde frames voor King Metaal (anders dan voor R.D.E. geheel zonder (verkoop)waarde zijn. Of King Metaal al dan niet te laat heeft afgeleverd, hoeft dan niet meer te worden beoordeeld.
6.2.12
Dit betekent dat de grieven (1 tot met 5) in principaal appel, gericht tegen afwijzing van de reconventionele vordering onder 1. tot het afgeven van een verklaring voor recht dat de overeenkomst van opdracht tussen King Metaal en R.D.E. terecht (deels) buitengerechtelijk is ontbonden, slagen. Ook grief 7 in het principaal appel slaagt in zoverre dat de gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst meebrengt dat de vordering van King Metaal tot betaling van de zeven niet afgenomen frames alsnog dient te worden afgewezen.
Kosten Kortland, schadevergoeding, incassokosten
6.3.1
Vervolgens komen de andere reconventionele vorderingen van R.D.E. aan bod. Het betreft de kosten van de metingen door Kortland van respectievelijk € 961,95 en € 4.678,68 beide bedragen inclusief btw en een bedrag van € 8.022,00 te vermeerderen met btw vanwege kosten verbonden aan het veelvuldig bezoeken door R.D.E. van King Metaal tijdens en na het productieproces. Van dit totaalbedrag resteert na verrekening met de schuld van de vijf geleverde en geaccepteerde frames nog een bedrag van € 1.369,36. Daarnaast vordert R.D.E. buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.500,00 dan wel € 940,33.
6.3.2
Voor zover deze kosten verband houden met de vijf afgenomen frames, geldt dat R.D.E. geen (kenbare) grief heeft gericht tegen de afwijzing van het gevorderde (in r.o. 4.3- 4.7 van het eerste tussenvonnis en r.o. 2.15 van het eindvonnis) op de grond dat in rechte ervan moet worden uitgegaan dat deze vijf frames beantwoordden aan de overeenkomst. Deze afwijzing is daarmee onherroepelijk geworden. Met grief 6 bestrijdt R.D.E. wel de afwijzing van de kosten gemaakt voor de overige zeven frames en de nevenvorderingen (in r.o. 2.15 van het eindvonnis). Zij licht daarbij echter niet toe om welk deel van de kosten het gaat. Daarbij komt dat (mogelijk omdat enig overleg en het doen van een nadere meting tijdens een productieproces met zeer nauw luisterend maatwerk zoals hier aan de orde niet ongebruikelijk zullen zijn) in de eigen Algemene Voorwaarden van R.D.E. is opgenomen dat de kosten verbonden aan deze activiteiten in beginsel altijd voor rekening van R.D.E. zijn en niet bij anderen in rekening gebracht kunnen worden. Bovendien zijn de reiskosten nauwelijks onderbouwd en is grief 6 niet (afzonderlijk) toegelicht. Tegen die achtergrond ziet het hof geen reden om een bedrag toe te wijzen als naar redelijkheid aan de tekortkoming en de ontbinding toe te rekenen schade, ook niet bij wijze van schatting. De gevorderde schadevergoedingen worden daarom afgewezen en dat geldt dan ook voor de daarmee verband houdende gestelde buitengerechtelijke incassokosten.
Restant factuur vijf afgenomen frames, incassokosten en beslagkosten King Metaal
6.4
Voor enige verrekening van al deze posten met de verschuldigdheid van de betaling voor de vijf lieren is ook geen grond (meer). Dat betekent dat R.D.E. van het bedrag van
€ 91.908,36 (inclusief btw) dat zij King Metaal verschuldigd was voor de vijf frames die zij heeft behouden, ten onrechte een deel (€ 15.163,63) heeft ingehouden (verrekend)en slechts
€ 76.744,73 heeft betaald. Dit bedrag van € 15.163,63 moet zij alsnog aan King Metaal voldoen. In zoverre (tot dit bedrag van € 15.163,63) blijft de veroordeling onder 3.1 van het bestreden eindvonnis in stand. In het verlengde daarvan zal het hof de toewijzing van de door King Metaal gevorderde buitengerechtelijke incassokosten in stand laten tot het daarbij behorende tarief van € 875,00 in plaats van het door de rechtbank toegewezen bedrag van
€ 1.706,88. Grief 8 van R.D.E. slaagt in zoverre. R.D.E. komt met deze grief ook op tegen de veroordeling tot vergoeding van de door King Metaal gemaakte beslagkosten van € 1.470,00 (r.o. 3.3 van het eindvonnis). Nu R.D.E. het bedrag van € 15.163,63 ten onrechte onbetaald heeft gelaten, en het bedrag van € 76.744,73 (verschuldigd voor de vijf behouden frames) pas na de beslaglegging heeft voldaan, kan niet gezegd worden dat het beslag onnodig of onrechtmatig was. De grief slaagt daarom wat betreft deze kosten niet.
Meerwerk, opslagkosten en manuren
6.5.1
Met de vernietiging van het in conventie gewezen vonnis komen ook de overige vorderingen van King Metaal aan de orde. Het incidenteel appel is immers ingesteld onder die voorwaarde.
6.5.2
De eerste incidentele grief (I) ziet op het door King Metaal gevorderde meerwerk. King Metaal betoogt dat er meerwerk is verricht omdat de vier frames die eind maart 2015 zijn geleverd op 2 april 2015 op verzoek van R.D.E. zijn teruggehaald naar Franeker om vervolgens te worden gewijzigd conform het Non Conformity Report van 2 april 2015. Dit betroffen aanpassingen/wijzigingen die niet stonden vermeld op de tekeningen. R.D.E. diende volgens King Metaal te begrijpen dat deze extra werkzaamheden als meerwerk hadden te gelden.
6.5.3
Deze vier frames behoren tot de zeven ten aanzien waarvan King Metaal is tekortgeschoten en waarvoor R.D.E. (na de gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst) niet hoeft te betalen. Hierop stuit de vordering al af. Daarnaast geldt het volgende. Door King Metaal is in eerste aanleg een kladberekening gemaakt van de geschatte/werkelijke kosten die sluit op € 32.282,80 inclusief btw. Kennelijk - maar dat is het hof niet helemaal duidelijk - ziet deze berekening op de werkzaamheden die verricht zijn naar aanleiding van het Non Conformity Report (productie 7 bij inleidende dagvaarding). Gezien de aard van het rapport is het niet duidelijk dat het hierbij gaat om meerwerk dan wel het aanpassen van de reeds gefabriceerde onder- en bovenstukken van de lieren. R.D.E. stelt dat het hierbij uitsluitend om aanpassingen gaat conform tekening, terwijl King Metaal het vooral heeft over verfraaiing of op wens van de klant aangepaste details. Nu naar het oordeel van het hof onvoldoende vaststaat dat er een uitdrukkelijke opdracht is gegeven voor meerwerk en bovendien zelfs onduidelijk is of er wel sprake is van meerwerk, kan de grief ook daarom niet slagen.
6.5.4
Verder heeft King Metaal haar vorderingen vermeerderd met het oog op de opslagkosten van de zeven niet door R.D.E. afgenomen frames en de manuren in verband met de deskundigenonderzoeken (en dat neergelegd in haar grief IV). De ontbinding van de overeenkomst staat aan de toewijzing van deze vordering in de weg. De aanvullende vordering van King Metaal tot betaling van het bedrag van € 47.510,00 (+ btw) zal dan ook worden afgewezen.
Kosten deskundigen en overige proceskosten eerste aanleg en hoger beroep
6.6.1
De tweede en derde grief van King Metaal (II en III) en de achtste grief van R.D.E. hebben (ook) betrekking op de proceskosten in eerste aanleg, waaronder de kosten van de deskundigen.
6.6.2.
De rechtbank heeft de kosten van de deskundige van OSA (Leeuwenburg) voor rekening van R.D.E., die het voorschot had voldaan, gelaten (zie r.o. 2.23 van het eindvonnis). Het hof ziet aanleiding om deze beslissing in stand te laten. OSA heeft metingen verricht aan de hand van het door R.D.E. verstrekte procesdossier. Het was ook aan R.D.E. om dat dossier te verstrekken overeenkomstig de opdracht van de rechtbank neergelegd in het tussenvonnis van 8 maart 2017. Daarbij zijn - volgens R.D.E. abusievelijk - niet de oorspronkelijke maar de nadien aangepaste tekeningen aan de deskundige overgelegd, dit terwijl de rechtbank in haar tussenvonnis van 23 maart 2016 waarbij het voornemen is geuit om een deskundige te benoemen nog eens nadrukkelijk had gewezen op de oorspronkelijke tekeningen, die als productie 18 waren overgelegd bij conclusie van antwoord in reconventie. Het is deze omissie die er uiteindelijk - minst genomen mede - de oorzaak van is geweest dat het rapport van OSA door de rechtbank terzijde is gelegd. Daarom moet R.D.E. de integrale kosten van dat rapport dragen. Wat betreft het onderzoek van de twee andere door de rechtbank benoemde deskundigen (Medir en TWD) is het hof van oordeel dat de daarmee gemoeide kosten gezien de uitkomst in deze zaak (voor zover het gaat om de zeven geweigerde frames waarover de deskundigen hebben gerapporteerd) ten laste van King Metaal moeten komen. Nu partijen ieder de helft van die kosten hebben betaald, zal King Metaal het door R.D.E. betaalde deel van die kosten dienen te vergoeden.
6.6.3
De overige proceskosten in zowel conventie als reconventie zal het hof tussen partijen compenseren op de grond dat zij over en weer deels in het gelijk, deels in het ongelijk zijn gesteld.
6.6.4.
De achtste grief van R.D.E. slaagt daarmee gedeeltelijk. De grieven II en III van King Metaal falen.
Bewijsaanbod
6.7
Het door King Metaal aangeboden bewijs (waaronder het bewijs inzake de contacten die er tijdens het productieproces zijn geweest) heeft geen betrekkingen op stellingen die - indien bewezen - tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. Dat geldt ook voor het door R.D.E. aangeboden bewijs. Ook ambtshalve ziet het hof geen reden tot nadere bewijslevering.
Slotsom
6.8
Het principale hoger beroep slaagt gedeeltelijk, het incidentele faalt. Het hof zal het vonnis zowel in conventie als in reconventie vernietigen, de door R.D.E. gevorderde verklaring voor recht met betrekking tot de ontbinding buiten rechte toewijzen, de vordering van King Metaal tot een lager bedrag aan hoofdsom (€ 16.038,63) en wat betreft de beslagkosten (€ 1.470,00) toewijzen en voor het overige de vorderingen van King Metaal in conventie afwijzen, evenals de overige vorderingen van R.D.E. in reconventie. Het hof zal voorts King Metaal veroordelen tot betaling aan R.D.E. van de door laatstgenoemde betaalde helft van de kosten van de deskundigenrapporten ad respectievelijk € 11.903,64 exclusief btw (Medir) en € 5.000,00 exclusief btw (TWD), derhalve € 8.451,82 (€ 11.903,64 +
€ 5.000,00 = € 16.903,64 en daarvan de helft). Het verschuldigde bedrag voor de deskundige OSA in eerste aanleg, destijds betaald door R.D.E., blijft voor haar rekening. De overige kosten van het geding in eerste aanleg, in conventie en in reconventie, zal het hof compenseren. Gelet op de mate waarin het principaal hoger beroep slaagt zal King metaal worden veroordeeld in de kosten, wat betreft het salaris op basis van het financiële belang van de vernietigde oordelen in het bestreden vonnis en aan de hand van het liquidatietarief te begroten op € 2.538,75 (1¼ punt x tarief IV). In het incidenteel hoger beroep falen alle grieven en wordt de vermeerderde eis afgewezen. Daarom zal King Metaal worden veroordeeld in de kosten, op basis van het financiële belang van de betrokken vorderingen te begroten op eveneens € 2.538,75 (1¼ punt x tarief IV) voor salaris van de advocaat.

7.Beslissing

Het hof:
verklaart R.D.E. niet-ontvankelijk in haar beroep tegen de tussenvonnissen van de rechtbank Rotterdam van 23 maart 2016, 8 maart 2017, 17 oktober 2018, 3 juli 2019 en 15 juli 2020;
vernietigt het eindvonnis van de rechtbank Rotterdam van 17 november 2021, gewezen in conventie en reconventie;
verklaart voor recht dat R.D.E. de overeenkomst van opdracht tussen partijen terecht buiten rechte gedeeltelijk heeft ontbonden;
wijst de overige vorderingen van R.D.E. af;
veroordeelt R.D.E. om aan King Metaal te betalen een bedrag van € 16.038,63, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 15.163,63 vanaf dertig dagen na de factuurdatum;
veroordeelt RDE in de beslagkosten, begroot op € 1.470,98;
wijst de overige vorderingen van King Metaal af;
veroordeelt King Metaal tot betaling aan R.D.E. van het door R.D.E. voorgeschoten deel van de kosten van de deskundigenrapporten van Medir en TWD ad € 8.451,82 exclusief btw;
compenseert voor het overige de kosten van geding in eerste aanleg in conventie en reconventie, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
veroordeelt King Metaal in de kosten van het geding in het principaal hoger beroep aan de kant van R.D.E. begroot op € 108,41 voor exploten, € 5.689,00 aan griffierecht en € 2.538,75 voor salaris van de advocaat;
verklaart de bovenstaande veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
veroordeelt King Metaal in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep aan de kant van R.D.E. begroot op € 2.538,75 voor salaris van de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.W.J. Meijer, J. de Graaf en C.B.M. Scholten van Aschat,
en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2025 door de rolraadsheer mr. J.S. Honée in aanwezigheid van de griffier.