Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- een brief van de vrouw van 18 november 2024 met bijlage;
- een journaalbericht van de vrouw van 9 december 2024 met bijlage;
- een journaalbericht van de vrouw van 9 april 2025 met bijlagen;
- een journaalbericht van de vrouw van 9 april 2025 met bijlage, ingekomen op 10 april 2024;
- een journaalbericht van de man van 15 april 2025 met bijlagen;
- een journaalbericht van de vrouw van 16 april 2025 met bijlage;
- een journaalbericht van de vrouw van 23 april 2025 met bijlagen.
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
- de wijze van verdeling van de eenvoudige gemeenschap van de echtelijke woning gelast zoals weergegeven onder de rechtsoverwegingen 2.1.22 tot en met 2.1.25;
- de man veroordeeld om binnen veertien dagen na de datum van de bestreden beschikking een bedrag van € 22.689,01 aan de vrouw te voldoen uit hoofde van een vergoedingsrecht op grond van artikel 3 van de huwelijkse voorwaarden, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van de bestreden beschikking tot de dag van volledige betaling;
- de proceskosten gecompenseerd aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- de bestreden beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
- het meer of anders verzochte afgewezen.
primairde man zal veroordelen om binnen een maand na de ten deze te wijzen beschikking aan de vrouw zal betalen een bedrag van € 202.400, (zegge tweehonderd en vier duizend euro) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 mei 2024 tot aan de voldoening,
subsidiairmet het verzoek aan het hof om dit vergoedingsrecht schattenderwijs vast te stellen, met veroordeling van de man om dat bedrag binnen een maand na de ten deze te wijzen beschikking, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf heden, 15 november 2024 tot aan de voldoening;