Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
[bedrijfsnaam],
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 26 juli 2023, waarmee [appellante] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag, locatie Leiden van 10 mei 2023;
- het arrest van dit hof van 14 november 2023, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 18 december 2023;
- de memorie van grieven van [appellante], met bijlagen;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde], met bijlagen;
- de akte houdende uitlaten producties van de zijde van [appellante];
- de antwoordakte van [geïntimeerde].
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
- [geïntimeerde] dient te bewijzen dat, zoals hij stelt, een huurprijs van € 500,00 voor drie containers is afgesproken. Slaagt hij in dat bewijs, dan wordt toegekomen aan het verweer van [appellante] dat later, in februari 2019, de alternatieve dan wel nadere afspraak is gemaakt dat de huur met terugwerkende kracht wordt gesteld op € 250,00 per maand. De stelplicht en bewijslast van deze stelling rusten op [appellante] (tussenvonnis van 23 maart 2022, rov. 5.12);
- [geïntimeerde] is geslaagd in het aan hem opgedragen bewijs van zijn stelling dat een huurprijs van € 500,00 per maand is overeengekomen voor drie containers (tussenvonnis van 24 augustus 2022 rov. 2.3-2.12);
- Gelet op de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerde] dient [appellante] bewijs te leveren van haar stelling dat, in februari 2019, de alternatieve dan wel nadere afspraak is gemaakt dat de huur met terugwerkende kracht wordt gesteld op € 250,00 per maand; voorts dient zij te bewijzen dat zij naast een bankbetaling van € 2.000.00 een bedrag van € 2.500,00 contant heeft betaald aan [geïntimeerde] ter zake van de huur van de drie containers (tussenvonnis van 24 augustus 2022 rov. 2.12 onderscheidenlijk 2.13);
- [appellante] is niet geslaagd in het aan haar opgedragen bewijs van haar verweer dat in februari 2019 tussen partijen is afgesproken dat de huur – vanaf de aanvang – € 250,00 per maand bedroeg (eindvonnis rov. 2.2-2.9);
- Met betrekking tot het verweer van [appellante] dat zij € 500,00 meer (dat wil zeggen € 2.500,00 in totaal) in contanten aan [geïntimeerde] heeft voldaan wegens huur, is na bewijslevering niet komen vast te staan dat dit bedrag aan [geïntimeerde] is betaald (eindvonnis rov. 2.10-2.16).
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
gewijzigdehuurprijs. Volgens [appellante] bestond tot 2 februari 2019 (nog) geen huurprijsafspraak tussen partijen, [appellante] zou personal training gaan geven, zodat van een wijziging geen sprake kon zijn op dat moment. Dat op 2 februari 2019 een huur van € 250,00 is afgesproken meent [appellante] afdoende te hebben bewezen.
[Getuigenverklaring op 24 november 2022]
dat is goed”. Uit de verklaringen van [naam 1] blijkt dat echter niet. Vanaf het moment van het gesprek zou er volgens [naam 1] € 250,00 per maand door [appellante] wegens huur aan [geïntimeerde] worden betaald ([naam 1] spreekt over “
nu te beginnen”). De gemaakte afspraak – volgens [naam 1] tot stand gekomen na onderhandeling, maar dan een waaraan hij geen gedetailleerde herinnering meer heeft – hield volgens hem in: “
3 containers voor een totaal prijs van € 250,00 per maand”. [appellante] heeft daarentegen verklaard dat juist niet zou zijn onderhandeld over dit bedrag. De verklaringen van [naam 1] en [appellante] zijn op dit punt tegenstrijdig aan elkaar en geven bovendien geen inzicht in de achtergrond en de reden waarom partijen – in afwijking van de eerder aangeboden prijs voor twee containers van € 500,00 voor twee of drie maanden en de reguliere huurprijs van € 250,00 per container – een huurprijs zouden hebben bepaald van
n bon van dat eerste gedeelte” en “
n bon” [van] “
het gene wat ik heb overgemaakt”). Ook blijkt hieruit dat zij op 4 juli 2019 haar gegevens aan [geïntimeerde] heeft doorgegeven (“
voor die facturen”) en op 8 augustus 2019 opnieuw heeft gevraagd om een factuur van de door haar gedane (twee) bankbetalingen. In geen van deze berichten spreekt [appellante] (of [geïntimeerde]) bijvoorbeeld over een (op 2 februari 2019 overeengekomen) huurprijs van € 250,00 per maand. Evenmin geeft zij (of [geïntimeerde]) in deze berichten aan dat daarmee de huurachterstand al bijna is ingelopen of hoe hoog de betalingsachterstand op dat moment nog is.
jij[[appellante]]
en de Heer [geïntimeerde] hadden afgesproken toen jij[[appellante]]
de loods en zeecontainers in gebruik nam vertelde je”). Uit deze aanvullende schriftelijke verklaring van [naam 3] blijkt niet meer dan dat hij van [appellante] heeft gehoord dat de huurprijs € 250,00 per maand zou zijn. Op welke datum [appellante] dat tegen hem (en of [naam 4]) zou hebben verteld, in welke context en met welke reden, blijkt niet uit deze verklaring. In hoeverre [naam 4] en/of [naam 3] in aanvulling op hun schriftelijke verklaringen meer of anders zouden kunnen verklaren over en/of met betrekking tot het moment van totstandkoming van de door haar gestelde prijsafspraak op 2 februari 2019 en/of het moment waarop zij daarover in kennis zijn gesteld, heeft [appellante] dan onvoldoende toegelicht. Het hof ziet daarom geen aanleiding om [appellante] de gelegenheid te geven om deze personen als getuige te doen horen.
Je vriendje zou nog keer restant brengen van de afgelopen periode”, duidt er weliswaar op dat [naam 1] namens [appellante] nog contante betalingen aan [geïntimeerde] zou doen, maar zegt nog niets over de hoogte van dit restant of de periode waarop de betaling(en) dan betrekking zouden hebben. Ook de aantekening die [appellante] zelf stelt te hebben gemaakt op 26 juni 2019 (namelijk: “
€ 500,00 zie app afspraak”), geeft geen blijk van de door haar voorgestane huurprijsafspraak. In het bijbehorende WhatsApp-bericht van 26 juni 2019 schrijft [appellante] niet meer dan dat zij die dag “
wat geld[komt]
brengen”. Ook dit zegt niets over de gestelde op 2 februari 2019 gemaakte huurprijsafspraak.
6.14. Partijen twisten over de vraag of [appellante] in totaal een bedrag van € 2.000,00 of € 2.500,00 contant aan [geïntimeerde] heeft betaald. Volgens [appellante] heeft namelijk een extra contante betaling plaatsgevonden op 28 mei 2020. De kantonrechter heeft [appellante] in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren van haar stelling dat een contante betaling van € 500,00 aan [geïntimeerde] is gedaan op 28 mei 2020.
28 mei € 500 afspraak via [naam 5] gesprek thuis bij hem, [geïntimeerde] was hierbij. [naam 1] heeft hem 500 euro contant gegeven”. Vervolgens heeft [appellante] conform deze notitie haar stelling op dit punt gewijzigd en het standpunt ingenomen dat niet zijzelf dit bedrag van € 500,00 in een envelop aan [geïntimeerde] heeft betaald, maar dat [naam 1] dit bedrag op 28 mei 2020 in contanten aan [geïntimeerde] heeft overhandigd.
wat is dat?” hoort het hof – anders dat [appellante] stelt – niet in/rond minuut 59:30. De woorden “
dat hebben we wel weer” en “
dat moet je niet pakken van me” zijn aan het slot van de opname te horen. Dat deze uitspraken – zoals [appellante] stelt – betrekking zouden hebben op het doen van een contante betaling, kan het hof echter niet afleiden uit deze bewoordingen. Indien er voor het einde van het gesprek een contante betaling zou zijn gedaan, ligt het veeleer in de rede dat [geïntimeerde] op enig moment zou zeggen “
dankjewel” of op een bepaalde manier zijn bevestiging van de ontvangst van een geldbedrag hardop zou hebben uitgedrukt. Nu er helemaal geen woorden worden gebruikt die kunnen worden begrepen als een bevestiging van een betaling, leidt dit – gelet op de aanleiding en de context waarin dit gesprek plaats heeft gehad (het gesprek ging over de spullen van [appellante] en niet over de achterstallige huur) – tot de conclusie dat deze geluidsopname onvoldoende duidelijk is om te kunnen concluderen dat er op de achtergrond geldbiljetten worden geteld (en hoeveel en van welke waarde), die vervolgens (stilzwijgend) worden overhandigd aan [geïntimeerde]. Voor nader onderzoek naar de achtergrondgeluiden in deze opname, ziet het hof daarom evenmin aanleiding.