Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Stichting Postfilter,
Kiesjefolders B.V.,
Koninklijke PostNL B.V.,
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 6 februari 2024, waarmee Postfilter c.s. in hoger beroep zijn gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 8 november 2023;
- de memorie van grieven van Postfilter c.s., met productie 49;
- de memorie van antwoord van de Gemeente;
- de producties 50 en 51 die Postfilter c.s. ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling hebben overgelegd.
3.Feitelijke achtergrond
Regeling van reclamedrukwerk in Rotterdam
reclamedrukwerk of samples die gratis huis aan huis worden verspreid zonder vermelding van naam, adres of postbus en woonplaats van de ontvanger, niet zijnde:
alle aanduidingen zonder toevoeging van een feitelijk adres, zoals bijvoorbeeld “aan de bewoners van dit pand of gebouw””.
hof: dus ook de gemeenteraad van Rotterdam] bevoegd zijn tot het vaststellen van verordeningen die in het belang van de gemeente nodig worden geoordeeld ten aanzien van preventie van het ontstaan van afval, voor zover deze verordeningen niet met het bij of krachtens de Wet Milieubeheer bepaalde in strijd zijn.
de definitie’ in de Afvalstoffenverordening ‘
te verduidelijken’. Op 3 februari 2022 is dit voorstel aangenomen.
reclamedrukwerk dat wordt verspreid zonder de naam en het volledige adres (straat én huisnummer én woonplaats of postbus én woonplaats) van de geadresseerde, niet zijnde: (…).”
Geadresseerde reclame (“direct mail”) staat op uw naam en wordt meestal door de postbode bij u bezorgd. Ook reclame met uw adres erop en gericht ‘aan alle bewoners’ is geadresseerde reclame. U kunt zich hiervoor gratis afmelden bij Postfilter. Bij Postfilter kunt u ook aangeven dat u reclame van bepaalde soorten bedrijven (sectoren) wel wilt blijven ontvangen.”
alleongeadresseerde reclamefolders ontvangt) of een NEE/-sticker (waarmee de consument
geenongeadresseerde reclamefolders ontvangt), ontvangen de consumenten die bij KJF hun keuze hebben aangegeven, de reclamefolders van hun keuze. KJF heeft landelijk 150.000 klanten en bezorgt één keer per week folders op deze adressen.
Daarnaast gebruikt KJF niet gepersonaliseerde direct mail voor het werven van nieuwe klanten. Deze ‘direct mail’ is gericht “aan de bewoners van” en voorzien van het adres van de potentiële klanten.
ongeadresseerdreclamedrukwerk. De ABRvS verwees naar haar uitspraak van 26 oktober 2022 [3] waarin zij had geoordeeld dat de tekst van artikel 22a, zoals neergelegd in de Zevende Wijziging, een cumulatieve opsomming inhoudt van de voorwaarden waaraan voldaan moet zijn om te kunnen spreken van
geadresseerdreclamedrukwerk (er moeten worden genoemd: een geïndividualiseerd adres (of postbus), een woonplaats en ook de naam van de bewoner). Volgens de ABRvS had KJF dus artikel 22a van de Afvalstoffenverordening van Rotterdam overtreden met reclamedrukwerk gericht ‘aan de bewoners van’ gevolgd door een specifiek adres.
Artikel 1
4.Procedure bij de rechtbank
of
- de Afvalstoffenverordening voor zover daarin de definitie van ‘ongeadresseerd reclamedrukwerk’ mede omvat reclamedrukwerk gericht “Aan de bewoners van” of een vergelijkbare aanduiding gevolgd door een adres of postbus en woonplaats:
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Inleiding
aan de bewoners van” of woorden van gelijke strekking (zonder naam), gevolgd door een adres. Deze zaak gaat dus over niet gepersonaliseerd reclamedrukwerk met een adres erop. Dit drukwerk wordt niet huis aan huis verspreid, maar bezorgd door een postvervoerder (met alle kosten van dien). Anders dan in Amsterdam, waar ook een opt-in systeem voor ongeadresseerde reclamedrukwerken geldt, wordt deze post in Rotterdam op grond van artikel 22a van de Afvalstoffenverordening aangemerkt als
ongeadresseerdreclamedrukwerk (hierna ook wel te noemen: het bestreden voorschrift). Dus ook het niet gepersonaliseerde reclamedrukwerk waar wel een adres of postbus op staat, mag in Rotterdam uitsluitend worden bezorgd als de bewoner of gebruiker van het vermelde adres heeft verklaard daartegen geen bezwaar te hebben. Volgens Postfilter c.s. is dit in strijd met de Postwet, artikel 10 EVRM [5] en het zorgvuldigheids- en evenredigheidsbeginsel. De Gemeente bestrijdt dat.
ongeadresseerdreclamedrukwerk in de zin van artikel 22a van de Afvalstoffenverordening (in de versie van de Zevende Wijziging), want het is weliswaar gericht tot een specifiek adres, maar niet tot een specifiek persoon. Daarmee is jegens KJF beslist over de definitie van
ongeadresseerd reclamedrukwerkin de Rotterdamse Afvalstoffenverordening. Dit heeft plaatsgevonden in hoogste rechterlijke instantie, in een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang die KJF heeft benut. Het hof volgt deze uitspraak voor alle appellanten (waaronder, ten overvloede, ook KJF) vanwege het volgende.
van naam, adres of postbus en woonplaats van de ontvanger’. De naam is uitdrukkelijk in deze opsomming genoemd. Het woord ‘en’ maakt de opsomming cumulatief. Dit brengt in beginsel mee dat de naam moet worden vermeld.
ofadres of postbus, en woonplaats’ – en dus niet eist dat de naam van de ontvanger op het drukwerk staat – volgt niet (en zeker niet eenduidig) uit de tekst. Deze andere uitleg ligt minder voor de hand, omdat adres en postbus uitwisselbare ontvangstlocaties voor poststukken zijn – bij vermelding van òf een adres òf een postbus is de bezorglocatie duidelijk –, terwijl een poststuk met de vermelding van alleen een naam en de woonplaats (zoals met de lezing: ‘naam of adres of postbus’ mogelijk is) moeilijk bezorgbaar zou kunnen zijn, bijvoorbeeld als meerdere mensen in één stad dezelfde achternaam hebben.
ofadres of postbus’ die Postfilter c.s. verdedigen, volgt voor het hof ook niet uit de toelichting op de Zevende Wijziging, omdat in deze toelichting wel staat dat onder de aanduiding
ongeadresseerd reclamedrukwerkalle aanduidingen zonder toevoeging van een feitelijk adres vallen, maar niets expliciet is opgemerkt over aanduidingen zonder toevoeging van een naam. Die toelichting zet ook uitdrukkelijk uiteen dat poststukken met de vermelding “aan de bewoners van dit pand of gebouw” onder de definitie van “ongeadresseerd reclamedrukwerk” vallen.
bedoeldeom reclamedrukwerken zonder naam en met adres als wel geadresseerd aan te merken. Integendeel, de toelichting op de Zevende Wijziging vermeldt dat Rotterdammers met stickers hun voorkeur ten aanzien van de ontvangst van “commercieel reclamedrukwerk” kenbaar kunnen maken; dat duidt op een ruim bereik van de stickers, namelijk voor alle commerciële reclamedrukwerken. En de gemeenteorganen zelf (eerst B&W [6] en daarna de gemeenteraad [7] ) geven later in hun voorstel voor en toelichting op de Achtste Wijziging aan dat die wijziging dient om de betekenis van ‘ongeadresseerd’ in de Zevende Wijziging te “
verduidelijken” (niet om die te ‘veranderen’ of te ‘verruimen’). De verduidelijking van ‘ongeadresseerd’ hield vervolgens in: zonder de naam
enhet volledige adres van de geadresseerde. Deze verduidelijking was volgens B&W nodig om ervoor te zorgen dat er geen discussie meer kon ontstaan over het begrip ‘ongeadresseerd’, nadat de voorzieningenrechter anders had geoordeeld dan de Gemeente had bedoeld (zie hiervóór in § 3.15).
zonder vermelding van adres (of postbus) en woonplaats van de ontvanger’, betekent niet dat de definitiebepaling van artikel 22a lid 1 aanhef en onder a Afvalstoffenverordening op dezelfde wijze moet worden geïnterpreteerd, reeds omdat daarin, anders dan in de Code VOR, de ‘
naam’ uitdrukkelijk als onderdeel van adressering is genoemd.
Dat de Rijksoverheid op een vraag-en-antwoord website bij “Wat je kan doen tegen ongewenste reclame en folders in je brievenbus?” reclame met adres erop en gericht ‘aan alle bewoners’ uitdrukkelijk benoemt als
geadresseerdereclame (dus niet als
ongeadresseerdereclame), kan misschien tot verwarring leiden, maar een dergelijke tekst op een website van de Rijksoverheid kan de inhoud en betekenis van een gemeentelijke verordening niet bepalen.
nieteen eis van naamsvermelding op reclamedrukwerken, en zich daarmee bereid verklaart de haar aangeboden poststukken ook zonder naamsvermelding te bezorgen, kan op zichzelf geen wijziging brengen in de betekenis van publiekrechtelijke regelgeving die buiten de relatie tussen PostNL en afzenders staat. Verzenders zullen niet alleen moeten voldoen aan de Algemene Voorwaarden van de UPD-aanbieder, maar aan
alleeisen die in wetten en regelgeving zijn gesteld. Ten aanzien van reclamedrukwerk heeft de gemeenteraad in Rotterdam in de Zevende Wijziging de eis gesteld dat de bewoner of gebruiker van het adres uitdrukkelijk toestemming moet hebben gegeven voor de ontvangst van reclamestukken waarop geen naam is vermeld. Dit is een bevoegd gegeven voorschrift dat niet wijzigt door Algemene Voorwaarden van PostNL.
Voor alle overige appellanten en voor wat betreft het door PostNL gestelde belang bij het tegengaan van een vermindering van de UPD-stroom overweegt het hof verder het volgende.
verzenders, zoals klanten van PostNL, KJF en Postfilter) alle soorten poststukken (verboden of niet) voor postvervoer mogen aanbieden, ongeacht (andere) bevoegdelijk vastgestelde algemeen verbindende voorschriften. De Postwet bepaalt in artikel 19 uitdrukkelijk dat de verlener van de UPD de uitvoering van de postdienst kan weigeren als die in strijd komt met een wet (of gevaar oplevert voor personen en zaken). De Postwet (of enige andere regelgeving) bepaalt
nietdat alleen de Algemene Voorwaarden verplichtingen behelzen waaraan aanbieders zouden hoeven voldoen met uitsluiting van andere toepasselijke wet- en regelgeving, en ook
nietdat aanbieders er niet zelf voor hoeven te zorgen dat hun drukwerken – en ook andere spullen – die zij (laten) verzenden, voldoen aan alle daarop van toepassing zijnde algemeen verbindende voorschriften. Omdat het handelen in strijd met de Afvalstoffenverordening kwalificeert als een strafbaar feit op grond van de wet (daarover zijn partijen het eens), mogen verzenders van de poststukken niet verwachten dat de bezorging van poststukken in strijd met de Afvalstoffenverordening is gegarandeerd. Anders gezegd: de Postwet voorziet in een recht voor verzenders en ontvangers van UPD-stukken ten aanzien van PostNL om die stukken te laten bezorgen, maar niet in een recht ten aanzien van Nederlandse overheden om gevrijwaard te blijven van algemeen verbindende voorschriften die (direct of indirect) de mogelijkheid beperken om gebruik te maken van de UPD.
Bovendien betrof de ACM-uitspraak gepersonaliseerde reclamefolders waarvan de consument (de ontvanger) online had aangegeven deze te willen ontvangen. Deze postpakketten werden dus bezorgd bij een woning, bedrijf of ander adres nadat de bewoner of gebruiker wel kenbaar had gemaakt geen bezwaar te hebben tegen het ontvangen daarvan; het verbod van artikel 22a ziet juist níet op die post.
pressing social need) bestaan om de beperking te kunnen rechtvaardigen en moet er een proportionele verhouding bestaan tussen het doel en de beperking. De redenen om de beperking te rechtvaardigen moeten ook relevant en voldoende (
relevant and sufficient) zijn. Hierbij komt de gemeenteraad een zekere beoordelingsvrijheid (
margin of appreciation) toe, die meer ruimte biedt ten aanzien van commerciële activiteiten (zoals verspreiding van reclamedrukwerken) dan ten aanzien van maatregelen die het publieke debat of de uitingsvrijheden van bijvoorbeeld journalisten beperken.
relatiefmaar een klein deel van het ongeadresseerde reclamedrukwerk is (0,9%), maakt niet dat de Gemeente dit in haar voorschrift had moeten uitzonderen (of dat de rechter daarover mag oordelen). Overigens kunnen dergelijke relatief lage percentages gelden voor allerlei denkbare uitzonderingen (bijvoorbeeld voor formaat of frequentie), die per stuk misschien relatief weinig papier genereren maar tezamen een fors percentage van het afval opleveren. Dat laatste is niet alleen zo als zich een
weglekeffect [11] voordoet.
De ruime
margin of appreciationdie aan de Gemeente toekomt bij de regulering van commerciële uitingen in het kader van haar afvalstoffenbeleid, laat niet toe dat de rechter in het kader van artikel 10 EVRM het maatschappelijk gewicht van de beperking van deze deelstromen vaststelt en aan de hand van dat gewicht (telkens) bepaalt welke uitzondering de Gemeente had kunnen en moeten maken. Dit betekent dat het hof ook niet zal oordelen dat de Gemeente voor het alternatief van het opt-out systeem van de Stichting Postfilter had moeten kiezen, zoals Postfilter c.s. met grief F bepleiten.
PostNLdoor het systeem minder post te bezorgen zal krijgen, is niet voldoende zwaarwegend; er is niets concreetgesteld waaruit volgt dat PostNL bij handhaving van het bestreden voorschrift haar UPD-taken niet meer kan vervullen of daarvoor onredelijk hoge tarieven zal moeten gaan rekenen. Daarvoor is in ieder geval niet voldoende de stelling dat de inwoners van de gemeente Rotterdam weliswaar een betrekkelijk klein gedeelte vormen van het totaal aantal inwoners van Nederland, maar dat het wegvallen, voor de gemeente Rotterdam, van de stroom aan ongepersonaliseerde reclamedrukwerk (waarvoor geen uitzondering geldt) toch significant kan zijn. Ook de belangen van
Postfilterworden niet zodanig getroffen dat de Gemeente van haar regelgevende bevoegdheid geen gebruik had mogen maken zoals zij heeft gedaan. Het bestreden voorschrift geldt immers in Rotterdam, terwijl Postfilter landelijk opereert. Om verwarring bij verzenders en ontvangers over de gevolgen van opt-out of opt-in te voorkomen, kan Postfilter op haar website informatie geven. Het opt-in stelsel zoals dat met het bestreden voorschrift door de Gemeente wordt gehanteerd kan er ook niet toe leiden dat inwoners van Rotterdam die op de site van Postfilter hebben gemeld geen ongeadresseerde post (in de zin van de Code Postfilter) te willen ontvangen, die ongeadresseerde post alsnog ontvangen, met negatieve gevolgen voor het draagvlak van Postfilter bij de Nederlandse burger. Het kan er hoogstens toe leiden dat inwoners van Rotterdam die zich bij Postfilter niet hebben verzet tegen het ontvangen van ongeadresseerde post (in de zin van die Code) en daardoor misschien verwachten reclamedrukwerk met opschriften als “Aan de bewoners van” te ontvangen omdat zij niet volledig op de hoogte zijn van het door de Gemeente gehanteerde opt-in systeem, dat reclamedrukwerk niet ontvangen. Postfilter c.s. hebben niet toegelicht hoe dat kan raken aan het draagvlak van Postfilter bij de burger. Zij heeft tijdens de mondelinge behandeling verduidelijkt dat het haar niet te doen is om het draagvlak voor de Code Postfilter bij de burger, maar bij de bij de Code Postfilter aangesloten adverterende bedrijven. Het belang van dat draagvlak is niet van dien aard, dat het belang van de Gemeente om het bestreden voorschrift te hanteren daarvoor moet wijken.
weglekeffecteen reëel gevaar is. Het hof laat dat in het midden. Zowel met als zonder weglekeffect, is het bestreden voorschrift toelaatbaar als integraal onderdeel van het gekozen opt-in systeem, waarin reclame die in Rotterdam papierafval genereert, gericht moet zijn aan personen die met naam worden genoemd of geen bezwaar hebben gemaakt om reclame te ontvangen die niet met naam aan hen is gericht.
griffierecht € 798,-
salaris advocaat € 2.428,- (2 punten × tarief II)
nakosten € 178,- (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)Totaal € 3.404,-
.
7.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 8 november 2023;
- veroordeelt Postfilter c.s. in de kosten van de procedure in hoger beroep aan de zijde van de Gemeente begroot op € 3.404,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als Postfilter c.s. deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan;
- bepaalt dat als Postfilter c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak hebben voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, Postfilter c.s. de kosten van die betekening moeten betalen, plus extra nakosten van € 92,-;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad voor zover het de veroordeling in de proceskosten betreft;
- wijst af wat in hoger beroep meer of anders is gevorderd.