Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het verloop van de procedure
2.De beoordeling van het hoger beroep
vernietigd.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ingangsdatum van de wettelijke schuldsaneringsregeling van de appellante. De rechtbank Rotterdam had eerder op 21 mei 2025 de schuldsaneringsregeling van de appellante van toepassing verklaard met een ingangsdatum van 15 januari 2025. De appellante, bijgestaan door haar advocaat mr. A.F.I. Derby, heeft hoger beroep ingesteld omdat zij van mening was dat de ingangsdatum eerder had moeten zijn, namelijk op 30 augustus 2024 of een eerdere datum. De appellante voerde aan dat zij reeds op 22 oktober 2024 een nulaanbod aan haar schuldeisers had gedaan, wat volgens haar gelijkgesteld moest worden met de eerste aflossing zoals bedoeld in de Faillissementswet.
Tijdens de mondelinge behandeling op 15 juli 2025 heeft het hof kennisgenomen van de door de appellante overgelegde stukken, waaronder een brief van de gemeente Rotterdam waarin het nulaanbod van 22 oktober 2024 werd bevestigd. Het hof oordeelde dat de appellante vanaf die datum aan haar afdrachtverplichting had voldaan en dat er voldoende aan de inspanningsverplichting was voldaan. Het hof concludeerde dat de eerdere ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling op 22 oktober 2024 moest worden vastgesteld, in plaats van de door de rechtbank vastgestelde datum van 15 januari 2025.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd ten aanzien van de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling en deze vastgesteld op 22 oktober 2024, met een einddatum op 22 april 2026. Het hof bekrachtigde het vonnis voor het overige.