ECLI:NL:GHDHA:2025:1618

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
18 augustus 2025
Zaaknummer
200.337.803/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige gevaarzetting door organisator van hindernisbaan leidt tot aansprakelijkheid voor letselschade

In deze zaak heeft een deelnemer aan een hindernisbaan, georganiseerd door Titan Events BVBA, een dwarslaesie opgelopen tijdens het evenement 'Titan Swim'. De deelnemer, aangeduid als [appellant], heeft op 18 augustus 2019 deelgenomen aan de hindernisbaan in Zevenhuizen. Tijdens het nemen van een obstakel is hij uitgegleden en heeft hij ernstig letsel opgelopen. Het hof oordeelt dat Titan onrechtmatig heeft gehandeld door onvoldoende rekening te houden met de kans dat deelnemers niet de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid in acht zouden nemen. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de rechtbank Den Haag, waarin de vorderingen van [appellant] waren afgewezen, en wijst de vorderingen van [appellant] toe. Het hof stelt vast dat Titan als professionele organisator een zorgplicht heeft voor de veiligheid van de deelnemers en dat zij deze zorgplicht niet heeft nageleefd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het risico van uitglijden inherent was aan de hindernisbaan, maar het hof is van mening dat Titan onvoldoende veiligheidsmaatregelen heeft getroffen. Het hof verklaart dat Titan aansprakelijk is voor de schade die [appellant] heeft geleden en dat er geen sprake is van eigen schuld aan de zijde van [appellant]. Daarnaast wordt Circles Group, de aansprakelijkheidsverzekeraar van Titan, verplicht om de schadevergoeding rechtstreeks aan [appellant] uit te keren, indien de polis dekking biedt. Het hof veroordeelt Titan c.s. tot terugbetaling van de door [appellant] betaalde bedragen en tot vergoeding van de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.337.803/01
Zaak- en rolnummer rechtbank : C/09/631057 / HA ZA 22-506
Arrest van 26 augustus 2025
in de zaak van
[appellant],
wonend in [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. E.W. Bosch, kantoorhoudend in Maasdijk,
tegen

1.Titan Events BVBA,

gevestigd in Nijlen (België),
2. Circles Group S.A.,
gevestigd in Windhof (Luxemburg),
geïntimeerden,
advocaat: mr. J. Veenis, kantoorhoudend in Amsterdam.
Het hof noemt partijen hierna respectievelijk [appellant] , Titan en Circles Group en geïntimeerden gezamenlijk Titan c.s.

1.De zaak in het kort

[appellant] heeft bij deelname aan een door Titan georganiseerd evenement (‘Titan Swim’) een dwarslaesie opgelopen toen hij van een obstakel (‘de
piramid’) wilde springen en uitgleed. Het hof oordeelt dat sprake is van onrechtmatige gevaarzetting aan de zijde van Titan. Zij heeft ten onrechte onvoldoende rekening gehouden met de kans dat deelnemers niet de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid in acht zouden nemen, terwijl de kans dat daardoor een ernstig ongeval zou plaatsvinden groot was en het nemen van veiligheidsmaatregelen niet bezwaarlijk was. Het hof vernietigt het bestreden vonnis en wijst de vorderingen van [appellant] toe.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 12 februari 2024, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 24 januari 2024;
  • de memorie van grieven van [appellant] ;
  • de memorie van antwoord van Titan c.s.
2.2
Op 25 april 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak toegelicht. De advocaat van [appellant] heeft dat gedaan aan de hand van spreekaantekeningen die hij heeft overgelegd. Partijen hebben vragen van het hof beantwoord. Ten slotte is arrest gevraagd en is een datum voor arrest bepaald.

3.Feitelijke achtergrond

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Voor zover de feiten in hoger beroep zijn betwist, heeft het hof daarmee in het navolgende rekening gehouden. Samengevat en waar nodig aangevuld komen de feiten neer op het volgende.
3.1
Op 18 augustus 2019 heeft [appellant] deelgenomen aan de door Titan georganiseerde ‘Titan Swim’ in Zevenhuizen.
3.2
De Titan Swim is een hindernisbaan van één kilometer op het water waarbij deelnemers (in teams) van obstakel naar obstakel zwemmen en proberen om de in totaal vijftien drijvende obstakels zo snel mogelijk te overbruggen.
3.3
De echtgenote van [appellant] heeft hem voor dit evenement samen met anderen als team aangemeld via de website van Titan.
3.4
Het derde piramidevormige obstakel van de hindernisbaan (hierna: de ‘
piramid’) bestond uit twee schuine zijden van met lucht gevulde rode tubes en zwarte randen. De twee zijden zijn identiek, met uitzondering van de volgende verschillen. Aan de ene zijde van de
piramidligt een klimplateau op het water (om deelnemers te helpen uit het water te klimmen) en zijn handvatten bevestigd aan de rode tubes. Deze zijde wordt hierna de ‘opklimzijde’ genoemd. De andere zijde, die klimplateau en handvatten ontbeert, wordt hierna de ‘afdaalzijde’ genoemd. De
piramidis ongeveer 7,5 meter breed, 6 à 6,5 meter lang en tenminste 2,5 meter hoog. Bovenop de
piramidbevond zich een steward. De
piramidziet er, met zicht op de afdaalzijde, als volgt uit:
3.5
[appellant] heeft de
piramidaan de opklimzijde beklommen. Hij is op de bovenste tube van het obstakel gestapt, heeft zich willen afzetten om naar beneden te springen en is uitgegleden. Hij is, met zijn hoofd naar beneden, voorovergevallen en heeft met zijn hoofd de onderste zwarte rand van de
piramidaan de afdaalzijde geraakt.
3.6
[appellant] had direct na het ongeval geen kracht meer in zijn armen en benen.
3.7
Na het ongeval is [appellant] door de hulpdiensten naar het Erasmus MC gebracht, waar onder meer een dwarslaesie bij hem is vastgesteld.
3.8
Op 4 oktober 2019 heeft [appellant] Titan aansprakelijk gesteld voor de als gevolg van het ongeval geleden en nog te lijden schade. Titan heeft de aansprakelijkheid afgewezen.
3.9
Op 6 juni 2020 heeft [appellant] ook Circles Group - de aansprakelijkheidsverzekeraar van Titan - aansprakelijk gesteld voor de als gevolg van het ongeval geleden en nog te lijden schade. Ook Circles Group heeft de aansprakelijkheid afgewezen.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
[appellant] heeft in eerste aanleg samengevat gevorderd om bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
voor recht te verklaren dat Titan aansprakelijk is voor de door hem geleden en nog te lijden schade door het ongeval op 18 augustus 2019, en haar te veroordelen tot vergoeding van de door hem daardoor geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
voor recht te verklaren dat [appellant] geen eigen schuld draagt, zodat Titan gehouden is om de schade van [appellant] integraal te vergoeden, althans in goede justitie een percentage eigen schuld te bepalen, al dan niet onder toepassing van de billijkheidscorrectie,
voor recht te verklaren dat Circles Group, in haar hoedanigheid van aansprakelijkheidsverzekeraar van Titan, gehouden is om de uit te keren schadevergoeding (onder de bij haar afgesloten aansprakelijkheidsverzekering) rechtstreeks aan [appellant] over te (doen) maken, dit indien en voor zover de polis dekking biedt, en
Titan c.s., hoofdelijk, des dat indien de ene betaalt, de andere is bevrijd, te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis tot aan de dag van algehele betaling.
4.2
De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen en [appellant] in de proceskosten veroordeeld. De rechtbank is van oordeel dat Titan niet onrechtmatig heeft gehandeld. [appellant] heeft onvoldoende onderbouwd dat de
piramideen dusdanig harde rand heeft dat Titan daarmee onder de gegeven omstandigheden meer risico heeft laten bestaan dan redelijkerwijs verantwoord was. De
piramidis onderdeel van een hindernisbaan in het water, waardoor het risico bestaat dat deelnemers uitglijden en ongelukkig terechtkomen. Dat risico is echter evident en in redelijkheid niet te voorkomen. Bovendien is het risico niet zodanig dat Titan maatregelen had kunnen en moeten treffen om te voorkomen dat [appellant] besloot van de
piramidte springen en vervolgens uitgleed, aldus nog steeds de rechtbank.

5.Vorderingen in hoger beroep

5.1
[appellant] heeft in hoger beroep 11 grieven aangevoerd. Hij vordert, behalve vernietiging van het vonnis, hetzelfde als bij de rechtbank. Daarnaast vordert hij hoofdelijke veroordeling van Titan c.s. om alles terug te betalen wat hij haar ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft betaald, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling. [appellant] vordert ten slotte hoofdelijke veroordeling van Titan c.s. in de proceskosten in beide instanties, met nakosten en rente.
5.2
Titan c.s. heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, met nakosten en rente.

6.Beoordeling in hoger beroep

6.1
In deze zaak staat centraal of Titan een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens [appellant] .
Rechtsmacht en toepasselijk recht
6.2
Titan is gevestigd in België en Circles Group in Luxemburg, zodat deze zaak een internationaal karakter heeft. Gelet op de plaats waar het schade toebrengende feit zich heeft voorgedaan - Zevenhuizen - is het hof Den Haag relatief bevoegd om van dit geschil kennis te nemen. [1] Aangezien de schade zich in het onderhavige geval voordoet in Nederland, is Nederlands recht op de vordering van toepassing. [2]
Onrechtmatige daad
6.3
De grieven beogen het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen en lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
6.4
[appellant] legt aan zijn vorderingen, kort gezegd, ten grondslag dat Titan onrechtmatig gevaarzettend heeft gehandeld. Titan had enerzijds ervoor moeten zorgen dat zich aan de afdaalzijde geen hard materiaal bevond en anderzijds adequaat moeten waarschuwen voor het gevaar van springen van (de bovenste tube van) de
piramid. Door dit niet te doen heeft Titan haar zorgplicht geschonden en onrechtmatig gehandeld, aldus nog steeds [appellant] .
6.5
Het hof overweegt, op basis van de zogenaamde Kelderluikjurisprudentie, als volgt. Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden. [3] Als onrechtmatige daad worden aangemerkt: een inbreuk op een recht, een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht en een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. [4] Dit laatste kan onder meer bestaan uit het in het leven roepen of laten voortbestaan van een gevaarlijke situatie (ook wel: gevaarzetting). Of gevaarzetting onrechtmatig is, hangt af van alle omstandigheden van het geval. Beoordeeld moet worden in hoeverre iemand die een situatie in het leven roept die voor anderen bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk is, rekening dient te houden met de mogelijkheid dat die oplettendheid en voorzichtigheid niet in acht zullen worden genomen en met het oog daarop bepaalde veiligheidsmaatregelen dient te treffen. Bij die beoordeling dient met name in aanmerking te worden genomen in hoeverre niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid waarschijnlijk is, hoe groot de kans is dat daaruit ongevallen ontstaan, hoe ernstig de gevolgen kunnen zijn, en in hoeverre het nemen van veiligheidsmaatregelen bezwaarlijk is. [5] Een onrechtmatige daad kan aan de dader worden toegerekend indien zij is te wijten aan zijn schuld of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. [6]
6.6
Uitgangspunt is dat Titan als professionele sportevenementorganisator een zorgplicht heeft voor de veiligheid van deelnemers. [7] Zij is op grond van die zorgplicht gehouden om voldoende veiligheidsmaatregelen te treffen ter voorkoming van de verwezenlijking van (ernstige) gevaren bij het doorlopen van de hindernisbaan, dan wel de gevolgen ervan zoveel mogelijk te beperken. De organisator bevindt zich immers bij uitstek in de positie om dergelijke maatregelen te treffen en deelnemers mogen daar dan ook op vertrouwen. Dat iemand kiest voor deelname aan een hindernisbaan, ondanks de hieraan bekende, intrinsiek verbonden risico’s, ontslaat de organisator niet van de op haar rustende zorgplicht.
Gevaarlijke situatie
6.7
Titan heeft de
piramidals obstakel geplaatst als onderdeel van een door haar georganiseerd commercieel evenement, te weten een hindernisbaan op het water. Daarbij komen de deelnemers veelal in teamverband aanzwemmen en moeten dan proberen de obstakels te nemen. Onder het nemen van een obstakel moet worden verstaan dat het obstakel vanuit het water aan de ene kant wordt beklommen en aan de andere kant wordt verlaten om weer in het water te komen. Het is volgens Titan de bedoeling om “
te zwemmen, te duiken en te springen en om de 15 obstakels van de hindernisbaan te overwinnen”. Het evenement is bedoeld om de deelnemers geestelijk en fysiek uit te dagen. Onderdeel van de uitdaging is dan ook dat de deelnemers zelf uitzoeken op welke wijze de verschillende obstakels moeten worden genomen. De deelnemers krijgen daartoe voor aanvang van het evenement geen instructies, aldus nog steeds Titan. Een aantal obstakels moet worden verlaten door middel van een duidelijk kenbare glijbaan. Ook is er een aantal obstakels waar recht naar beneden vanaf moet worden gesprongen om weer in het water te komen. De deelnemers komen nat aan op de obstakels, waardoor de obstakels glad zijn.
6.8
Titan heeft aangevoerd dat de
piramidniet geschikt is om vanaf te springen. Er is, staande op de bovenste ronde tube, geen mogelijkheid om je ergens aan vast te houden, zodat de deelnemer eerst zou moeten balanceren op een ronde tube om vervolgens vanuit stilstand voldoende kracht te zetten om naar beneden te springen. Verder is de bovenste tube van de
piramidminimaal 2,5 meter hoog en is de horizontale afstand vanaf dat punt naar het water 3,25 meter aan de afdaalzijde. Die afstand is volgens Titan heel moeilijk te overbruggen met een sprong. Titan heeft een dergelijke sprong als “
volstrekt onverantwoord” gekwalificeerd.
6.9
Naar het oordeel van het hof volgt uit het voorgaande dat Titan - door het plaatsen van de
piramidals onderdeel van een hindernisbaan - een situatie in het leven heeft geroepen die bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid door de deelnemers gevaarlijk is. Er is immers, zoals ook blijkt uit de stellingen van Titan in rov. 6.7, bij het niet in achtnemen van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid (door de sprong te wagen) een aanzienlijke kans dat de deelnemer de horizontale afstand naar het water niet kan overbruggen. De kans dat een deelnemer (ernstig) letsel oploopt wanneer hij op de onderste zwarte rand van de
piramidterechtkomt, is groot. Partijen verschillen nog van mening over het antwoord op de vraag of de onderste zwarte rand van de
piramid- waartegen [appellant] is geklapt - hard is. Daarover is ter zitting door Titan op vragen van het hof verklaard dat die zwarte rand, als onderdeel van het obstakel, van springkussenmateriaal is gemaakt, maar dat de obstakels harder zijn opgeblazen dan een springkussen in verband met de vereiste stabiliteit van het object in het water. Daarmee is voor het hof voldoende duidelijk geworden dat ook de met lucht gevulde zwarte randen tenminste zodanig hard zijn dat deze een sprong of val niet kunnen opvangen en (ernstig) letsel niet kunnen voorkomen.
Rekening houden met onoplettendheid en voorzichtigheid mede gezien de aard van het obstakel
6.1
Het hof is verder van oordeel dat Titan als organisator van het evenement rekening had moeten houden met de mogelijkheid dat deelnemers zoals [appellant] bij het verlaten van de
piramidniet de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid in acht zouden nemen. Het gaat hier om een hindernisbaan waarbij deelnemers in teamverband fysiek uitdagende en voor hen onbekende obstakels moeten nemen. Zij moeten zelf uitzoeken op welke wijze zij het obstakel op gaan en moeten verlaten. Onder deze omstandigheden – waarbij Titan dus ook de uitgesproken bedoeling had om onduidelijkheid te laten bestaan over de wijze van het op-en-af gaan, immers dit was onderdeel van de uitdaging – had Titan er rekening mee moeten houden dat een deelnemer verkeerd zou inschatten hoe een obstakel moest worden verlaten en daarbij (ernstig) letsel zou oplopen, mede gelet op de gladheid van de obstakels.
6.11
Tussen partijen is niet in geschil dat verschillende deelnemers van de bovenste tube van de
piramidin het water sprongen. Dit blijkt ook uit de door Titan overgelegde schriftelijke verklaring van de steward die zich op de
piramidbevond (“
Zijn vrienden sprongen eerst wat allemaal goed verliep”). Het is dan ook goed voorstelbaar dat deelnemers, onder wie [appellant] , daardoor meenden dat zij veilig van de
piramidin het water konden springen, en daarmee dus niet de (volgens Titan) vereiste oplettendheid en voorzichtigheid in acht namen.
Maatregelen
6.12
Zoals hiervoor overwogen is Titan een professionele organisator van een sport- en spelevenement en rust op haar dan ook een zorgplicht voor de veiligheid van de deelnemers. Zij is op grond van die zorgplicht gehouden om voldoende veiligheidsmaatregelen te treffen ter voorkoming van de verwezenlijking van (ernstige) gevaren bij het doorlopen van de hindernisbaan, dan wel om de gevolgen daarvan zoveel mogelijk te beperken. Temeer gezien de aard en vormgeving van de
piramidals obstakel. Volgens de eigen stellingen van Titan was het uitdrukkelijk niet de bedoeling dat van de bovenste tube van de
piramidwerd gedoken of gesprongen, sterker nog: dit was in haar ogen volstrekt onverantwoord gezien de te overbruggen (horizontale) springafstand. Van Titan mocht dan ook verwacht worden dat zij met het oog daarop de deelnemers deugdelijk en effectief zou waarschuwen teneinde hen te beletten van de
piramidte springen, daarop toezicht zou houden en indien nodig aanvullende maatregelen zou treffen. Dat geldt temeer nu de
piramidbij de Titan Swim op 18 augustus 2019 (kennelijk) een van de weinige dan wel het enige obstakel(s) was waar deelnemers gezien de vormgeving en hoogte niet vanaf mochten springen.
6.13
Vaststaat als gezegd dat zich boven op de
piramideen steward bevond (op de afbeelding in rov. 3.4 met geel hesje). De steward had volgens Titan tot taak om deelnemers (on)gevraagd instructies te geven. Partijen zijn het er echter niet over eens welke instructies de steward heeft gegeven. Volgens Titan heeft de steward [appellant] en zijn groep vrienden meermaals geïnstrueerd niet te springen. Dit wordt weersproken in de door [appellant] overgelegde getuigenverklaringen. Volgens [appellant] en zijn teamgenoten werd slechts gezegd dat zij zelf mochten bepalen hoe af te dalen. Welke instructies de steward heeft gegeven, kan naar het oordeel van het hof in het midden blijven. Het geven van mondelinge instructies door een steward, die aan één kant op het obstakel zit in een veelal drukke en hectische omgeving, waar verschillende deelnemers gelijktijdig het obstakel moeten nemen, acht het hof namelijk een onvoldoende adequate maatregel om deelnemers het springen te beletten, dan wel hen indringend te waarschuwen. Naar het oordeel van het hof had Titan (een combinatie van) meer adequate maatregelen moeten nemen, zoals hierna (niet limitatief) opgesomd. Titan had alle deelnemers voorafgaand aan de start van het evenement veiligheidsinstructies kunnen geven, bijvoorbeeld per e-mail, op haar website of toen zij in het startvak stonden te wachten. Eveneens had Titan waarschuwingstekens op de opklimzijde van de
piramidkunnen aanbrengen, zodat het voor deelnemers duidelijk was dat, vanwege valgevaar en gevaar voor letsel, niet van dit specifieke obstakel mocht worden gesprongen. Titan had aan de afdaalzijde (net als aan de opklimzijde) handvatten kunnen bevestigen zodat duidelijker was dat naar beneden klimmen de aangewezen, veilige wijze was om de
piramidte verlaten, etc.
6.14
Als onderdeel van haar zorgplicht had Titan dan bovendien toezicht moeten houden op de naleving van de door haar getroffen maatregelen. Dat dergelijke maatregelen voor Titan (te) bezwaarlijk zouden zijn, is verder niet gebleken en ook anderszins niet door Titan aannemelijk gemaakt.
6.15
Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat sprake is van onrechtmatige gevaarzetting aan de zijde van Titan. Zij heeft ten onrechte onvoldoende rekening gehouden met de kans dat deelnemers niet de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid in acht zouden nemen en van de
piramidzouden (pogen te) springen, terwijl de kans dat daardoor een ongeval met (ernstig) letsel zou plaatsvinden groot was gezien de hoogte en vormgeving van het obstakel en het nemen van adequate, op de situatie toegesneden veiligheidsmaatregelen niet bezwaarlijk was. Zij heeft daarmee haar zorgplicht onvoldoende nageleefd. Daaruit vloeit voort dat het onrechtmatige handelen aan de schuld van Titan is te wijten, zodat dit aan haar kan worden toegerekend.
6.16
Titan heeft nog aangevoerd dat het wegglijden van de voet van [appellant] , waardoor de sprong onvoldoende krachtig was en verstoord werd, kan worden vergeleken met het maken van een misstap tijdens een sportevenement waarvan de organisatie per definitie geen verwijt kan worden gemaakt. Dit verweer wordt verworpen. De onrechtmatige gevaarzetting heeft immers geleid tot de val van [appellant] . Een vergelijking met een misstap van een deelnemer aan een sportevenement waarbij geen sprake is van onrechtmatige gevaarzetting is derhalve niet aan de orde.
6.17
Tussen partijen is niet in geschil dat het ongeval tot het oplopen van de dwarslaesie van [appellant] heeft geleid en ook niet dat [appellant] daardoor schade heeft geleden en nog steeds lijdt. Het vereiste causaal verband met de schade staat daarmee vast.
Geen eigen schuld
6.18
Voor het geval Titan aansprakelijk zou worden geacht, heeft Titan c.s. een beroep gedaan op eigen schuld van [appellant] . Hiertoe heeft zij naar voren gebracht dat de door [appellant] geleden en nog te lijden schade volledig voor zijn eigen rekening dient te komen, omdat geen sprake is van onoplettendheid maar van een concrete keuze die [appellant] onder de gegeven omstandigheden nooit had mogen maken.
6.19
In dit verband geldt dat wanneer schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde ( [appellant] ) kan worden toegerekend, de vergoedingsplicht wordt verminderd door de schade over de benadeelde en de aansprakelijke (Titan) te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen (de causaliteitsafweging), met dien verstande dat een andere verdeling plaatsvindt of de vergoedingsplicht geheel vervalt of in stand blijft indien de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist (de billijkheidscorrectie). [8]
6.2
Hetgeen het hof in het voorgaande heeft overwogen is niet verenigbaar met een beroep op eigen schuld van [appellant] . Dat [appellant] de sprong vanaf de bovenste tube van de
piramidheeft gemaakt, is een factor die tot het oplopen van de dwarslaesie heeft geleid. Dat leidt echter niet tot het oordeel dat de schade mede het gevolg is van een omstandigheid die
aan hem kan worden toegerekend, omdat het juist aan Titan was om - gelet op de hoogte en vormgeving van dit specifieke obstakel - zorg te dragen voor de veiligheid en adequate instructie van haar deelnemers en zij dit, zoals hiervoor in rov. 6.13 is overwogen, onvoldoende heeft gedaan. Samengevat: Titan heeft een gevaarlijke situatie in het leven geroepen door een obstakel in de hindernisbaan te plaatsen waar deelnemers vanaf sprongen, terwijl dit (in haar eigen woorden) onverantwoord en niet toegestaan was, mede gezien de hoogte en grote afspringafstand tot het water. Daarbij heeft zij geen adequate maatregelen getroffen ter voorkoming van een ongeval. Het beroep op eigen schuld faalt derhalve.
6.21
Het voorgaande betekent dat de grieven slagen en de gevraagde verklaring voor recht - dat geen sprake is van eigen schuld van [appellant] - toewijsbaar is.
Algemene voorwaarden
6.22
Titan c.s. heeft voorts een beroep gedaan op het exoneratiebeding in de algemene voorwaarden van Titan. Dit beding sluit aansprakelijkheid van Titan uit voor enige door een deelnemer geleden schade, waaronder blijvend letsel en overlijden, als gevolg van deelname.
6.23
Op grond van artikel 6 van de Rome I Verordening (EG) nr. 593/2008 wordt een overeenkomst, gesloten door een natuurlijke persoon voor een gebruik dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd (de consument) met een andere persoon die handelt in de uitoefening van zijn bedrijf of beroep (de verkoper), beheerst door het recht van het land waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft, op voorwaarde dat de verkoper zijn commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in het land waar de consument woonplaats heeft, of dergelijke activiteiten richt op dat land of op verscheidene landen, met inbegrip van dat land, en de overeenkomst onder die activiteiten valt. Aangezien de Titan Swim in Nederland plaatsvond en [appellant] in Nederland woont, is Nederlands recht van toepassing op dit geschilpunt.
6.24
Titan c.s. heeft over dit punt het volgende naar voren gebracht. [appellant] heeft deelgenomen aan de Titan Swim op basis van een groepsinschrijving. De inschrijver – de echtgenote van [appellant] - heeft bevestigd akkoord te zijn met de algemene voorwaarden, zodat Titan ervan mocht uitgaan dat [appellant] had kennisgenomen van de algemene voorwaarden. Ook staan de algemene voorwaarden op het ticket, aldus Titan c.s.
6.25
[appellant] heeft primair betwist dat tussen partijen een contractuele relatie bestaat en subsidiair aangevoerd dat de algemene voorwaarden niet aan hem ter hand zijn gesteld. Hij heeft de algemene voorwaarden op die grond vernietigd. [9] Ter zitting in hoger beroep is namens [appellant] toegelicht dat de (27) teamgenoten de tickets en algemene voorwaarden niet afzonderlijk hebben ontvangen na inschrijving. De tickets zijn door de echtgenote van [appellant] ontvangen en aan de organisatie getoond bij aanvang van het evenement. De afzonderlijke teamgenoten hebben de algemene voorwaarden dan ook niet gezien, aldus [appellant] .
6.26
Naar het oordeel van het hof heeft Titan c.s. – gelet op deze gemotiveerde betwisting door [appellant] – onvoldoende onderbouwd dat de algemene voorwaarden niettemin op de vereiste manier aan [appellant] ter hand zijn gesteld, zodat het beroep van [appellant] op de vernietiging van de algemene voorwaarde(n) moet worden gehonoreerd. Het beroep van Titan op het exoneratiebeding in de algemene voorwaarden faalt dan ook.
Directe actie tegen de verzekeraar
6.27
[appellant] heeft Circles Group op de voet van artikel 7:954 BW (de directe actie) in het geding betrokken. Titan c.s. is van mening dat [appellant] geen rechtstreeks vorderingsrecht jegens Circles Group heeft. Het hof overweegt als volgt.
6.28
Titan c.s. heeft terecht aangevoerd dat geen afzonderlijke verbintenis tot betaling tussen de verzekeraar (Circles Group) en de benadeelde ( [appellant] ) bestaat. De directe actie schept voor de benadeelde echter wel de bevoegdheid om rechtstreeks van de verzekeraar betaling te vorderen van hetgeen de verzekerde (Titan) van de verzekeraar heeft te vorderen. [10] De benadeelde is in dat verband bevoegd een rechtsvordering in te stellen tegen de verzekeraar als de verzekerde (zoals in deze zaak het geval is) in het geding is opgeroepen. De verzekeraar kan ten gevolge daarvan alleen nog bevrijdend betalen aan de benadeelde. De verzekeraar is niet naast de verzekerde jegens de benadeelde hoofdelijk verbonden. De benadeelde heeft alleen de keuze om de verzekerde of de verzekeraar tot betaling aan te spreken.
6.29
De gevraagde verklaring voor recht - dat Circles Group, in haar hoedanigheid van aansprakelijkheidsverzekeraar van Titan, gehouden is om de onder de bij haar afgesloten aansprakelijkheidsverzekering uit te keren schadevergoeding rechtstreeks aan [appellant] over te (doen) maken indien en voor zover de polis dekking biedt - is derhalve toewijsbaar.
Verwijzing schadestaatprocedure
6.3
Voor verwijzing naar de schadestaatprocedure is naast het vaststaan van de grondslag voor aansprakelijkheid vereist dat de mogelijkheid dat schade is of zal worden geleden aannemelijk is. Het hof is van oordeel dat deze - lage - drempel voor verwijzing naar de schadestaatprocedure is gehaald. Tussen partijen is zoals gezegd niet in geschil dat [appellant] schade heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van het ongeval.
6.31
Het voorgaande betekent dat ook de gevraagde verklaring voor recht - dat Titan onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellant] en aansprakelijk is voor de door [appellant] geleden schade nader op te maken bij staat - toewijsbaar is.
Bewijsaanbod
6.32
Titan c.s. heeft voor het overige geen feiten en omstandigheden gesteld die, indien bewezen, tot een ander oordeel leiden, zodat haar bewijsaanbod verder als niet ter zake dienend wordt gepasseerd.
Conclusie en proceskosten
6.33
De conclusie is dat het hoger beroep van [appellant] slaagt. Daarom zal het hof het bestreden vonnis vernietigen. Het hof zal Titan c.s. als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het geding in beide instanties.
6.34
Het hof begroot de proceskosten bij de rechtbank aan de zijde van [appellant] op: dagvaarding € 125,03
griffierecht € 314,-
salaris advocaat € 1.228,-(2 punten x tarief II)
Totaal € 1.667,03
Het hof begroot de proceskosten in hoger beroep aan de zijde van [appellant] op:
dagvaarding € 135,97
griffierecht € 349,-
salaris advocaat € 2.428,- (2 punten × tarief II)
nakosten € 178,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 3.090,97
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing
.

7.Beslissing

Het hof:
- vernietigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 24 januari 2024 en opnieuw rechtdoende:
- verklaart voor recht dat Titan onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellant] en aansprakelijk is voor de door [appellant] als gevolg van het ongeval geleden schade, nader op te maken bij staat;
- verklaart voor recht dat geen sprake is van eigen schuld van [appellant] ;
- verklaart voor recht dat Circles Group, in haar hoedanigheid van aansprakelijkheidsverzekeraar van Titan, gehouden is om de onder de bij haar afgesloten aansprakelijkheidsverzekering uit te keren schadevergoeding rechtstreeks aan [appellant] over te (doen) maken indien en voor zover de polis dekking biedt;
- veroordeelt Titan c.s. hoofdelijk tot terugbetaling van al hetgeen [appellant] haar ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft betaald, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling;
- veroordeelt Titan c.s. hoofdelijk in de kosten van de procedure in beide instanties, aan de zijde van [appellant] begroot op € 4.758,- vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als Titan c.s. deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
- bepaalt dat als Titan c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, Titan c.s. de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als Titan c.s. deze niet binnen veertien dagen na betekening heeft voldaan;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.D. Ruizeveld, M.J. van Cleef-Metsaars en A.J. Swelheim en is door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2025 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Artikel 7 lid 2 van de herschikte EEX-Verordening (Verordening EU Nr. 1215/2012).
2.Artikel 4 lid 1 Verordening (EG) nr. 864/2007.
3.Artikel 6:162 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
4.Artikel 6:162 lid 2 BW.
5.Zie o.m. HR 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:45, NJ 2013/366 (Martina/Curaçao) en HR 5 november 1966, NJ 1966, 136 (Kelderluik).
6.Artikel 6:162 lid 3 BW.
7.HR 6 oktober 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1836, NJ 1998/190 (Turnongeval).
8.Artikel 6:101 lid 1 BW.
9.Artikel 6:233, aanhef en onder b BW.
10.Artikel 7:954 lid 1 BW.