Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Verder procesverloop
2.Verdere beoordeling
Inleiding; vraagstelling aan de deskundige
Tijdens het storten van de onderwaterbetonspecie diende de stortbuis de schoren van de stempelramen te passeren. Hiervoor was het noodzakelijk om de stortbuis uit het stortfront van de onderwaterbeton te trekken. Indien daarna - bijvoorbeeld door onvoldoende/weinig zicht - de stortbuis niet ver genoeg meer in de onderwaterbetonspecie wordt teruggestoken, dan kan ontmenging optreden. Hierdoor kunnen o.a. de gaten die in het midden van de onderwaterbetonvloer zijn geconstateerd door de duiker namens [naam onderneming] worden verklaard [4-productie 27]. De hierdoor ontstane kraters/grindnesten volgens [4-productie 27] hadden door middel van reparatie/injectie kunnen worden verholpen.
kanoptreden
indiende stortbuis niet ver genoeg wordt teruggestoken, en dat de genoemde gaten hierdoor
kunnenworden verklaard. Voor de beoordeling van de aansprakelijkheid van Qceas maakt dit echter niet uit. In de eerste plaats kan niet worden vastgesteld dat indien dit onvoldoende terugsteken zou zijn opgetreden, sprake zou zijn van een tekortkoming van Qceas waarvoor zij aansprakelijk zou zijn. De deskundige noemt onvoldoende of weinig zicht als mogelijke oorzaak voor het – in voorkomend geval – niet ver genoeg terugsteken van de stortbuis. Dat duidt niet op een tekortkoming van de zijde van Qceas. In de tweede plaats hadden de genoemde kraters/grindnesten volgens de deskundige door middel van reparatie/injectie kunnen worden verholpen. Het betreft hier dus geen oorzaak van onbruikbaarheid van de betonvloer, hooguit een repareerbare oneffenheid indien de betonvloer overigens bruikbaar zou zijn geweest.
Indien wordt aangenomen dat de damwandkassen niet 100% brandschoon waren dan zou deze omstandigheid bij een stabiele ondergrond van grind op een vlakke onderwaterbodem niet hebben geleid tot de aanwezigheid van het slib/grind mengsel in de damwandkassen. Bij niet 100% brandschone damwandkassen zou de onderwaterbetonspecie tegen het (plaatselijk) aanwezige dunne laagje bodemmateriaal op de damwanden van de ontvangstkuip zijn gevloeid hetgeen zou hebben geleid tot een hechtingsprobleem van het onderwaterbeton aan het staal van de damwand. Na het leegpompen van de ontvangstkuip zou dit plaatselijk hebben kunnen leiden tot lekkages bij de aansluiting van het onderwaterbeton op de damwand. Dit is niet ongebruikelijk bij bouwkuipbodems van onderwaterbeton en wordt veelal verholpen door middel van injecteren.
.
3.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 9 december 2015;
- veroordeelt de curator in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van Qceas begroot op € 23.892,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als de curator deze niet binnen veertien dagen na heden heeft betaald;
- bepaalt dat als de curator niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, hij de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als hij deze niet binnen veertien dagen na betekening heeft betaald.