ECLI:NL:GHDHA:2025:1837
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WOZ-waarde en proceskostenvergoeding in belastingzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WOZ-waarde van een onroerende zaak in Alphen aan den Rijn. De Heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 584.000 voor het kalenderjaar 2022. Belanghebbende, de eigenaar van de woning, maakte bezwaar tegen deze beschikking en de daaropvolgende aanslag onroerende-zaakbelastingen. De Rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, maar kende wel een proceskostenvergoeding toe van € 87,50 voor rechtsbijstand. Belanghebbende ging in hoger beroep, waarbij hij stelde dat de Rechtbank ten onrechte de schending van de toezend-/informatieverplichting had gepasseerd en dat de proceskostenvergoeding te laag was vastgesteld.
Het Gerechtshof oordeelde dat de Rechtbank terecht had geoordeeld dat de Heffingsambtenaar niet had voldaan aan de toezend-/informatieverplichting, maar dat dit gebrek was gepasseerd omdat belanghebbende niet was benadeeld. Het Hof bevestigde de beslissing van de Rechtbank en oordeelde dat de proceskostenvergoeding van € 87,50 passend was, gezien de eenvoud van de zaak en de geringe werkbelasting van de gemachtigde. Het hoger beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in cassatie te gaan.