ECLI:NL:GHDHA:2025:2238
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake proceskostenvergoeding bij naheffingsaanslag parkeerbelasting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, waarin de rechtbank de invorderingskosten van een naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft vernietigd en een proceskostenvergoeding heeft toegekend. De Invorderingsambtenaar van de gemeente Rijswijk had bij dwangbevel invorderingskosten in rekening gebracht, waarop belanghebbende bezwaar maakte. De rechtbank oordeelde dat de Invorderingsambtenaar de kosten ten onrechte had opgelegd en kende een proceskostenvergoeding toe van € 593,50 toe. Belanghebbende ging in hoger beroep, waarbij de wegingsfactor voor de proceskostenvergoeding ter discussie stond. De rechtbank had een wegingsfactor van 0,25 (zeer licht) toegepast, terwijl belanghebbende vond dat deze op 0,5 (licht) had moeten worden gesteld. Het Gerechtshof Den Haag bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de rechtbank op goede gronden de wegingsfactor had vastgesteld. Het Hof verwierp de argumenten van belanghebbende en concludeerde dat er geen aanleiding was voor een hogere wegingsfactor. De uitspraak van het Hof werd op 25 september 2025 openbaar gemaakt.