ECLI:NL:GHDHA:2025:2391
Gerechtshof Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de veroordeling van een werkgever tot toelating van een werknemer tot werkzaamheden en de vraag van verbeurde dwangsommen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen een werkgever, aangeduid als [appellante], en een werknemer, aangeduid als [geïntimeerde]. De werkgever was eerder door de kantonrechter veroordeeld om de werknemer toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden, namelijk schoonmaakwerkzaamheden bij een inlener. De werkgever heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij aan deze veroordeling heeft voldaan en dat er geen dwangsommen zijn verbeurd. Het hof heeft vastgesteld dat de werknemer niet meer kon terugkeren naar de inlener, en dat de werkgever andere werkzaamheden mocht aanbieden. Het hof concludeert dat de werkgever aan de veroordeling heeft voldaan en dat er geen dwangsommen zijn verbeurd. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van de werknemer af. Tevens wordt de werknemer veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep en de eerste aanleg, die zijn begroot op € 3.068,37. Het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van partijen en de griffier.