Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
beschikking van 16 december 2025
[verzoeker] ,
Vereniging voor Christelijk Voortgezet Onderwijs te Rotterdam en omgeving,
Verder verloop van het hoger beroep
Verdere beoordeling van het incidenteel hoger beroep
Het bewijsthema
“bijzondere geval”in de zin van art. 9.2 van de CAO VO. Daarvoor is in dit geding nodig dat (a) de arbeidsovereenkomst van
“directietaken/bedrijfsvoering”. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat
“en nu is het dus voorbij”. Meer betekenis kan aan deze uitlating van [verzoeker] niet worden toegekend.
“bijzonder geval”en dat het vervullen van dit takenpakket
“bij wijze van proef”was voor de functie van Hoofd Bedrijfsvoering. Dat is niet komen vast te staan, om de volgende redenen.
“Je komt mogelijk in aanmerking voor hoofd bedrijfsvoering”en dat hij wist dat als deze functie zou worden vervuld, de functie van beleidsmedewerker niet kon blijven bestaan. Ook als deze verklaring juist is – wat [verzoeker] betwist – kan daaruit niet worden afgeleid dat het aangaan van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in 2021
“bij wijze van proef”was en dat er zich in 2022 bijzondere omstandigheden voordeden op grond waarvan de overeenkomst met twaalf maanden moest worden verlengd. Noch uit de verklaring van [getuige 1] , noch uit andere getuigenverklaringen of stukkenvolgt welke bijzondere omstandigheden zich ten tijde van de verlenging voordeden en waarom die ertoe hebben geleid dat de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] met twaalf maanden moest worden verlengd. Op dit punt is verder van belang dat niet door CVO toegelicht is hoe een proef zich verdraagt met de feitelijke gang van zaken, namelijk dat [verzoeker] heeft moeten solliciteren op die functie, naast andere kandidaten. Een proefperiode lijkt immers te impliceren dat bij gebleken geschiktheid – anders gezegd: geslaagd voor de proef – aanstelling in de functie van Hoofd Bedrijfsvoering zou plaatsvinden.
€1821,-- (3 punten, tarief II x 0,5) en nakosten van € 178,--, dus in totaal een bedrag van € 1.999,--.
Beslissing in principaal en incidenteel hoger beroep
- bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van
- veroordeelt [verzoeker] in de kosten van de procedure in principaal hoger beroep, aan de zijde van CVO tot op heden begroot op € 3404,--;
- bepaalt dat als [verzoeker] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak in incidenteel hoger beroep heeft voldaan en deze beschikking vervolgens wordt betekend, [verzoeker] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,--;
- veroordeelt CVO in de kosten van de procedure in incidenteel hoger beroep, aan de zijde van [verzoeker] tot op heden begroot op € 1.999,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten als CVO deze niet binnen veertien dagen na heden heeft betaald;
- bepaalt dat als CVO niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak in incidenteel hoger beroep heeft voldaan en deze beschikking vervolgens wordt betekend, CVO de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van
- wijst de overige verzoeken van partijen af;
- verklaart deze beschikking arrest uitvoerbaar bij voorraad.
A.J.P. van Beurden en is ondertekend en in het openbaar uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 december 2025 in aanwezigheid van de griffier.