Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- Het beroepschrift in het hoger beroep, ingekomen ter griffie op 15 april 2025, waarmee [verzoeker] in hoger beroep is gekomen van de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 17 januari 2025, tevens incidenteel verzoek tot inzage van gegevens;
- Het verweerschrift in hoger beroep ten aanzien van de incidentele vordering tot inzage en afgifte ex artikel 195 Rv van de RET;
- De bijlagen (34 t/m 39) die [verzoeker] ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
5.Verzoek tot inzage in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
equality of armsbeginsel en de goede procesorde. Het is voldoende duidelijk waartegen [verzoeker] zich wil verweren en wat hij met het rapport wil bereiken in de hoger beroepsprocedure. Dat de RET heeft aangevoerd dat de gespreksverslagen niet integraal zijn opgenomen in het onderzoeksrapport en evenmin in haar bezit dan wel bij haar bekend zijn, neemt dit belang niet weg. Het belang van [verzoeker] is erin gelegen inzicht te krijgen in de feiten en omstandigheden waarop de conclusies van het onderzoeksrapport zijn gebaseerd. Die onderbouwing zal onder meer gestoeld zijn op de gesprekken die Verinorm met 21 medewerkers heeft gevoerd.
‘voldoende belang’al is overwogen brengen de beginselen van
equality of armsen de goede procesorde mee dat [verzoeker] van de inhoud van het rapport kennis moet kunnen nemen, zijn belang is derhalve groot.
intern onderzoek naar de leidinggevende van de afdeling Veiligheid’ waarbij (blijkens de conclusie) is gevraagd de werkcultuur (sfeer en omgangsvormen) te onderzoeken en te bezien of er sprake was van ongewenst gedrag. De RET stelt daarbij dat het aanvankelijke cultuuronderzoek later ook persoonsgericht is geworden en dat de bevindingen (van beide type onderzoeken) in één rapport zijn neergelegd, zodat ook om die reden vertrouwelijkheid gegarandeerd dient te zijn. De RET heeft echter geen inzicht gegeven in de voorwaarden die daarbij in acht zijn genomen en wat zij met Verinorm in dat kader heeft besproken dan wel afgesproken, terwijl de RET opdrachtgever is geweest van Verinorm. Ook is niet helder geworden wat de RET en/of Verinorm heeft gecommuniceerd richting de medewerkers van de RET die hebben deelgenomen aan het onderzoek en in hoeverre hun medewerking afhankelijk is geweest van de toezegging dat wat zij zouden verklaren bij niemand, behalve een beperkt aantal mensen binnen de RET, bekend zou worden. Uit bijlage 14 bij het verzoekschrift in eerste aanleg heeft het hof afgeleid dat alleen de leidinggevenden van de afdeling Veiligheid op de hoogte zijn gesteld van het feit dat Verinorm gevraagd is een onderzoek uit te voeren naar de feiten en omstandigheden in verband met signalen vanuit de afdeling Veiligheid over een onveilig ervaren werksituatie, waarbij de signalen zich vooral richtten op leidinggevenden. Hierin staat verder dat het de bedoeling is dat Verinorm de leidinggevenden individueel spreekt en dat op medewerking van de leidinggevenden wordt gerekend. Van een toezegging tot anonimiteit en/of vertrouwelijkheid aan die leidinggevenden hierbij is niet gebleken. Dat het verstrekken van het rapport aan [verzoeker] de belangen van deze (naaste) leidinggevenden zo zou schaden dat zij in de toekomst niet meer open en vrij kunnen of willen meewerken aan een dergelijk onderzoek, kan dan ook niet zonder meer worden aangenomen. Of er buiten deze leidinggevenden nog andere medewerkers (die in hiërarchische verhouding staan tot die leidinggevenden) zijn gehoord in het onderzoek waarvoor dat eventueel wel zou gelden, is het hof niet duidelijk geworden ondanks vragen daarover aan de RET.
7.Beslissing in het incident
- veroordeelt de RET binnen vier weken na heden het rapport aan (de advocaat van) [verzoeker] te verstrekken, waarbij het de RET is toegestaan het rapport te pseudonimiseren volgens de pseudonimiseringsrichtlijn van de rechtspraak;
- verbiedt [verzoeker] om het rapport met derden te delen of openbaar te maken anders dan voor zover dat nodig is in het kader van gerechtelijke procedures met betrekking tot het arbeidsrechtelijke geschil tussen partijen, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per overtreding van dit verbod;
- veroordeelt de RET in de kosten van het inzageverzoek, aan de zijde van [verzoeker] begroot op € 2.428,- en € 178,- aan nakosten;
- bepaalt dat als de RET niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, de RET de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-;
- verwijst de zaak naar 10 februari 2026 ten einde [verzoeker] in de gelegenheid te stellen een aanvullende akte te nemen zoals bedoeld onder 6.15;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af wat meer of anders is gevorderd.