ECLI:NL:GHDHA:2025:560

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
200.330.025/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens langdurige overlast door huurder

In deze zaak vordert Stichting HW Wonen de ontbinding van de huurovereenkomst van de sociale huurwoning van appellanten, omdat omwonenden al jarenlang ernstige overlast ondervinden van appellant 1. Deze maakt beeld- en geluidsopnamen van buren en plaatst negatieve berichten over hen op Facebook. Appellanten betwisten dat dit gedrag een tekortkoming vormt die ontbinding rechtvaardigt. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en de woning ontruimd. In hoger beroep bevestigt het hof deze beslissing, oordelend dat het gedrag van appellant 1 de privacy en het woongenot van omwonenden ernstig aantast. Het hof stelt vast dat de overlast langdurig is en dat eerdere bemiddelingspogingen niet hebben geleid tot verbetering. De persoonlijke omstandigheden van appellanten wegen niet op tegen de belangen van HW Wonen en de overige huurders. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt appellanten in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.330.025/01
Zaak- en rolnummer rechtbank : 10315618 CV EXPL 23-455
Arrest van 1 april 2025
in de zaak van

1.[appellant 1]

2.
[appellant 2],
beiden wonend in [woonplaats],
appellanten,
advocaat: mr. A. Rhijnsburger, kantoorhoudend in Rotterdam,
tegen
Stichting HW Wonen,
gevestigd in Oud-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard,
geïntimeerde,
advocaat: mr. K.A.M. Jaspers, kantoorhoudend in Rotterdam.
Het hof noemt partijen hierna: ‘[appellanten]’ en ‘HW Wonen’, en appellant 1: ‘[appellant 1]’.

1.De zaak in het kort

1.1
In deze zaak vordert HW Wonen ontbinding van de huurovereenkomst voor de woning van [appellanten], omdat omwonenden al jarenlang ernstige overlast van [appellant 1] ondervinden doordat hij beeld- en geluidsopnamen van hen maakt en op Facebookpagina’s negatief over hen schrijft. [appellanten] achten het handelen van [appellant 1] geen tekortkoming die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. [appellant 1] ervaart zelf (geluids)overlast van de buren en hij beroept zich op zijn rechten, waaronder de vrijheid van meningsuiting.
1.2
De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden. Daarna is de woning ontruimd. Het hof komt in dit arrest tot hetzelfde oordeel als de kantonrechter en laat dus de ontbinding en ontruiming in stand.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 14 juli 2023, waarmee [appellanten] in hoger beroep zijn gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 1 juni 2023;
  • de memorie van grieven van [appellanten], met bijlagen;
  • het arrest van dit hof van 7 november 2023, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 11 januari 2024;
  • de memorie van antwoord van HW Wonen, met bijlagen.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
[appellanten] hebben sinds 1975 gewoond in de sociale huurwoning aan de [adres] (hierna te noemen: ‘de woning’ en ‘de Straat’), samen met hun twee (inmiddels volwassen) kinderen. Zij huurden deze woning van (de rechtsvoorgangster van) HW Wonen.
3.2
HW Wonen is een woningcorporatie die zich voornamelijk bezighoudt met de verhuur van sociale huurwoningen. De woning ligt tussen andere sociale huurwoningen die HW Wonen verhuurt. De woningen zijn gehorig.
3.3
[appellant 1] heeft lange tijd regelmatig bij HW Wonen geklaagd over geluidsoverlast door (voornamelijk) zijn buren op [huisnummer 1]. In maart 2012 heeft de Manager Wonen van HW Wonen hem geschreven dat HW Wonen en andere instanties alles hebben gedaan wat binnen hun mogelijkheden lag om zijn klachten te verhelpen en:
“HW Wonen heeft het dossier met betrekking tot uw klachten over geluidshinder gesloten. U bent hiervan op de hoogte. Desondanks blijft u de medewerkers en organisatie bestoken per e-mail en telefoon. Dit heeft tot onnodige irritatie geleid binnen onze organisatie. Voor mij is het duidelijk dat hieraan, in het belang van alle betrokkenen, een eind moet komen.”
3.4
Begin 2019 is de badkamer van de buren op [huisnummer 1] gerenoveerd. Daarbij zijn maatregelen genomen om het geluid uit de badkamer te verminderen, zoals een trillingvrije toiletopstelling, geluid reducerende waterleidingen, geluiddempende wandpluggen, geluidsabsorberende plafondplaten, een voorzetwand, een zwevende cementdekvloer en akoestisch geïsoleerde slangen bij de mechanische ventilatiebox.
De gerenoveerde badkamer grenst aan de slaapkamer van [appellanten] Na de renovatie heeft [appellant 1] bij HW Wonen geklaagd over wat hij noemt “
slaapcyclusverstorende geluiden” vanuit die badkamer, zoals geluid van nachtelijk douchen en doortrekken van de wc.
3.5
Daarnaast heeft [appellant 1] jarenlang regelmatig de politie gebeld om melding te maken van geluidsoverlast, in het bijzonder afkomstig van de buren van [huisnummer 1]. Ambtshalve oordeelde de politie dat zijn klachten niet gaan over geluidsoverlast, maar over gewone leefgeluiden.
3.6
[appellant 1] heeft ook regelmatig rechtstreeks bij zijn buren over de geluidsoverlast geklaagd (aan de deur of met een -aangetekende- brief).
3.7
Voorts heeft [appellant 1] over de jaren van tijd tot tijd vanuit de woning met geluidsapparatuur opnamen gemaakt waarop de buren(geluiden) te horen zijn en heeft hij vanuit de woning beeld- en geluidsopnames gemaakt, onder meer wanneer een buur naar zijn voordeur kwam en tevergeefs aanbelde om hem te spreken.
3.8
Ook heeft [appellant 1] op verschillende, voor iedereen toegankelijke, Facebookpagina’s geschreven dat omwonenden hem (geluids)overlast bezorgen. In de berichtgeving repte hij over omwonenden met bewoordingen als “
asociale buren”, “
de treiteraar”, “
middels een beïnvloedingstraining een ex-agent naar binnen lullen”, “
psychopaten”, “
leugenaars”, “
hufter”,
#treiteren door #treiterburen”, “
je bedenkt hoe ziek iemand moet zijn” en “
een gesprek van de #Hufter_buurman op visite bij de andere naaste buurman”. Hij plaatste hierbij soms een vanuit zijn woning gemaakte geluids- of beeldopname van de Straat. Ook noemde hij de woonconsulente van HW Wonen bij naam op een pagina. Soms noemde hij een huisnummer of de naam van een buurman. De betrokkenen lieten aan [appellant 1] weten dat zij het niet wilden.
3.9
HW Wonen, de wijkagent en de gemeente hebben diverse pogingen gedaan om te bemiddelen in de Straat. [appellant 1] heeft even aan een bemiddelingspoging meegewerkt, maar daarna verdere medewerking geweigerd. Hij heeft op Facebook berichten geplaatst over hoe vooringenomen buurtbemiddeling te werk gaat.
3.1
In het najaar van 2022 heeft HW Wonen in een voorlopig getuigenverhoor zeven getuigen doen horen, namelijk: haar woonconsulent sociaal beheer (hierna: de woonconsulente), de coördinator bij Philinq die vanuit de gemeente onderzoek heeft gedaan naar de leefbaarheid in de Straat door middel van gesprekken met 10 bewoners (hierna: de onderzoekster), de wijkagent, [appellant 1] en drie (voormalige) buren van [appellanten]
In februari 2023 hebben [appellanten] in contra-enquête zichzelf, hun kinderen en twee oud-buren doen horen.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
Na de voorlopig getuigenverhoren heeft HW Wonen op 27 januari 2023 [appellanten] gedagvaard en gevorderd, samengevat, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen haar en [appellanten] te ontbinden en [appellanten] te veroordelen het gehuurde te ontruimen en de sleutels aan HW Wonen af te geven, met veroordeling van [appellanten] in de proceskosten.
4.2
Aan haar vordering heeft zij ten grondslag gelegd dat [appellant 1] zich al een tijd niet als goed huurder gedraagt. Hij zorgt voor veel overlast door beeld- en geluidsopnamen van buurtgenoten te maken, door met regelmaat negatieve en suggestieve berichten over hen op Facebook te plaatsen en door omwonenden op indringende wijze aan te spreken op hun woongedrag. Voorts bestempelt hij alle (leef)geluiden die buren maken als overlast, waardoor zij nog amper geluid durven te maken in hun eigen huis. Volgens HW Wonen ervaren buurtgenoten door het gedrag van [appellant 1] geen woongenot (meer) en zijn er daardoor al huurders verhuisd naar een andere woning. Verder klaagt [appellant 1] sinds jaar en dag onterecht bij HW Wonen over de staat van zijn woning en zijn (directe) buren. [appellant 1] verandert zijn gedrag niet. De situatie is onhoudbaar, aldus HW Wonen.
4.3
[appellanten] hebben gemotiveerd verweer gevoerd.
4.4
Bij vonnis van 1 juni 2023 heeft de kantonrechter de huurovereenkomst ontbonden en [appellanten] veroordeeld om de woning binnen vier weken te ontruimen en met de sleutels ter beschikking van HW Wonen te stellen, met veroordeling van [appellanten] in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.5
Na het vonnis – en een executiegeschil – hebben [appellanten] de woning ontruimd.

5.Vorderingen in hoger beroep

5.1
[appellanten] zijn tijdig tegen het vonnis in hoger beroep gekomen en vorderen dat het hof het bestreden vonnis vernietigt en de vorderingen van HW Wonen alsnog afwijst, met veroordeling van HW Wonen in de proceskosten.
5.2
Kort gezegd stellen [appellanten] dat zich geen grond heeft voorgedaan om te komen tot ontbinding van de huurovereenkomst met ontruiming tot gevolg. Zij voeren hiertoe, kort samengevat, het volgende aan:
  • (grief 1): [appellanten] maakten slechts wat kortdurende beeld- en geluidsopnamen vanuit hun eigen woning en zij hebben het recht dat te doen. De opnamen behelsden meer dan de gebruikelijke woon- en leefgeluiden van de buren en het betreden van de voortuin en zij dienen een zakelijk doel (geluidsoverlast weg laten nemen en eigendommen beschermen). Zij schenden de privacy en het woongenot van de buren niet. En als er al een tekortkoming zou zijn door het maken van beeld- en geluidsopnamen, is die niet zo ernstig dat ontbinding van de huurovereenkomst in de rede ligt.
  • (grief 2): De onderzoekster en de wijkagent verklaren alleen ‘van horen zeggen’ en hebben zelf geen overlast waargenomen. Dat de buurt [appellant 1] werkelijk ‘vreest’ is niet aangetoond en ‘vrees’ zegt ook niets over overlast.
  • (grief 3): De Facebookberichten zijn zodanig geformuleerd dat omwonenden niet herkenbaar zijn. Bovendien heeft gebruik van sociale media niets te maken met gebruik van de woning. In de berichten geven [appellanten] hun waarneming, mening en visie weer. Dat mogen zij op grond van hun recht op vrijheid van meningsuiting en is ook niet onrechtmatig jegens HW Wonen.
  • (grief 4): Ten onrechte heeft de kantonrechter de belangen van [appellanten] en hun kinderen niet meegewogen. [appellanten] zijn al wat ouder, één van hen is gepensioneerd en heeft ernstige gezondheidsklachten als gevolg van de nachtelijke verstoringen en chronische stress. Hen wordt voor langere tijd recht op betaalbare woonruimte ontnomen. De fysieke en psychische gezondheid van [appellanten] en hun kinderen is ernstig aangetast door de jarenlange overlast gevende woonomstandigheden, de ontruiming en het ontbreken van enig perspectief op eigen zelfstandige betaalbare woonruimte.
5.3
HW Wonen heeft de grieven bestreden.

6.Beoordeling in hoger beroep

Juridisch kader

6.1
Op grond van artikel 7:213 BW is de huurder verplicht zich ten aanzien van het gehuurde als goed huurder te gedragen. Een huurder gedraagt zich niet als goed huurder als hij aan anderen overlast bezorgt.
6.2
Uit artikel 6:265 lid 1 BW volgt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Voor een geslaagd beroep op artikel 6:265 BW is niet vereist dat de tekortkoming toerekenbaar is; ook bij niet toerekenbare tekortkomingen is ontbinding mogelijk. Uit het samenstel van de hoofdregel en de zogenaamde “tenzij-bepaling” volgt dat, kort gezegd, slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst. Het is aan de schuldenaar – dat zijn hier [appellanten] – om feiten te stellen en zo nodig te bewijzen die een beroep op de tenzij-bepaling rechtvaardigen. Bij de afweging in het kader van de tenzij-bepaling kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
Beoordeling van dit hoger beroep
Opnamen van buren en berichten over omwonenden
6.3
Tussen partijen is niet in geschil dat [appellanten], zonder toestemming van de betreffende buren, jarenlang regelmatig opnamen maakten waarop de woon- en leefgeluiden van die buren te horen zijn en dat [appellanten] meermalen beeldopnamen maakten waarop die buren (herkenbaar) te zien zijn.
6.4
Vast staat ook dat [appellant 1] berichten over omwonenden, zonder hun toestemming, op voor iedereen toegankelijke pagina’s op Facebook plaatste. [appellanten] stellen dat [appellant 1] daarbij geen namen van omwonenden noemde en dat de berichten zodanig waren geformuleerd dat omwonenden zich niet kunnen herkennen, maar het hof volgt [appellanten] hierin niet. [appellant 1] gaf in zijn Facebookberichten voldoende specifieke informatie om aan de lezer te laten weten dat het omwonenden van [appellanten] betrof, bijvoorbeeld door het noemen van de Straatnaam, van het financiële gesprek dat hij van zijn buren had kunnen volgen en de terrasklinker die op 8 augustus bij [huisnummer 2] door de ruit ging, en door het plaatsen van foto’s van (een deel van) de Straat. Verder maakte hij de buren herkenbaar op Facebook door soms hun voornaam te noemen (zoals “
[naam]” en “
[naam]”), soms een huisnummer op te geven (zoals “
buren op [huisnummer 3]”) en soms hun beroep te vermelden (zoals een “
AIVD gescreende kamerbewaarder”).
Ernstige overlast
6.5
Het hof acht bewezen dat het woongenot van omwonenden in de Straat zeer ernstig werd aangetast door het maken van de beeld- en geluidsopnamen en het plaatsen van de Facebookberichten door [appellant 1] (hierna ook: ‘het handelen/gedrag van [appellant 1]’). Dit volgt reeds uit de onvoldoende weersproken inhoud van de verklaringen tijdens de voorlopige getuigenverhoren die in het najaar van 2022 zijn gehouden.
  • Tijdens deze verhoren verklaarde de woonconsulente dat de omwonenden zich door het handelen van [appellant 1] geïntimideerd voelen. Zij verklaarde dat de vorige en eerdere bewoners van [huisnummer 1] zijn verhuisd vanwege dit gedrag van [appellant 1].
  • De huidige bewoonster van [huisnummer 1] verklaarde als getuige dat zij had overwogen om te verhuizen in verband met het gedrag van [appellant 1], dat haar vriend buitenshuis was gaan douchen naar aanleiding van de klachten van [appellant 1] en dat zij zelf in het bijzonder geraakt was door de beschuldigingen die [appellant 1] op
  • De onderzoekster verklaarde dat de meeste bewoners bij haar aangaven last te hebben van het gedrag van [appellant 1] en daarover klaagden. Uit haar onderzoek bleek haar dat de bewoners echt bang zijn dat privacygevoelige informatie op straat komt te liggen als [appellant 1] hoort wat zij in huis bespreken en dat een aantal van hen niet in hun eigen tuin durven te komen in verband met de opnames. Bewoners zijn bang voor pesterijen en zijn aan het eind van hun latijn, zo verklaarde de onderzoekster.
  • De wijkagent verklaarde dat de leefbaarheid in de Straat tot een dieptepunt was gedaald, (deels) doordat [appellant 1] informatie op
  • Een buurman verklaarde dat het gedrag van [appellant 1] voor hem heel zwaar is. Hij voelt zich continu bekeken als gevolg van de Facebookberichten, die volgens hem dermate gedetailleerd zijn dat deze niet anders kunnen zijn verkregen dan door opnames of eigen waarnemingen.
  • De oud-buurvrouw van [huisnummer 1] verklaarde als getuige dat haar leefgenot beperkt werd door [appellant 1]: hij luisterde haar af, maakte opnames van haar nieuwe huis en deed volgens haar melding bij Veilig Thuis waardoor zij veel stress ervaarde en haar dochtertje van wie zij zwanger was verloor. Zij voelde zich voortdurend bekeken en aangetast in haar privacy en is daarom verhuisd, zo verklaarde zij.
6.6
Anders dan [appellanten] aanvoeren (in grief 1) is het dus niet zo dat omwonenden ‘in beginsel niet op de hoogte’ zijn van de opnamen en ‘daar niet mee worden geconfronteerd’. Zij zijn en werden dit wel. Geen van de (huidige) omwonenden verklaarde dat [appellant 1] géén overlast veroorzaakte.
6.7
Dat de onderzoekster en de wijkagent zelf geen overlast hebben waargenomen, maar hun verklaringen ‘van horen zeggen’ hebben, doet niet af aan het bewijs van overlast. Er is niet betwist dat de onderzoekster zelf tien omwonenden (waaronder [appellant 1]) had gesproken en dat de wijkagent degene was die dikwijls na een melding bij de politie ter plaatse was gekomen. Hun verklaringen worden bovendien ondersteund door de getuigenverklaringen van de woonconsulente van HW Wonen en van (oud-)buren.
6.8
Aan de ernstige overlast door het gedrag van [appellant 1] doet niet af dat [appellanten] – zoals zij in contra-enquête verklaarden – zelf last van de gehorigheid van de woningen hadden en overlast van buren ondervonden, onder meer vanwege intimiderend gedrag van twee buren. Dat een oud-buurman die tot 2005 in de Straat woonde, de Straat toen als rustig beleefde en alleen bij ruzie vanuit [huisnummer 1] geluidsoverlast ervaarde, is onvoldoende om aan de hand daarvan de situatie in de jaren voorafgaand aan de dagvaarding in 2023 te kunnen beoordelen.
6.9
[appellanten] wisten dat de buren niet accepteerden dat [appellant 1] beeld- en geluidsopnamen van hen maakte en over hen op Facebook schreef. Als [appellanten] dat niet al uit de bemiddelingspogingen hebben begrepen, geldt dat (in elk geval een aantal) buren dit zelf duidelijk aan [appellant 1] hebben laten weten. Zo blijkt uit de getuigenverklaring van de oud-buurvrouw, dat zij hem al bij de kennismaking vertelde dat zij er niet van gediend was dat hij opnames maakte van geluiden die van haar afkomstig waren. Voorts is op een in dit geding overgelegd filmpje van juli 2022 te horen hoe een buurman, nadat hij tevergeefs bij [appellanten] aanbelde voor een gesprek, duidelijk zei: “
U staat mij nu te filmen meneer [appellant 1] en dat vind ik niet prettig. En wat u op Facebook schrijft vind ik ook niet prettig, meneer [appellant 1].” Van een andere buurman zijn enkele door [appellanten] gemaakte beeldopnamen overgelegd. Deze tonen – naast de getuigenverklaringen en de inhoud van de Facebookberichten – de grote negatieve impact op de directe woonomgeving van de berichtgeving door [appellant 1] (en het niet daarop aanspreekbaar zijn). Ze laten overigens ook zien dat de zorgen die de onderzoekster uitte toen zij verklaarde “
Ik maak mij ernstig zorgen over de veiligheid van meneer [appellant 1] zelf”, niet zonder grond waren. De situatie werd onhoudbaar.
6.1
Anders dan [appellanten] aanvoeren beperken de beeldopnamen zich niet tot hun eigen woning en voortuin. Op camerabeelden (voor zover in het geding gebracht) is behalve de voortuin ook een deel van de stoep en de rijbaan van de Straat te zien. Bovendien is op de opnamen te horen wat buurtbewoners op straat buiten de voortuin tegen elkaar zeiden. Dit is zonder toestemming in beginsel niet toegestaan.
6.11
Dat de geluidsopnameapparatuur bij [appellanten] binnen stond, maakt niet dat hij daarom geluidsopnamen van de buren mocht (blijven) maken. De gehuurde woningen in de Straat zijn gehorig. [appellanten] hadden hun punt daarover al vele jaren geleden bij HW Wonen gemaakt en reeds in 2012 heeft HW Wonen aan [appellanten] geschreven dat alles was gedaan om de (geluids)klachten te verhelpen. Bij de renovatie in 2019 heeft HW Wonen bouwkundige maatregelen in verband met de gehorigheid genomen (en dat aan [appellant 1] laten weten). Zowel HW Wonen, als ook de politie, hebben aan [appellanten] kenbaar gemaakt dat de geluiden die zij konden horen, (normale) woon- en leefgeluiden betroffen. [appellanten] hadden daarom geen gerechtvaardigd belang om de geluiden op te (blijven) nemen. Dat de opnamen bedoeld waren om via HW Wonen geluidsoverlast weg te (laten) nemen, zoals [appellanten] stellen, blijkt overigens nergens uit: [appellanten] hebben de opnamen daarvoor niet daadwerkelijk gebruikt en hun stelling is niet (in elk geval niet voldoende) onderbouwd.
6.12
Voor een oordeel over de tekortkoming is in deze zaak ook niet van doorslaggevend belang of [appellanten] voortdurend of alleen maar steeds korte tijd beeld- en geluidsopnamen maakten. Vast staat immers dat [appellanten] jarenlang regelmatig opnamen maakten waarop de woon- en leefgeluiden van buren te horen zijn en dat zij meermalen beelden maakten waarop buren (herkenbaar) te zien zijn en vast staat ook dat zij dit bleven doen nadat de buren te kennen hadden gegeven dat zij dat niet wilden. Vast staat voorts dat [appellant 1] erover op Facebook schreef en bleef schrijven. Dit een en ander vormde ernstige overlast voor de omwonenden.
Tekortkoming, vrijheid van meningsuiting en ontbinding
6.13
Door de overlast gedroeg [appellant 1] zich niet als goed huurder. Zoals het hof hiervoor onder het juridisch kader al heeft aangegeven, is dit een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst.
6.14
Het gedrag van [appellant 1] is niet te rechtvaardigen met een beroep op artikel 7 Grondwet en 10 EVRM. Het vergaren van informatie en het plaatsen van inhoud op
social mediavalt onder de vrijheid van meningsuiting, maar niet als het gaat om het gebruik van intimiderende teksten en scheldwoorden met het enkele doel om te beledigen en ook niet als het gaat om schending van de privacy. Voor zover [appellant 1] de berichtgeving niet heeft gebruikt met het enkele doel om zijn buren en de Woonconsulente te beledigen, geldt dat de vrijheid van meningsuiting onderworpen is aan beperkingen, mits deze bij wet voorzien zijn en noodzakelijk (proportioneel en subsidiair) zijn in een democratische samenleving (voorzover hier relevant:) in het belang van de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen. Daaronder valt de bescherming van buren en medewerkers van de verhuurster tegen smaad en laster.
6.15
Niet in geschil is dat de grondslag voor ontbinding wegens tekortkoming van artikel 6:265 BW en de verplichting tot goed huurderschap van artikel 7:213 BW zijn voorzien bij wet. Op grond van vaste rechtspraak was voor [appellant 1] ook voorzienbaar dat het onrechtmatig bezorgen van overlast aan zijn buren (tevens) strijd oplevert met dat goed huurderschap van zijn woning en daarom een grond kan zijn voor ontbinding van de huurovereenkomst. Er is hier voldaan aan de vereisten van artikel 10 lid 2 EVRM en artikel 7 van de Grondwet. Overigens geldt dat iemand bij een meningsuiting hoe dan ook elementaire fatsoensnormen in acht hoort te nemen.
6.16
Het hof ziet geen grond voor toepassing van de tenzij-bepaling. Het hof acht de tekortkoming van [appellanten] – gezien de duur en impact ervan – zodanig ernstig, dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning rechtvaardigt. Voor ontbinding is niet nodig dat de verhuurder of een omwonende eerst bij de rechter een andere vordering met een verbodsactie tegen [appellant 1] instelt.
6.17
[appellant 1] was niet bereid zijn onrechtmatige gedrag te staken en zich aldus (weer) als goed huurder te gaan gedragen. Evenmin heeft hij voldoende (constructief) meegewerkt aan de bemiddelingspogingen die HW Wonen had voorgesteld en die de buurtbemiddeling en de wijkagent hadden aangeboden. Ook de pogingen van HW Wonen om de situatie via Zorgnetwerk te verbeteren, zijn mislukt, zo verklaarde de woonconsulente.
6.18
De persoonlijke omstandigheden van [appellanten] – zij zijn wat ouder, één is gepensioneerd en heeft ernstige gezondheidsklachten en chronische stress en zij hebben na ontruiming langere tijd geen perspectief op eigen, zelfstandige, betaalbare woonruimte – wegen daarbij niet op tegen de belangen van HW Wonen, die niet alleen de belangen van [appellanten] moet bewaken, maar, als goed verhuurder, ook die van de overige omwonenden/huurders, die er groot belang bij hebben om – na jaren van overlast – in een rustige leefomgeving te kunnen wonen.
Het hof weegt hierbij mee dat [appellant 1] niet was te corrigeren op zijn gedrag jegens de buren en ook dat HW Wonen [appellanten] uiteindelijk nog een andere, tijdelijke, woning heeft aangeboden (zodat [appellanten] iets anders konden gaan zoeken) – welk aanbod [appellanten] niet hebben aanvaard voordat het werd ingetrokken.
Conclusie en proceskosten
6.19
De conclusie is dat het hoger beroep van [appellanten] niet slaagt. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen. Het hof zal [appellanten] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.
6.2
Die proceskosten worden begroot op:
griffierecht € 783,-
salaris advocaat € 2.428,- (2 punten × tarief II)
nakosten € 178,-(plus de extra kosten zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 3.389,-

7.Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 1 juni 2023;
  • veroordeelt [appellanten] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van HW Wonen begroot op € 3.389,-, en bepaalt dat als [appellanten] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest hebben voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, zij ook de extra kosten van die betekening moeten betalen plus € 92,00 voor extra nakosten.
Dit arrest is gewezen door mrs. G. Dulek-Schermers, H.M.H. Speyart en F. van der Hoek en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2025 in aanwezigheid van de griffier.