ECLI:NL:GHDHA:2025:57

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
200.335.327/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over betaling van facturen na beëindiging van een overeenkomst van opdracht

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van AZ Nederlands Belastingadvieskantoor B.V. tegen ICS Advisory & Finance B.V. over de betaling van een factuur na de beëindiging van een overeenkomst van opdracht. De overeenkomst, die liep van 3 januari 2022 tot 31 december 2022, betrof boekhoudkundige en fiscale werkzaamheden die AZ voor ICS verrichtte. AZ vorderde betaling van een factuur van € 9.745,- voor werkzaamheden in november en december 2022, terwijl ICS betwistte dat deze werkzaamheden daadwerkelijk waren verricht. De kantonrechter had eerder de vordering van AZ afgewezen, omdat AZ niet had aangetoond dat zij in die maanden werkzaamheden had verricht. In hoger beroep heeft AZ negen facturen overgelegd, maar het hof oordeelde dat AZ niet had aangetoond dat zij recht had op betaling voor de gevorderde factuur, aangezien de overeenkomst expliciet vermeldde dat AZ alleen recht had op honorarium voor daadwerkelijk gewerkte uren. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde AZ in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer hof : 200.335.327/01
Zaaknummer rechtbank : 10298142 CV EXPL 23-2489
Arrest van 28 januari 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap naar Belgisch recht AZ Nederlands Belastingadvieskantoor B.V.,
gevestigd in Essen, België,
appellante,
advocaat: mr. M.R.E. Gelok, kantoorhoudend in Roosendaal,
tegen
ICS Advisory & Finance B.V.,
gevestigd in Rotterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J. Verbeeke, kantoorhoudend in Gouda.
Het hof zal partijen hierna AZ en ICS noemen.

1.De zaak in het kort

Partijen hebben een overeenkomst van opdracht gesloten. Deze zaak gaat over de betaling van een factuur over de laatste twee maanden van de looptijd van de overeenkomst. Opdrachtnemer maakt aanspraak op betaling over deze maanden, hoewel de opdrachtgever hem geen werk meer heeft laten verrichten.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 22 november 2023 waarmee AZ in hoger beroep is gekomen van het tussen partijen gewezen vonnis van 1 september 2023 van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam en waarin tevens de tegen dat vonnis gerichte grief is opgenomen (met een productie);
  • de memorie van antwoord van ICS.

3.Feiten en procedure bij de kantonrechter

3.1
De kantonrechter heeft in rov. 2.1 en 2.2 van het bestreden vonnis een aantal feiten vastgesteld. Hierover bestaat tussen partijen geen geschil, zodat het hof ook van deze feiten zal uitgaan.
3.2
Het gaat in deze zaak om het volgende.
i) ICS en AZ hebben een overeenkomst van opdracht gesloten. Op grond van deze overeenkomst heeft AZ ten behoeve van ICS boekhoudkundige en fiscale werkzaamheden verricht.
ii) De schriftelijke overeenkomst vermeldt onder meer het volgende:

PARTIJEN
(…)
Nemen het volgende in aanmerking:
A. Opdrachtgever houdt zich onder meer bezig met klanten die assistentie nodig hebben met hun Nederlandse boekhouding;
B. De hoeveelheid werk van Opdrachtgever wordt bepaald door behoefte, vragen en veranderingen in de markt;
C. Opdrachtgever wil op incidentele basis werk laten uitvoeren waarvoor het eigen personeel niet is opgeleid of geen gelegenheid heeft;
D. Opdrachtnemer werkt voor diverse opdrachtgevers en is in beginsel bereid dit soort werkzaamheden ook voor Opdrachtgever uit te voeren, maar wil te allen tijde zijn zelfstandigheid behouden;
(…)
Artikel 3. Looptijd van de opdracht
1. Deze overeenkomst loopt van 3 januari 2022 t/m 31 december 2022. Verlenging van deze overeenkomst is mogelijk. Deze overeenkomst wordt in dat geval verlengd met telkens één jaar. Die verlenging hoeft niet in een nieuwe overeenkomst te worden vastgelegd.
2. Opdrachtgever verklaart zich er uitdrukkelijk mee akkoord dat Opdrachtnemer ook ten behoeve van andere opdrachtgevers werkzaamheden verricht.
(…)
Artikel 5. Opzegging overeenkomst
1. Opdrachtgever en Opdrachtnemer komen overeen dat deze overeenkomst schriftelijk te allen tijde door een der partijen kan worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van 3 maanden, tenzij er sprake is van wanprestatie dan wel (zwaarwichtige) redenen die ontbinding rechtvaardigt.
2. In het geval van een tussentijdse opzegging van de overeenkomst, heeft Opdrachtnemer geen recht meer op honorarium over de resterende termijnen in dat jaar.
(…)
Artikel 6. Vergoeding, facturering en betaling
1. Opdrachtgever betaalt Opdrachtnemer € 35,-- per uur exclusief BTW; (…)
2. Opdrachtnemer heeft uitsluitend recht op het overeengekomen honorarium, indien en voor zover hij daadwerkelijk de overeengekomen werkzaamheden heeft verricht (…).”
iii) AZ heeft vervolgens diverse werkzaamheden voor ICS verricht, waarvoor zij ICS facturen heeft gestuurd.
iv) De overeenkomst is op 31 december 2022 geëindigd.
3.3
AZ heeft gevorderd dat ICS een aantal facturen betaalt. Het gaat in totaal om een bedrag van € 24.732,14, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 januari 2023.
3.4
ICS heeft zich op het standpunt gesteld dat AZ toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de opdracht. Zij vordert betaling van € 42.732,- en € 22.373,81, alsmede betaling van de nog nader te specificeren naheffingsaanslagen die de Belastingdienst heeft opgelegd in dossiers waarvoor AZ verantwoordelijk was.
3.5
De kantonrechter heeft de reconventionele vordering afgewezen op de grond dat ICS haar stelling dat AZ toerekenbaar is tekortgeschoten onvoldoende heeft onderbouwd. De door ICS ingestelde vordering in conventie tot betaling van de facturen is toegewezen tot een bedrag van € 13.900,50.

4.Beoordeling in hoger beroep

4.1
Het hoger beroep heeft uitsluitend betrekking op factuur 220048 van 30 november 2022 ten bedrage van € 9.745,-. AZ heeft in hoger beroep geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis voor zover de kantonrechter de vordering tot betaling van deze factuur heeft afgewezen. ICS heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis.
4.2
De factuur ziet in op (a) “ingeschatte diensten” in november en december 2022 (2x € 4.760,-) en (b) licentie gebruik software in de maanden november en december 2022 (2x € 112,50). AZ heeft de vordering in de inleidende dagvaarding als volgt onderbouwd. Hoewel AZ had aangegeven dat zij de werkzaamheden tot de einddatum wilde blijven verrichten, heeft ICS haar zonder toelichting van het ene op het ander moment volledig afgesloten van de systemen van ICS. AZ kon daardoor haar werkzaamheden niet meer verrichten. De factuur is een schatting naar redelijkheid en billijkheid (op basis van de eerder gefactureerde werkzaamheden) van de tijd die AZ had kunnen verrichten als zij niet volledig van de systemen van ICS zou zijn afgesloten.
4.3
ICS heeft betwist dat zij deze facturen moet betalen. Kort gezegd heeft ICS bij conclusie van antwoord aangevoerd dat in deze factuur uren zijn gedeclareerd die niet zijn gewerkt. Dat is volgens ICS in strijd met gemaakte afspraken in de overeenkomst van opdracht. De omstandigheid dat AZ wel bereid was om werkzaamheden uit te voeren, maakt dit niet anders, aldus ICS.
4.4
Tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg heeft AZ nog het naar voren gebracht dat zij gemiddeld 136 uur per maand voor AZ werkte. Dat aantal uren is – zo begrijpt het hof – in november teruggebracht naar nihil. Zelfs al zou er geen opzegtermijn in de overeenkomst staan, dan dient er een redelijke opzegtermijn in acht genomen te worden, aldus AZ.
4.5
De kantonrechter heeft het volgende overwogen:
“4.17 ICS beroept zich mogelijk op artikel 5 van de overeenkomst waarin is bepaald dat in het geval van tussentijdse opzegging van de overeenkomst opdrachtnemer geen recht meer heeft op het honorarium over de resterende termijnen in dat jaar. In dit artikel wordt echter ook gesproken over een bij tussentijdse opzegging in acht te nemen opzegtermijn van drie maanden. Hier staat tegenover dat de overeenkomst geen garantie bevat van de hoeveelheid aan opdrachtnemer in opdracht te geven werkzaamheden. Integendeel, in artikel 3 staat dat opdrachtnemer ook ten behoeve van andere opdrachtgevers werkzaam kan zijn. De kantonrechter kan AZ volgen wanneer zij voor de maanden november en december terugkijkt naar het verleden. Zij heeft echter niet met stukken onderbouwd of anderszins inzichtelijk gemaakt dat zij elke maand voor (ongeveer) € 4.760,- kon factureren. Dat had zij gelet op de betwisting door ICS wel moeten doen. Voor zover AZ in deze maanden voor ICS nog wel werkzaamheden heeft verricht, voor de kantonrechter is dit niet geheel duidelijk, heeft zij niet inzichtelijk gemaakt om welke werkzaamheden het dan gaat. Ook zonder inzage in de tijdsregistratie van ICS had zij dit kunnen doen (zij had kunnen reconstrueren welke werkzaamheden in die maanden zijn verricht). De kantonrechter kan daarom niet met voldoende nauwkeurigheid vaststellen op welke bedragen AZ voor de maanden november en december 2022 aanspraak zou kunnen maken. Dit deel van de vordering van AZ wordt daarom afgewezen.”
4.6
In hoger beroep heeft AZ alsnog negen facturen met betalingsbewijzen over de periode februari tot oktober 2022 in het geding gebracht. Hieruit volgt dat de post “diensten” (waarvoor AZ in de omstreden factuur een bedrag van € 4.760,- per maand in rekening brengt) beneden het gemiddelde in de voorafgaande maanden lag.
4.7
ICS is van mening dat uit de overeenkomst volgt dat zij de factuur niet hoeft te betalen. AZ heeft alleen recht op honorarium, indien en voor zover er daadwerkelijk werkzaamheden zijn verricht. De overgelegde facturen maken volgens ICS niet inzichtelijk dat AZ in de maanden november en december daadwerkelijk werkzaamheden heeft verricht. AZ kan volgens ICS evenmin aanspraak maken op honorarium op basis van de gemiddelde omzet in het verleden. In de considerans van de overeenkomst is vermeld dat AZ op incidentele basis werkzaamheden voor ICS zou verrichten. Dat duidt volgens ICS ook op de juistheid van haar standpunt dat er geen honorarium is verschuldigd als er geen werk zou zijn verricht. De overeenkomst is gesloten voor bepaalde tijd en eindigde van rechtswege op 31 december 2022. Het stond ICS vrij de overeenkomst niet te verlengen of om in de laatste maanden geen gebruik meer te maken van de diensten van AZ.
4.8
Het hof overweegt als volgt. Partijen zijn het erover eens dat de overeenkomst op 31 december 2022 is geëindigd. Het uitgangspunt van de hiervoor onder 3.2 (ii) weergegeven overeenkomst is dat AZ uitsluitend betaald zou krijgen voor de uren dat zij daadwerkelijk heeft gewerkt. AZ heeft niet aangevoerd dat zij in de maanden november en december 2022 opdrachten voor ICS heeft uitgevoerd. De declaratie over deze maanden is, naar het hof begrijpt, een inschatting van wat AZ had kunnen verdienen als zij niet van de systemen van ICS zou zijn uitgesloten en nog werkzaamheden voor ICS had kunnen verrichten.
4.9
AZ heeft tegenover de stelling van ICS dat partijen zijn overeengekomen dat er uitsluitend een vergoeding is verschuldigd voor daadwerkelijk gewerkte uren, verzuimd toe te lichten op welke rechtsgrond zij betaling van de factuur verlangt. Er is dus in beginsel geen grond om ICS te veroordelen tot betaling van de factuur.
4.1
In de stellingen van AZ ligt besloten dat ICS niet het recht had om gedurende de looptijd van de overeenkomst eenzijdig het aantal door AZ te werken uren feitelijk te reduceren tot nihil. AZ heeft die stelling echter verder niet uitgewerkt. Dat had wel van haar verlangd kunnen worden in het licht van het feit dat de overeenkomst nu eenmaal expliciet vermeldt dat AZ uitsluitend recht heeft op het overeengekomen honorarium, indien en voor zover zij daadwerkelijk de overeengekomen werkzaamheden heeft verricht. Dat de overeenkomst óók vermeldt dat bij tussentijdse opzegging een opzegtermijn van drie maanden in acht moet worden genomen, maakt dit niet anders. Partijen zijn het er immers over eens dat de overeenkomst niet tussentijds is opgezegd, maar van rechtswege is geëindigd op 31 december 2022.
4.11
De conclusie is dat het hoger beroep van AZ niet slaagt. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen. Het hof AZ als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.

5.Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter Rotterdam van 1 september 2023;
  • veroordeelt AZ in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van ICS tot op heden begroot op € 798,- aan verschotten en € 1.716,- (2 punten, tarief I) aan salaris advocaat;
  • verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.A. Joustra, J.S. Honée en R.F. Groos en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2025 in aanwezigheid van de griffier.