In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) die aan belanghebbende, een V.O.F., was opgelegd. De naheffingsaanslag van € 2.582 was gebaseerd op een CO₂-uitstoot van 160 gram per kilometer en een handelsinkoopwaarde van € 18.888. Belanghebbende stelde dat de auto, een Ford Kuga, meer schade had dan door de inspecteur was erkend en dat de CO₂-uitstoot te hoog was vastgesteld. De rechtbank had eerder het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de bewijslast voor de waardevermindering door schade op belanghebbende rustte. Het Hof bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat belanghebbende niet had aangetoond dat de auto meer schade had dan door de inspecteur was vastgesteld. Ook werd geoordeeld dat de CO₂-uitstoot van de auto correct was vastgesteld en dat er geen strijd was met artikel 110 VWEU. Het Hof concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en dat het hoger beroep ongegrond was.