Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 17 januari 2023, waarmee Port City in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 19 oktober 2022;
- de memorie van grieven van Port City, met bijlagen;
- de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel appel van Havenbedrijf Rotterdam, met bijlagen;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel.
3.Feitelijke achtergrond
- Het klimaatconcept met enkel inductie-units (en de strook vloerverwarming en -koeling) lijkt onvoldoende koelcapaciteit te hebben om voor de kantoorruimten te voldoen aan het gestelde criterium van 150 gewogen overschrijdingsuren bij de ontwerpuitgangspunten.
- Met name in de wintersituatie ontstaan comfortklachten door het temperatuurverschil van de glasgevel ten opzichte van de overige oppervlakken in de ruimte (stralingsasymmetrie).
- Klimaatplafonds werken effectiever dan inductie-units. Dit komt voornamelijk doordat er minder stralingsasymmetrie in de ruimte ontstaat.
- Ongeacht het gekozen installatieconcept zal er voldoende koelvermogen geïnstalleerd moeten zijn om in de zomersituatie aan het criterium van maximaal 150 gewogen overschrijdingsuren te voldoen.
- Op basis van de thermografische beelden kan worden gesteld dat ca. 30% van de klimaatplafonds werkt niet naar behoren. Dit kan worden veroorzaakt doordat er lucht in het systeem zit of dat er kleppen niet of verkeerd werken,
- De werking van de inductie-units zoals deze blijkt uit de thermografische beelden vertoont geen afwijkingen. […]”
4.Procedure bij de rechtbank
- Havenbedrijf Rotterdam te veroordelen om aan haar een bedrag van € 326.485,65 exclusief btw te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 6 februari 2018 tot de dag van voldoening;
- Havenbedrijf Rotterdam te veroordelen in de proceskosten.
5.Vordering in hoger beroep
- Havenbedrijf Rotterdam te veroordelen om aan haar een bedrag van € 126.429,00 en een bedrag van € 28.346,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 februari 2018 tot de dag van voldoening;
- Havenbedrijf Rotterdam te veroordelen in de proceskosten in beide instanties.
6.Beoordeling in hoger beroep
Klachtplicht (grief 1 in incidenteel hoger beroep)
Business Days” melding moet worden gemaakt van een “
case of a Breach”:
niet zouden worden behaald” en dat JLL Techniplan wenst in te schakelen, omdat zij wilde weten of de constatering van Homij juist was. Uit deze e-mail blijkt niet dat het onderzoek van Homij op dat moment voldoende zekerheid gaf over de vraag of de klimaatinstallatie al dan niet aan de (verstrekte garantie(s) in de) koopovereenkomst tussen Port City en Havenbedrijf Rotterdam beantwoordde.
Dat ziet op meer dan enkel het beschikken over voldoende capaciteit”), en het enkele gegeven van een teveel aan overschrijdingsuren al een schending is van de garantie, heeft zij daarvoor onvoldoende aanknopingspunten gegeven. Die uitleg verdraagt zich ook niet goed met haar standpunt dat zij pas met de oorzaak van de klachten het gebrek in de prestatie heeft ontdekt.
schending garanties
vetgedrukt):
het WKO-systeem ten tijde van de oplevering nog niet gereed was” en dat “
de werkzaamheden hieraan pas volledig afgerond zijn in april/mei 2012”. Als gevolg daarvan is volgens het rapport niet met zekerheid vast te stellen dat de installatie voldeed ten tijde van de oplevering (regel 201-203) en dat de capaciteit van de WKO op dat moment toereikend was om de benodigde capaciteit van de afgifteapparatuur te leveren (regel 220-225).
Welke werkzaamheden aan het WKO-systeem moesten – om het WKO-systeem gereed te maken / te laten functioneren – nog uitgevoerd worden (en door wie) op 30 november 2011?
Wat wordt bedoeld wanneer wordt gesproken over “het (niet naar behoren) functioneren van de klimaatinstallatie”? Kunt u deze passage nader toelichten?
3.Zou u deze passage nader kunnen toelichten?
Wat wordt bedoeld met “onvoldoende integratie met het gebouw” en hoe verhoudt dat zich tot een onvoldoende capaciteit van de WKO-installatie ?
In hoeverre is tijdens het deskundigenonderzoek onderzocht of de klimaatklachten te wijten zouden kunnen zijn aan een onjuiste inregeling van de gebouwinstallatie of een onjuiste integratie van de gebouwinstallatie met het gebouw, en of een juiste inregeling (of integratie) de (koel)problemen had kunnen verhelpen?
Zou u een nadere toelichting kunnen geven op de passage onder regel 226-242 en de verhouding tot die onder 524-530.
Wat is de oorzaak dat er voor de inductie-units oost en west slechts 30% en 23% van het ingeregelde vermogen gelijktijdig beschikbaar is?
Wat betekent het dat de centrale pompen ingeregeld zijn op 85%?
In hoeverre betekent dit dat met (alleen) een aangepaste inregeling het koelprobleem verholpen had kunnen worden?
veel te laag” is (regel 277-279).
Is volgens u sprake van een onvoldoende functioneren in die zin dat (het presteren van) de installatie niet voldoet aan de relevante NEN-norm?
Zo ja, wat is hiervan volgens u de oorzaak? Kan met de nodige zekerheid worden gezegd dat die is gelegen in een ontoereikende verwarmingscapaciteit van de klimaatinstallatie voor een gebouw met glasvliesgevel (zie hiervoor rov. 6.21) of kan de oorzaak ook zijn gelegen in de wijze waarop de klimaatinstallatie is ingeregeld (of geïntegreerd met het gebouw)?
Welke na 30 november 2011 aangebrachte wijzingen/aanpassingen aan de installatie heeft u waargenomen en geldt voor al deze wijzigingen uw conclusie dat “[d]e overige aanpassingen die door de gebruiker zijn gedaan in de periode tot de eerste aanpassingen eind 2012 zijn […] niet de oorzaak van de klimaatklachten” (regel 358-360) en “[d]e verdere aanpassingen zoals gedaan in 2013, 2016 en 2017 hebben, zoals in de beantwoording van vraag 6 is toegelicht een positieve invloed op de werking van de klimaatinstallaties en het verminderen van klimaatklachten” (regel 361-363)?
Zijn deze werkzaamheden betrokken in het onderzoek (zoals Port City afleidt uit regel 295-317 van het rapport)?
Kunt u aangeven of deze maatregelen allemaal noodzakelijk zijn geweest om eventuele door u geconstateerde capaciteitstekorten of ontwerpfouten te verhelpen of te compenseren en de klimaatinstallatie overeenkomstig de NEN-norm (in de situatie van vrij indeelbare ruimtes van 3,6m) te laten functioneren? In het bijzonder de vraag of bij het vervangen van de groepspompen ook het aanbrengen van buitenzonwering noodzakelijk was.
In hoeverre was het door Havenbedrijf Rotterdam genoemde alternatief, namelijk het toevoegen van extra inductie-units ter vergroting van de capaciteit een alternatieve oplossing geweest (in plaats van buitenzonwering en/of de hiervoor genoemde andere maatregelen)?
Zijn er door u nog andere alternatieve oplossingen onderzocht waarmee de installatie zou kunnen voldoen aan de NEN-norm (in de situatie van vrij indeelbare ruimtes van 3,6m)? en zo ja:
Welke voordelen en nadelen zijn verbonden aan deze alternatieven?
Welke kosten zijn verbonden aan deze alternatieven?