ECLI:NL:GHDHA:2025:694

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
200.332.243/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over mondelinge overeenkomst inzake logistieke kosten tussen twee groente- en fruitbedrijven

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee bedrijven, Imperial Garden B.V. en Fruit Queen B.V., die beide actief zijn in de groente- en fruitsector. De kern van het geschil betreft de vraag of er een mondelinge overeenkomst tot stand is gekomen tussen de partijen over de verdeling van logistieke kosten die Fruit Queen aan Imperial Garden in rekening heeft gebracht. De rechtbank Rotterdam had eerder geoordeeld dat er een overeenkomst was, maar Imperial Garden ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld en de relevante feiten en processtukken in overweging genomen. Het hof concludeert dat er inderdaad een mondelinge overeenkomst tot stand is gekomen, waarbij partijen hebben afgesproken dat de logistieke kosten gelijkelijk verdeeld zouden worden. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en Imperial Garden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 99.019,26 aan Fruit Queen, inclusief btw, met wettelijke rente vanaf de datum van de inleidende dagvaarding. Het hof heeft ook de proceskosten aan de zijde van Fruit Queen toegewezen. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken en de gevolgen van mondelinge overeenkomsten in commerciële relaties.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer hof : 200.332.243/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/638689 / HA ZA 22-432
Arrest van 29 april 2025
in de zaak van
Imperial Garden B.V.,
gevestigd in Dordrecht,
appellante in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. L.P. Quist, kantoorhoudend in Dordrecht,
tegen
Fruit Queen B.V.,
gevestigd in Barendrecht,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep
advocaat: mr. J.P.M. Borsboom, kantoorhoudend in Rotterdam.
Het hof zal partijen hierna Imperial Garden en Fruit Queen noemen.

1.De zaak in het kort

Partijen handelen beide in groente en fruit. Aan de orde is de vraag of partijen mondeling hebben afgesproken dat de ene partij bepaalde kosten voor logistieke dienstverlening in rekening mag brengen bij de andere partij.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 8 augustus 2023 waarmee Imperial Garden in hoger beroep is gekomen van de tussen partijen gewezen vonnissen van de rechtbank Rotterdam van 25 januari 2023 en 17 mei 2023;
  • het arrest van dit hof van 7 november 2023, waarbij een mondelinge behandeling is gelast. Deze heeft niet plaatsgevonden;
  • de memorie van grieven van Imperial Garden, met bijlagen;
  • de memorie van antwoord in principaal appel, tevens memorie van grieven in incidenteel appel van Fruit Queen, met bijlagen;
  • de memorie van antwoord in incidenteel appel van Imperial Garden.

3.Feiten

3.1
De rechtbank heeft in rov. 2.1 en 2.2 van het tussenvonnis een aantal feiten vastgesteld. Hierover bestaat tussen partijen geen geschil, zodat het hof ook van deze feiten zal uitgaan.
3.2
Het gaat in deze zaak om het volgende.
i) Fruit Queen is opgericht op 21 januari 2016 en houdt zich bezig met de import en export van aardappelen, groente en fruit. [bestuurder 1] (hierna: [bestuurder 1] ) is bestuurder van Fruit Queen.
ii) [bestuurder 1] heeft met [bestuurder 2] (hierna: [bestuurder 2] ) op 26 oktober 2017 Imperial Garden opgericht. Imperial Garden houdt zich eveneens bezig met de import en export van aardappelen, groente en fruit. Tot 1 maart 2020 was [bestuurder 1] bestuurder van Imperial Garden. In de periode 1 maart 2020 tot 1 december 2020 waren [bestuurder 1] en [bestuurder 2] gezamenlijk bestuurder. Sinds 1 december 2020 is [bestuurder 2] de enige bestuurder van Imperial Garden.
iii) Beide ondernemingen zijn op hetzelfde adres gevestigd. Fruit Queen heeft haar logistieke dienstverlening (opslag en logistiek) op enig moment uitbesteed aan [bedrijf 1] Barendracht B.V. (hierna: Barendrecht).
iv) Fruit Queen heeft aan Imperial Garden op 22 september 2020 drie facturen overhandigd voor “dienstverlening” over de jaren 2018, 2019 en 2020. Het gaat om bedragen van respectievelijk € 26.633,36 (inclusief btw), € 60.951,08 (inclusief btw) en € 47.558,34 (inclusief btw). Dit betreft een doorberekening van een deel van de logistieke kosten die Barendrecht bij Fruit Queen in rekening heeft gebracht.
v) Imperial Garden heeft deze facturen niet betaald.
vi) Fruit Queen heeft ter verzekering van haar vordering conservatoir derdenbeslag laten leggen.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
Bij inleidende dagvaarding heeft Fruit Queen betaling van Imperial Garden gevorderd van een bedrag van € 135.142,78 (inclusief btw), zijnde het totaal van de hiervoor vermelde drie facturen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente. Verder heeft Fruit Queen betaling van de beslagkosten gevorderd ten bedrage van € 3.045,36.
4.2
Fruit Queen legt aan haar vordering ten grondslag dat zij in 2020 met Imperial Garden overleg heeft gehad over de afrekening van de logistieke kosten die Barendrecht in de periode 2018-2020 bij Fruit Queen in rekening heeft gebracht. Deze logistieke kosten hebben ook betrekking op dienstverlening van Barendrecht ten behoeve van Imperial Garden. Volgens Fruit Queen hebben partijen in 2020 afgesproken om deze kosten gelijkelijk (50/50) te verdelen. De drie facturen vormen de uitwerking van deze afspraak.
4.3
Bij conclusie van antwoord in reconventie heeft Fruit Queen haar vordering verminderd tot € 113.566,37 (inclusief btw), omdat haar inmiddels was gebleken dat zij een onjuiste berekening had gemaakt. Het gaat hier om de helft van de facturen die Barendrecht over de periode 1 januari 2018 tot en met 31 mei 2020 bij Fruit Queen in rekening heeft gebracht.
4.4
Imperial Garden heeft de vordering betwist. Zij stelt zich op het standpunt dat niet is afgesproken dat Imperial Garden 50% van de facturen van Barendrecht zou vergoeden. Imperial Garden kocht geregeld producten in bij Fruit Queen waarvoor Fruit Queen facturen verzond die alle door Imperial Garden zijn betaald. Daar waren de kosten voor logistieke dienstverlening al bij inbegrepen.
4.5
Imperial Garden heeft in reconventie gevorderd:
- de opheffing van de door Fruit Queen gelegde derdenbeslagen.
Verder heeft Imperial Garden voorwaardelijk – voor het geval de rechtbank van oordeel is dat sprake is van een overeenkomst tussen partijen over de betaling van de logistieke kosten – gevorderd:
  • vernietiging van deze overeenkomst wegens misbruik van omstandigheden;
  • een specificatie van de onderliggende facturen van Barendrecht, waarop de facturen van Fruit Queen zijn gebaseerd.
4.6
Tijdens de mondelinge behandeling is blijkens het proces-verbaal onder meer het volgende aan de orde gekomen:

Rechter: Waar het om draait is de vraag of Fruit Queen vervoerskosten heeft gemaakt ten behoeve van Imperial Garden, en of die kosten doorberekend zouden moeten worden aan Imperial Garden. U zegt dat u in 2020 een 50/50-regeling hierover heeft getroffen. Wat is er volgens u, [bestuurder 2] , afgesproken?
[bestuurder 2] :Er is een voorstel van mijn kant gekomen voor de vervoerskosten, om te kijken of de kosten zijn gerelateerd aan Fruit Queen. Alle kosten zijn in rekening gebracht van de handel. Er is dus geen afspraak. Fruit Queen begon over die kosten. Fruit Queen draaide verlies en de kosten werden niet goed doorberekend. Het ging niet goed met Fruit Queen. Die logistieke kosten werden als oplossing gezien. Die waren echter inbegrepen in de handel.
Rechter: Wanneer begon dit gesprek?
[bestuurder 2]: In 2020. Wij hebben samen meerdere gesprekken gehad. Eerst alleen ik met [bestuurder 1] , later ook met de boekhouder erbij. Hij was niet aanwezig toen ik het voorstel deed. Dit voorstel hield in dat we de facturen 50/50 gingen bekijken. Ik wilde van het gezeur af. Ik dacht dat we verder gingen praten, maar dat was niet zo. De facturen van 2018-2020 werden toen door tweeën gedeeld en er werd btw bij gedaan. Ik was hier niet op voorbereid. Ik heb die kosten niet bijgehouden. Ik heb een voorstel in de lucht gegooid om ergens mee te beginnen.
Rechter: Dus toen u die facturen van 2018-2020 zag, bent u gaan tegenstribbelen?
[bestuurder 2]: Ik was het niet eens met het feit dat ik iets had voorgesteld en dat Fruit Queen meteen begon. Ik had de facturen van [bedrijf 1] Barendrecht niet gezien. Ik had nog geen beeld van de omzet die was gedraaid. Hierover staat niets op papier.”
4.7
In het tussenvonnis van 25 januari 2023 heeft de rechtbank geoordeeld dat [bestuurder 2] ter zitting heeft bevestigd dat zij in 2020 zelf met het voorstel is gekomen om de logistieke kosten 50/50 te verdelen om ‘van het gezeur’ af te zijn. Dit leidt ertoe dat Fruit Queen zich terecht op het standpunt stelt dat Imperial Garden de helft van de kosten die Barendrecht in de periode 2018-2020 bij Fruit Queen in rekening heeft gebracht, moet vergoeden. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen om partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over – kort gezegd – de omvang van de vordering. Fruit Queen heeft daarop haar vordering opnieuw berekend, wat er toe heeft geleid dat zij haar eis heeft vermeerderd tot een bedrag van € 113.741,36.
4.8
In het eindvonnis van 17 mei 2023 heeft de rechtbank geoordeeld dat haar duidelijk is geworden dat Fruit Queen pas vanaf mei/juni 2018 logistieke kosten heeft gemaakt ten behoeve van Imperial Garden. Dit leidt ertoe dat de vordering van Fruit Queen (die uitging van logistieke kosten vanaf januari 2018) in zoverre niet volledig toewijsbaar is. De rechtbank heeft Imperial Garden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 92.012,71 (inclusief btw), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 22 september 2020. Verder is Imperial Garden veroordeeld tot betaling van de beslagkosten en de proceskosten aan de zijde van Fruit Queen. De reconventionele vorderingen van Imperial Garden zijn afgewezen, met veroordeling van Imperial Garden in de proceskosten.

5.Beoordeling in hoger beroep

Vorderingen in hoger beroep

5.1
In hoger beroep heeft Imperial Garden geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden vonnissen en tot afwijzing van de vordering van Fruit Queen. Voor het geval het hof vaststelt dat er een overeenkomst inzake de logistieke kosten tot stand is gekomen, vordert Imperial Garden vernietiging van die overeenkomst op grond van (on)eigenlijke dwaling dan wel misbruik van omstandigheden, alsmede opheffing van de door Fruit Queen gelegde beslagen.
5.2
Fruit Queen heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het principale hoger beroep en in zoverre tot bekrachtiging van de bestreden vonnissen. In incidenteel hoger beroep heeft Fruit Queen geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden vonnissen voor zover de rechtbank haar vordering niet volledig heeft toegewezen. Fruit Queen concludeert tot toewijzing van haar volledige vordering.
5.3
Imperial Garden heeft tot afwijzing van het incidentele hoger beroep geconcludeerd.
Is er een mondelinge overeenkomst tot stand gekomen over de logistieke kosten?
5.4
Imperial Garden voert met grief 2 aan dat er geen mondelinge overeenkomst tot stand is gekomen. [bestuurder 2] heeft tijdens een bespreking in 2020 het voorstel gedaan om tot een 50/50 verdeling te komen, maar dit was geen aanbod in de zin van art. 6:217 BW. Het ging om een uitnodiging om in onderhandeling te treden. [bestuurder 2] wilde de facturen “bekijken” (zoals zij tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank heeft gezegd) om op die manier in gesprek te gaan over de verdeling van de logistieke kosten. Zij heeft een 50/50 verdeling slechts als indicatie genoemd. Daarbij acht Imperial Garden van belang dat op het moment dat [bestuurder 2] te kennen gaf in overleg te gaan over een kostenverdeling, zij niet wist wat de omvang van de kosten was. Tegen die achtergrond mocht [bestuurder 1] er niet op vertrouwen dat [bestuurder 2] een (juridisch) aanbod deed.
5.5
Verder heeft Imperial Garden met grief 3 aangevoerd dat er sprake is van ‘oneigenlijke dwaling’ omdat de wil van [bestuurder 2] niet overeenstemde met haar verklaring. Haar bedoeling was om Fruit Queen uit te nodigen voor onderhandelingen. Dit behoorde voor Fruit Queen duidelijk te zijn; zij behoorde te begrijpen dat Imperial Garden eerst inzicht wilde in de cijfers en de feitelijke financiële situatie. In dat verband is van belang dat het eigen vermogen van Imperial Garden slechts € 61.314,- bedroeg zodat het onmogelijk zou zijn de facturen te betalen.
5.6
Het hof overweegt als volgt. Tussen partijen staat vast dat [bestuurder 1] en [bestuurder 2] in 2020 een bespreking hebben gehad waarbij [bestuurder 2] een voorstel heeft gedaan over de verdeling van de facturen voor de logistieke kosten van Barendrecht tussen Fruit Queen en Imperial Garden. Imperial Garden heeft niet bestreden dat het daarbij ging om logistieke kosten die Fruit Queen tot dan (mede ten behoeve van Imperial Garden) aan Barendrecht had betaald. In de memorie van grieven heeft Imperial Garden nader geconcretiseerd wat er door [bestuurder 2] is voorgesteld: “In die bespreking heeft [bestuurder 2] het voorstel gedaan om de facturen van de logistieke kosten gezamenlijk te bekijken om te komen tot een 50/50 verdeling tussen partijen. (…) Een gesprek zou – zo meende [bestuurder 2] – mogelijk kunnen leiden tot een afspraak over de verdeling, waarbij [bestuurder 2] als indicatie een 50/50 verdeling heeft genoemd.”.
5.7
Fruit Queen heeft dit voorstel kennelijk opgevat als een aanbod, en dus niet als een uitnodiging om in onderhandeling te treden. Immers, Fruit Queen heeft in september 2020 drie facturen aan Imperial Garden overhandigd die een uitvloeisel zijn van het voorstel van [bestuurder 2] . De vraag die beantwoord moet worden, is of Fruit Queen gerechtvaardigd erop mocht vertrouwen dat Imperial Garden een aanbod deed en niet een voorstel om in onderhandeling te treden.
5.8
Hiertoe is het volgende relevant. Fruit Queen heeft de facturen enige tijd na het gesprek waarin Imperial Garden het voorstel heeft gedaan, aan Imperial Garden ter hand gesteld. Imperial Garden heeft deze facturen aanvankelijk zonder protest behouden. De boekhouder ( [boekhouder] ) maakt in diverse e-mails die hij aan Imperial Garden en Fruit Queen heeft toegestuurd, melding van de facturen. Ook daarop heeft Imperial Garden niet afwijzend gereageerd. Zo schrijft hij in een e-mail van 9 juni 2021:
“(…) kosten doorbelasten vanuit FQ naar IG. Ik heb daar facturen voor gezien, van 61K, 47K en 26K. Die moeten we gaan boeken en betalen in termijnen vanuit IG naar FQ. (…)”
In de e-mail van 6 juli 2021 schrijft [boekhouder] :
“(…) Dus dan is het loon gelijk getrokken. Dan moeten nog wel de overige kosten gelijk getrokken worden, waarvoor jullie al een berekening hebben en de facturen gemaakt zijn. Deze moet ik dan inboeken. Kan je me die facturen nog even doormailen. Dat was 61K, 47K en 26K, maar ik heb ze niet. (…)”
In de e-mail van 1 oktober 2021 schrijft [boekhouder] :
“(…) Ik wil een aflosplan opstellen voor de facturen tussen Fruit Queen en Imperial. Daarmee bedoel ik de achterstallige facturen voor de door fruit Queen gemaakte kosten voor Imperial. Die 60, 40 en 20K of zoiets. Ik weet het niet uit min hoofd, maar zoiets. Daar gaan we een aflosplan voor maken. Ik denk aan 15 maanden: oktober 2021 t/m december 2022. (…)”
5.9
Verder heeft [boekhouder] op verzoek van Imperial Garden bij e-mail van 11 mei 2022 een nadere toelichting gegeven op “de rechtbankstukken”. Hij schrijft over de facturen:
“(…) Maar het geschil over de facturen die van FQ naar IG gestuurd zijn, voor logistieke kosten, dat heb ik nooit aangesneden, omdat ik daar ook niet bij betrokken was. Dus de passages uit mijn mails sloegen niet daarop, maar op het verrekenen van salarissen.
Het ‘verdelen van de logistieke kosten’ is iets tussen jou en [bestuurder 1] geweest. En zoals je zegt, kwam het voorstel om dit te verdelen naar een bepaalde verdeelsleutel weliswaar bij jou vandaan, maar zijn er fouten gemaakt bij de verdeling van de facturen van [bedrijf 1] Barendrecht B.V. Ik kan dat niet controleren, ik was er niet bij betrokken, maar dat moet dan boven water komen. (…)”
5.1
Vervolgens heeft [boekhouder] op verzoek van de advocaat van Fruit Queen in een e-mail van 4 oktober 2022 een aantal vragen beantwoord over het geschil en over de hiervoor onder 5.9 geciteerde e-mail van 11 mei 2022. Daarbij heeft [boekhouder] volhard in zijn standpunt dat zijn (hiervoor onder 5.8 geciteerde) e-mails geen betrekking hebben op de logistieke kosten, maar op de loonkosten. Verder luidt de beantwoording van de vragen door [boekhouder] als volgt:
Vraag: “welk voorstel [bestuurder 2] op welke datum heeft gedaan om de logistieke kosten volgens ‘een bepaalde verdeelsleutel’ te verdelen.”
Antwoord [boekhouder] : “Dit is een bespreking tussen de 2 dames geweest, waar ik niet bij was. Zij hebben op kantoor de logistieke kosten besproken. En hoe die te verdelen. Ik heb van beide dames gehoord, dat het zelfs het voorstel van [naam] was om dit 50/50 te doen. Alleen dat ze daar later spijt van had, en op terugkwam. Dus dat is hoe het in mijn beleving gegaan is.”
Vraag: “of er op 15 januari 2022 een bespreking (‘de Bespreking’) heeft plaatsgevonden waarbij u, [bestuurder 1] en [bestuurder 2] aanwezig waren.”
Antwoord [boekhouder] : “Ik denk dat dit een andere dag was. (…) Ik zie wel een bespreking over soortgelijke zaken op 03-01-2022, waarschijnlijk was die het. (…) Wel kan ik met zekerheid zeggen, dat ik in dit gesprek met beide dames gevoerd heb: hoe gaan we de impasse oplossen, welke afspraken gaan we maken en wordt niet op teruggekomen, en kunnen we tot elkaar komen in een ultieme onderhandelingspoging. Dus simpel gezegd, kunnen we onderhandelen over een bedrag, waarbij iedereen verder kan en we dit eindelijk opgelost hebben. In dat gesprek heeft [naam] ook aangegeven, dat ze inderdaad in 1e instantie akkoord was met de afspraken over de verdeling van salaris en logistieke kosten. Maar hier laten over ging nadenken en vervolgens niet akkoord was. Dat ze in
1e instantieakkoord was, heeft ze tegen mij nooit ontkend, maar het gaat dus om het feit dat hier later andere gedachten over ontstonden. In dat gesprek kwamen de dames wel wat tot elkaar, maar is er geen oplossing gekomen.
Vraag: “of [bestuurder 2] tijdens de Bespreking heeft ingestemd met de verdeling van de logistieke kosten zoals die uit de u bekende facturen (zie bijlagen) blijkt.”
Antwoord [boekhouder] : “Ze heeft nooit ontkend die facturen te kennen, en zelfs het voorstel tot 50/50 gegeven te hebben. Waar ze dus later op terug kwam en niet meer akkoord was. Ik kan hier niets meer van maken, ik heb nergens een bevestiging die zegt: “ja akkoord, ik ga ze betalen”.”
5.11
Imperial Garden heeft niet gemotiveerd betwist dat de gang van zaken zoals deze wordt geschetst door [boekhouder] , in grote lijnen overeenkomt met de werkelijkheid. Het hof is op grond van dit alles van oordeel dat Fruit Queen gerechtvaardigd erop mocht vertrouwen dat [bestuurder 2] (namens Imperial Garden) medio 2020 een aanbod heeft gedaan in de zin van art. 6:217 BW om de logistieke kosten van Barendrecht te delen. Zowel [bestuurder 2] als [bestuurder 1] hebben [boekhouder] verteld dat zij deze afspraak hebben gemaakt. Fruit Queen heeft als uitvloeisel van deze afspraak facturen aan Imperial Garden ter hand gesteld en Imperial Garden heeft die aanvankelijk zonder protest behouden. De e-mails die [boekhouder] in 2021 aan partijen heeft gestuurd en waarin melding wordt gemaakt van deze facturen en aangedrongen wordt op betaling daarvan, hebben Imperial Garden evenmin aanleiding gegeven om te protesteren. Dit is ook niet verwonderlijk, omdat Imperial Garden zich pas later heeft bedacht. Grief 2 is dan ook ongegrond.
5.12
Uit het voorgaande vloeit ook voort dat er in 2020 bij Imperial Garden geen sprake is van een discrepantie tussen wil en verklaring. Dit betekent dat grief 3 faalt.
5.13
Er bestaat geen aanleiding om Imperial Garden toe te laten tot het leveren van tegenbewijs. Het oordeel van het hof dat Fruit Queen gerechtvaardigd erop mocht vertrouwen dat Imperial Garden het aanbod deed om de kosten van Barendrecht 50/50 te verdelen berust immers op feiten en omstandigheden die vaststaan en/of die Imperial Garden onvoldoende gemotiveerd heeft betwist.
5.14
Imperial Garden heeft nog aangevoerd dat de verbintenissen die overeengekomen zouden zijn, niet voldoende bepaalbaar waren. Het was volgens haar niet duidelijk wat de prijs (de omvang van de logistieke kosten) was die was overeengekomen, terwijl dat wel de essentie van de overeenkomst was. De ingangsdatum was ook nog niet duidelijk, evenmin als de termijn waarbinnen de kosten zouden moeten worden voldaan, aldus Imperial Garden.
5.15
Art. 6:227 BW bepaalt dat de verbintenissen die partijen op zich nemen, bepaalbaar moeten zijn. Anders dan Imperial Garden aanvoert, is aan dit vereiste voldaan. Duidelijk is immers dat de verbintenis waar het hier om gaat, ziet op de logistieke kosten die Barendrecht bij Fruit Queen in rekening bracht gedurende de periode dat Imperial Garden via Fruit Queen/Barendrecht groente en fruit inkocht. De omvang van die kosten op het moment dat de overeenkomst werd gesloten kon worden vastgesteld aan de hand van de facturen van Barendrecht. Dat er tussen partijen een verschil van mening bestaat over het aanvangsmoment van de afspraak, betekent nog niet dat de verbintenis onvoldoende bepaalbaar is.
Is de overeenkomst vernietigbaar op grond van dwaling?
5.16
Met grief 4 heeft Imperial Garden aangevoerd dat de overeenkomst vernietigbaar is op grond van dwaling omdat deze is aangegaan onder invloed van de onjuiste mededeling van Fruit Queen dat er nog logistieke kosten moeten worden betaald terwijl deze kosten in werkelijkheid niet verschuldigd waren.
5.17
Deze grief faalt. Het gaat er Imperial Garden kennelijk om dat zij haar voorstel voor een 50/50 verdeling heeft gedaan naar aanleiding van een mededeling van Fruit Queen “dat er nog logistieke kosten zouden moeten worden betaald”. Als Imperial Garden haar aanbod heeft gedaan op grond van een dergelijke blote mededeling van Fruit Queen, behoort de dwaling voor haar eigen rekening te blijven. Van Imperial Garden, als professionele partij, kan immers worden verwacht dat zij (in grote lijnen) op de hoogte is van de op haar rustende verplichtingen jegens Fruit Queen, althans dat zij nader onderzoek doet naar aanleiding van de mededeling van Fruit Queen. Daarbij komt dat [bestuurder 2] zelf werkzaam was bij Fruit Queen en (onbestreden is) dat zij als zodanig toegang had tot de onderliggende facturen van Barendrecht. Aan het voorgaande doet niet af dat [bestuurder 2] pas enkele maanden formeel bestuurder van Imperial Garden was toen zij het aanbod deed en een vertrouwensrelatie met [bestuurder 1] had.
Is de overeenkomst vernietigbaar op grond van misbruik van omstandigheden?
5.18
Met grief 5 heeft Imperial Garden aangevoerd dat de overeenkomst vernietigbaar is op grond van misbruik van omstandigheden. Zij beroept zich in dat verband erop dat [bestuurder 2] lijdt aan ernstige depressies, dat zij mogelijk een bipolaire stoornis heeft, dat zij suïcidale gedachten heeft, dat [bestuurder 2] zakelijk onervaren is en dat [bestuurder 2] door [bestuurder 1] onder druk is gezet.
5.19
Voor een geslaagd beroep op misbruik van omstandigheden is vereist dat Fruit Queen ( [bestuurder 1] ) weet of moet begrijpen dat Imperial Garden ( [bestuurder 2] ) door bijzondere omstandigheden werd bewogen tot het verrichten van een rechtshandeling en het tot stand komen daarvan bevordert terwijl [bestuurder 1] wist of behoorde te begrijpen dat zij [bestuurder 2] daarvan zou behoren te weerhouden. De stellingen van Imperial Garden zijn onvoldoende concreet om te kunnen concluderen dat die situatie zich hier heeft voorgedaan. Meer in het bijzonder is gesteld noch gebleken dat [bestuurder 2] het voorstel tot een 50/50 verdeling heeft gedaan onder invloed van de door haar gestelde geestestoestand. Evenmin heeft zij toegelicht waar de ‘druk’ van [bestuurder 1] uit zou hebben bestaan. Grief 5 is dus ongegrond.
Heeft Fruit Queen logistieke kosten ten behoeve van Imperial Garden gemaakt?
5.2
Met grief 1 voert Imperial Garden aan dat het op de weg van Fruit Queen ligt om te bewijzen dat zij logistieke kosten ten behoeve van Imperial Garden heeft gemaakt. Volgens Imperial Garden is niet gebleken dat Barendrecht logistieke kosten heeft gemaakt ten behoeve van Imperial Garden; zij heeft Barendrecht daartoe geen opdracht gegeven. Verder acht Fruit Queen het van belang dat het in de branche te doen gebruikelijk is om de logistieke kosten in rekening te brengen als onderdeel van de verkoopprijs. Het moet dus worden aangenomen dat bij de verkoopfacturen van Fruit Queen aan Imperial Garden de logistieke kosten zaten inbegrepen.
5.21
Nu vaststaat dat partijen zijn overeengekomen dat Imperial Garden de helft van de logistieke kosten van Barendrecht voor haar rekening neemt, is niet relevant wat in de branche te doen gebruikelijk is en of Barendrecht dergelijke kosten daadwerkelijk ten behoeve van Imperial Garden heeft gemaakt. Daarbij moet worden bedacht dat Fruit Queen en Imperial Garden op zakelijk en persoonlijk vlak met elkaar verweven waren. Een afspraak die in de branche wellicht ongebruikelijk is, kan in deze bijzondere situatie een bevredigende oplossing inhouden. Grief 1 heeft daarom geen succes.
Omvang van de vordering
5.22
Beide partijen hebben grieven geformuleerd over de omvang van het toegewezen bedrag. Deze grieven worden hieronder behandeld.
5.23
In incidenteel appel heeft Fruit Queen erover geklaagd dat de rechtbank een rekenfout heeft gemaakt. In het tussenvonnis is de rechtbank ervan uitgegaan dat de helft van de facturen die Barendrecht vanaf 1 januari 2018 over de periode 2018-2020 bij Fruit Queen in rekening had gebracht, door Imperial Garden zouden moeten worden vergoed. Hiervan is de rechtbank in het eindvonnis teruggekomen omdat haar duidelijk was geworden dat Fruit Queen pas vanaf mei/juni 2018 logistieke kosten ten behoeve van Imperial Garden had gemaakt. De rechtbank oordeelt daarom dat de vordering van Fruit Queen wordt toegewezen, zij het verminderd met de door Barendrecht over de periode januari 2018 tot en met mei 2018 gefactureerde bedragen van in totaal € 21.728,65.
5.24
Fruit Queen stelt dat dit onjuist is omdat het bedrag van € 21.728,65 slechts voor de helft bij Imperial Garden in rekening is gebracht. Deze grief slaagt. De rechtbank heeft inderdaad het bedrag van € 21.728,65 van de vordering op Imperial Garden afgetrokken, terwijl dit bedrag had moeten worden afgetrokken van het totaalbedrag van de facturen van Barendrecht over de periode 2018- 2020, zijnde € 227.482,72 (inclusief btw).
5.25
Imperial Garden heeft aangevoerd dat enkel de logistieke kosten vanaf 20 september 2018 bij haar in rekening kunnen worden gebracht, omdat zij voor die tijd inkocht bij [bedrijf 2] Fruit B.V. Zij verwijst in dit verband naar wat zij heeft aangevoerd in haar antwoordakte van 12 april 2023. Daarin stelt zij dat uit de (door haar overgelegde) grootboekkaart ‘inkopen 2018’ volgt dat partijen pas vanaf september 2018 geregeld zaken met elkaar zijn gaan doen. Imperial Garden heeft berekend dat de facturen van Barendrecht over de periode 1 januari – 20 september 2018 sluiten op een bedrag van € 30.338,65. Dat bedrag moet volgens haar dus in aftrek worden gebracht op het bedrag van € 227.482,72.
5.26
Fruit Queen heeft hierover aangevoerd dat uit de grootboekkaart volgt dat zij al op 3 juli 2018 de eerste factuur aan Imperial Garden heeft toegestuurd. Hieruit volgt volgens haar dat de rechtbank terecht 1 juni 2018 als ingangsdatum heeft gehanteerd.
5.27
Het hof overweegt als volgt. De omstandigheid dat Imperial Garden tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank heeft verklaard dat zij al vanaf mei/juni 2018 bij Fruit Queen heeft ingekocht, is niet van doorslaggevende betekenis. Deze mededeling berustte kennelijk op een vergissing. Uit de overgelegde grootboekkaart – waarvan Fruit Queen de juistheid niet heeft betwist – blijkt immers dat Imperial Garden pas op 3 juli 2018 voor het eerst bij Fruit Queen heeft ingekocht. In diezelfde maand is dat nog drie keer gebeurd. Ook in augustus 2020 is een paar keer bij Fruit Queen ingekocht; de meeste inkopen vonden in die maand nog plaats bij [bedrijf 2] Fruit B.V. Vanaf september 2018 is Imperial Garden steeds vaker bij Fruit Queen gaan inkopen. Gelet op dit alles is het hof van oordeel dat 1 juni 2018 niet kan gelden als aanvangsdatum voor de doorberekening van de facturen van Barendrecht. Het hof zal in plaats daarvan als ingangsdatum 1 september 2018 hanteren, de eerste maand dat er geen sprake meer was van enkel sporadische inkopen door Imperial Garden. Een eerdere datum zou ertoe leiden dat er een wanverhouding zou ontstaan tussen de inkoopkosten van Imperial Garden bij Fruit Queen en de door Fruit Queen doorberekende logistieke kosten, wat niet de bedoeling van partijen kan zijn geweest.
5.28
Op basis van de overgelegde stukken kan het hof zelf vaststellen welk bedrag in aftrek moet worden gebracht op het totaal van de facturen. De rechtbank heeft al berekend dat Barendrecht over de periode januari tot en met mei 2018 een bedrag van € 21.728,65 bij Fruit Queen in rekening heeft gebracht. Het hof heeft de facturen in de periode juni tot en met augustus 2018 bij elkaar opgeteld (productie 14 bij akte van 15 maart 2023). Deze som komt uit op een bedrag van € 7.715,55 (inclusief btw).
5.29
Uit het voorafgaande volgt dat er op het totaalbedrag van de facturen van Barendrecht (€ 227.482,72) een bedrag van € 21.728,65 en een bedrag van € 7.715,55 in mindering moet worden gebracht. Er resteert dan een bedrag van € 198.038,52 (inclusief btw). Het komt er dus op neer dat Imperial Garden een bedrag van € 99.019,26 (inclusief btw) aan Fruit Queen moet betalen.
5.3
Imperial Garden heeft verder gegriefd over de btw (grief 6). Zij heeft aangevoerd dat Barendrechts facturen inclusief btw zijn en dat Fruit Queen de som van de door Barendrecht gefactureerde bedragen voor de helft bij Imperial Garden in rekening heeft gebracht. Daarbij heeft Fruit Queen echter exclusief btw bij Imperial Garden gefactureerd. Vervolgens heeft Fruit Queen over dit bedrag btw in rekening gebracht. Per saldo is er dubbel btw in rekening gebracht. Dit betekent dat er een bedrag van € 23.454,53 te veel is gefactureerd, aldus Imperial Garden.
5.31
Fruit Queen heeft aangevoerd dat zij ten behoeve van Imperial Garden aan Barendrecht logistieke kosten heeft betaald, inclusief btw. Imperial Garden betaalt dus feitelijk de helft van deze btw. Die btw kan zij terugvragen, aldus Fruit Queen.
5.32
Het hof overweegt als volgt. Het is juist dat uit de facturen van 22 september 2020 volgt dat Fruit Queen btw in rekening heeft gebracht aan Imperial Garden over de daarop vermelde bedragen (zijnde de helft van de gefactureerde kosten van Barendrecht). Fruit Queen heeft echter in hoger beroep aangevoerd dat van deze facturen geen betaling (meer) wordt gevorderd en dat zij thans betaling vordert van de helft van de facturen van [bedrijf 1] Barendrecht over de periode 1 juni 2018 t/m 31 mei 2020 (memorie van antwoord, onder 78). Uit de in dit verband door Fruit Queen bij akte overgelegde producties 15 en 16 volgt dat Fruit Queen de helft van de door Barendrecht gefactureerde bedragen inclusief btw, van Imperial Garden vordert. Uit niets blijkt dat Fruit Queen daarover nogmaals btw in rekening brengt. De berekeningen die Imperial Garden in haar memorie van grieven heeft gemaakt, zijn gezien het voorgaande niet goed begrijpelijk en ook niet meer relevant, zodat het hof daaraan voorbij gaat. Grief 6 is dus ongegrond.
5.33
Tot slot heeft Imperial Garden aangevoerd dat de ingangsdatum van de wettelijke rente onjuist is, omdat de facturen in werkelijkheid pas eind 2021 zijn opgesteld en verstrekt. Er zijn ook nooit aanmaningen verzonden voor de facturen van 22 september 2020. Daarom geldt dat een rentevordering eerst kan worden toegewezen na 1 januari 2022, aldus Imperial Garden.
5.34
De stelling dat de facturen pas eind 2021 zijn opgesteld (en zijn geantedateerd op 22 september 2022) is ongegrond. In de hiervoor geciteerde e-mail van 9 juni 2021 van [boekhouder] wordt immers al melding gemaakt van het bestaan van de facturen. In de grief ligt verder ook besloten dat Imperial Garden van mening is dat zij niet in verzuim is met de betaling van de facturen omdat zij nimmer aanmaningen heeft ontvangen. Het hof stelt vast dat Fruit Queen niet heeft betwist dat zij geen aanmaningen aan Imperial Garden heeft verzonden. De facturen vermelden evenmin een fatale termijn waarbinnen deze betaald moesten worden. In zoverre is de grief dus gegrond. Het hof zal om die reden de door de rechtbank vastgestelde ingangsdatum van 22 september 2020 vernietigen. In plaats daarvan heeft als ingangsdatum te gelden de datum van de inleidende dagvaarding: 9 mei 2022. Verder is gesteld noch gebleken dat de vordering van Fruit Queen een handelsovereenkomst in de zin van art. 6:119a BW is. Om die reden zal het hof de wettelijke rente in plaats van de wettelijke handelsrente toewijzen.
5.35
Aangezien de vordering van Fruit Queen ook in hoger beroep zal worden toegewezen, geldt dat Imperial Garden in eerste aanleg terecht in de proceskosten is veroordeeld. Om diezelfde reden ziet het hof ook geen aanleiding om de door Fruit Queen gelegde beslagen op te heffen.
Conclusie en proceskosten
5.36
De conclusie is dat het principaal hoger beroep van Imperial Garden slechts voor een klein deel slaagt, namelijk ten aanzien van het in rekening brengen van de helft van de facturen van Barendrecht over de maanden juni, juli en augustus 2018 en de wettelijke handelsrente vanaf 22 september 2020. Imperial Garden zal daarom als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het principaal hoger beroep.
5.37
Het incidenteel hoger beroep van Fruit Queen is gegrond. Imperial Garden zal daarom als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het incidenteel hoger beroep.
5.38
Het hof zal het bestreden vonnis vernietigen voor zover de rechtbank in rov. 3.1 Imperial Garden heeft veroordeeld tot betaling van € 92.012,71. In plaats daarvan zal Imperial Garden worden veroordeeld tot betaling van € 100.020,89 (inclusief btw). Voor het overige zal het vonnis van de rechtbank worden bekrachtigd.

6.Beslissing

Het hof:
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 17 mei 2023, voor zover daarbij Imperial Garden wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 92.012,71aan Fruit Queen,
en
in zoverre opnieuw rechtdoende:
  • veroordeelt Imperial Garden om aan Fruit Queen te betalen een bedrag van € 99.019,26 (inclusief btw), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 mei 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • bekrachtigt het vonnis voor het overige;
  • veroordeelt Imperial Garden in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Fruit Queen tot op heden begroot op € 2.135,- aan verschotten en € 5.358,- aan salaris advocaat;
  • verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.A. Joustra, G.C. de Heer en R.F. Groos en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025 in aanwezigheid van de griffier.