ECLI:NL:GHDHA:2025:786

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
200.347.200/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot zekerheidstelling voor proceskosten in hoger beroep

In deze zaak heeft verzoeker, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, een verzoek ingediend om een verklaring voor recht dat hij een arbeidsovereenkomst had met Damen Holding B.V. en dat de opzegging van deze overeenkomst vernietigd dient te worden. De kantonrechter heeft de verzoeken van verzoeker afgewezen, waarna verzoeker hoger beroep heeft ingesteld. Damen heeft in het hoger beroep een incident opgeworpen en verzocht om zekerheidstelling voor de proceskosten, omdat verzoeker in de Verenigde Arabische Emiraten woont. Verzoeker betwist dit en stelt dat hij voornemens is zich in Nederland in te schrijven. Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat verzoeker geen woon- of gewone verblijfplaats in Nederland heeft, wat volgens artikel 224 Rv betekent dat hij verplicht is zekerheid te stellen voor de proceskosten. Het hof heeft bepaald dat verzoeker zekerheid moet stellen tot een bedrag van € 2.428,-, tenzij hij kan aantonen dat hij een woon- of gewone verblijfplaats in Nederland heeft. De beslissing over de proceskosten in het incident is aangehouden en Damen moet haar verweerschrift indienen op 1 juli 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.347.200/01
Zaaknummer rechtbank : 11026140 HA 24-27
Beschikking in het incident van 6 mei 2025
in de zaak van
[verzoeker],
zonder vaste woon-of verblijfplaats in Nederland, voor deze procedure woonplaats kiezende in [woonplaats] ,
verzoeker in principaal hoger beroep,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. J.F.R. Eisenberger, kantoorhoudend in Heemskerk,
tegen
Damen Holding B.V.,
gevestigd in Gorinchem,
verweerster in principaal hoger beroep,
verzoekster in het incident
advocaat: mr. B.J. Bongaards, kantoorhoudend in Rotterdam.
Het hof noemt partijen hierna [verzoeker] en Damen.

1.De zaak in het kort

1.1
[verzoeker] heeft verzocht om een verklaring voor recht dat hij vanaf 10 juli 2023 een arbeidsovereenkomst had met Damen. [verzoeker] heeft ook verzocht dat de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst wordt vernietigd en dat Damen zijn salaris betaalt vanaf januari 2024. De kantonrechter heeft de verzoeken van [verzoeker] afgewezen en tegen die beschikking heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld. Damen heeft een incident opgeworpen en zekerheid verzocht voor de proceskosten. [verzoeker] heeft verzocht het verzoek van Damen af te wijzen. Het hof doet met deze beschikking uitspraak in dit incident.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Bij appelrekest van 15 oktober 2024, met bijlagen, heeft [verzoeker] het hof verzocht de bestreden beschikking van 16 juli 2024 waarvan beroep te vernietigen, met veroordeling van Damen in de kosten van het geding.
2.2
Vervolgens heeft Damen op 9 december 2024 een incidenteel verzoek, met producties, ingediend tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten op de voet van artikel 224 in verbinding met artikel 353 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Daarop heeft [verzoeker] geantwoord. Vervolgens is een datum voor het geven van de beschikking bepaald. Het hof heeft geen acht geslagen op nadien binnengekomen stukken.
2.3
Ten slotte is beschikking in het incident bepaald.

3.Beoordeling van het verzoek tot zekerheidstelling

3.1
Damen verzoekt in dit incident om [verzoeker] te veroordelen zekerheid te stellen voor de proceskosten, omdat [verzoeker] in de Verenigde Arabische Emiraten (hierna: VAE) woont. Uit de Basisregistratie Personen blijkt dat [verzoeker] per 7 juli 2023 uit Nederland is uitgeschreven. Volgens Damen verblijft [verzoeker] sindsdien in de VAE. Nu [verzoeker] geen woon- of gewone verblijfplaats in Nederland heeft, is hij volgens Damen op grond van artikel 224 lid 1 Rv gehouden zekerheid te stellen voor de proceskosten waartoe hij kan worden veroordeeld.
3.2
[verzoeker] betwist dat hij in de VAE woont. Hij stelt dat hij voornemens is zich in [stad] in te schrijven en dat in verband daarmee een afspraak bij de gemeente is ingepland. Het verzoek tot zekerheidstelling dient volgens [verzoeker] dan ook te worden afgewezen.
3.3
Het hof overweegt als volgt. Op grond van het bepaalde in artikel 224 lid 1 Rv zijn diegenen die geen woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland hebben en die bij een Nederlandse rechter een vordering instellen, verplicht op vordering van de wederpartij zekerheid te stellen voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan zij veroordeeld zouden kunnen worden. Deze regels vinden analoge toepassing in verzoekschriftprocedures zoals de onderhavige. [1]
3.4
Uit de door [verzoeker] overgelegde stukken volgt dat [verzoeker] (nog) niet is geregistreerd in de [gemeente] . Uit zijn betoog volgt ook dat hij (nog) geen woon- of gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Vast staat dat geen van de in het tweede lid van artikel 224 Rv genoemde uitzonderingen zich voordoet. Dit rechtvaardigt in beginsel de toewijzing van de vordering van Damen.
3.5
Het hof stelt tegelijkertijd ook vast dat [verzoeker] aangeeft zich op korte termijn opnieuw in Nederland te willen vestigen en dat hij daarvoor de nodige stappen aan het ondernemen is. Als dit daadwerkelijk plaatsvindt, brengt dat mee dat zekerheidstelling niet langer nodig is. Het hof zal daarom bepalen dat de verplichting tot het stellen van zekerheid komt te vervallen indien [verzoeker] binnen twee weken na de datum van deze beschikking aan Damen aantoont dat hij in Nederland zijn woon- of gewone verblijfplaats heeft, bijvoorbeeld door het aan Damen overleggen van een uittreksel uit de Basisregistratie Personen, waaruit dit blijkt.
Hoogte zekerheidsstelling
3.6
Damen vordert zekerheid voor de volgende proceskosten (in deze instantie):
€ 2.957,50proceskosten verzoekschriftprocedure in hoger beroep
€ 2.957,50 totaal
3.7
Het hof volgt de berekening van de proceskosten van Damen niet volledig. Het hof stelt vast dat Damen bij de begroting van het bedrag waarvoor zij zekerheidstelling vordert, is uitgegaan van 2,5 punt in verband met te verrichten werkzaamheden. Het hof gaat ervan uit dat bij een proceskostenveroordeling sprake zal zijn van 2 punten (verweerschrift en mondelinge behandeling). Dat Damen ook nog een akte zal nemen, ligt niet direct voor de hand. In navolging van Damen zal het hof tarief II toepassen. Daarvan uitgaande is de vordering tot zekerheidstelling toewijsbaar tot een bedrag van € 2.428,-.
3.8
Damen heeft gevorderd dat [verzoeker] zekerheid zal stellen door het afgeven van een bankgarantie door een (erkende) Nederlandse kredietinstelling, althans door storting van het bedrag op de derdengeldenrekening van haar advocaat, binnen twee weken na de datum van deze beschikking. Het hof ziet geen reden hiervan af te wijken.

4.Beslissing

Het hof:
- veroordeelt [verzoeker] tot het stellen van zekerheid tot een bedrag van € 2.428,- voor de proceskosten waarin hij in hoger beroep kan worden veroordeeld, tenzij hij uiterlijk op 20 mei 2025 aantoont dat hij inmiddels een woon- of gewone verblijfplaats in Nederland heeft (bijvoorbeeld door het overleggen van een uittreksel uit de Basisregistratie Personen, waaruit dit blijkt) aan de advocaat van Damen;
- bepaalt dat de zekerheid moet worden gesteld door ofwel bijschrijving van € 2.428,- op de derdengeldenrekening van de advocaat van Damen, ofwel door het overleggen van een bankgarantie van € 2.428,- uiterlijk op 6 mei 2025;
- houdt de beslissing over de proceskosten in het incident aan;
- wijst het meer of anders gevorderde af;
- bepaalt dat Damen haar verweerschrift zal nemen op 1 juli 2025.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A. Joustra, R.G.C. Veneman en P.Th. Sick en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2025 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.HR 11 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1580, NJ 2019/426.