Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 6 maart 2025
, beweerdelijk namens [X]te [Z] (belanghebbende),
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep van de heffingsambtenaar van de Gemeente Zuidplas. De zaak betreft de waardering van een onroerende zaak, waarbij de waarde op 1 januari 2021 is vastgesteld op € 701.000 voor het kalenderjaar 2022. De belanghebbende, vertegenwoordigd door [Y], heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, die het beroep ongegrond had verklaard. Het Hof heeft ambtshalve beoordeeld of het hoger beroep ontvankelijk is, met name of [Y] gemachtigd was om namens de belanghebbende op te treden. Het Hof heeft vastgesteld dat de overgelegde machtiging niet voldeed aan de eisen, omdat deze niet specifiek genoeg was en niet ondertekend. Bovendien heeft [Y] niet voldaan aan het verzoek van het Hof om een recente machtiging in te dienen. Gezien deze omstandigheden heeft het Hof gerede twijfel aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [Y] en heeft het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De proceskosten zijn niet toegewezen.