In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, gaat het om een geschil tussen AA Double B.V. en De Eerste Kamer B.V. enerzijds en een groep werknemers anderzijds over de inhoud van een bonusregeling die niet schriftelijk was vastgelegd. De werknemers vorderen betaling van achterstallige lonen en bonussen, en stellen dat zij recht hebben op een bonus van 0,5% van de dagomzet. AA Double c.s. betwisten de voorwaarden van de bonusregeling en stellen dat de werknemers niet hebben voldaan aan de voorwaarden voor het ontvangen van een bonus. De kantonrechter heeft in eerste aanleg geoordeeld dat de bonusregeling niet schriftelijk was vastgelegd, wat in strijd is met de verplichtingen van de werkgever volgens het Burgerlijk Wetboek. Het hof bevestigt deze bevindingen en oordeelt dat de bewijslast voor de inhoud van de bonusregeling bij de werknemers ligt, maar dat AA Double c.s. niet in staat zijn gebleken om hun stellingen te bewijzen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de zaak terug naar de kantonrechter voor verdere behandeling van de proceskosten.