ECLI:NL:GHDHA:2025:969

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
200.332.511/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de inhoud van een bonusregeling en bewijslastverdeling in arbeidsrechtelijke context

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, gaat het om een geschil tussen AA Double B.V. en De Eerste Kamer B.V. enerzijds en een groep werknemers anderzijds over de inhoud van een bonusregeling die niet schriftelijk was vastgelegd. De werknemers vorderen betaling van achterstallige lonen en bonussen, en stellen dat zij recht hebben op een bonus van 0,5% van de dagomzet. AA Double c.s. betwisten de voorwaarden van de bonusregeling en stellen dat de werknemers niet hebben voldaan aan de voorwaarden voor het ontvangen van een bonus. De kantonrechter heeft in eerste aanleg geoordeeld dat de bonusregeling niet schriftelijk was vastgelegd, wat in strijd is met de verplichtingen van de werkgever volgens het Burgerlijk Wetboek. Het hof bevestigt deze bevindingen en oordeelt dat de bewijslast voor de inhoud van de bonusregeling bij de werknemers ligt, maar dat AA Double c.s. niet in staat zijn gebleken om hun stellingen te bewijzen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de zaak terug naar de kantonrechter voor verdere behandeling van de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Civiel recht
team Handel
zaaknummer: 200.332.511/01
zaaknummer rechtbank Den Haag: 9616184\CV EXPL 22-13
arrest van 10 juni 2025
in de zaak van

1.AA DOUBLE B.V.,

gevestigd te Leiden,
2.
DE EERSTE KAMER B.V.,
gevestigd te Alphen aan den Rijn,
appellanten in principaal beroep,
verweersters in incidenteel beroep,
advocaat: mr. E.E.M. Kapel te Alphen aan den Rijn,
tegen
wonende te [woonplaatsen],
verweerders in principaal beroep,
appellanten in incidenteel beroep,
advocaat: mr. R.W. van den Hoek te Leiden.
Partijen worden hierna respectievelijk AA Double, De Eerste Kamer (gezamenlijk AA Double c.s.) en (verweerders in principaal beroep/appellanten in incidenteel beroep gezamenlijk) de werknemers genoemd. De werknemers zullen afzonderlijk bij hun eigen naam worden genoemd.

1.De zaak in het kort

Geschil over de inhoud van een (niet schriftelijk vastgelegde) bonusregeling. Bewijslastverdeling.

2.Procesverloop in hoger beroep

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
- de dagvaarding van 29 augustus 2023 waarmee AA Double c.s. in hoger beroep zijn gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Leiden, van 15 maart 2023; de appeldagvaarding bevat de grieven;
- de memorie van antwoord tevens houdende incidenteel appel, met producties;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel, met producties.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad op 25 maart 2025. Bij die gelegenheid hebben beide genoemde advocaten – mr. Kapel aan de hand van pleitaantekeningen die aan het hof zijn overgelegd – het woord gevoerd.

3.Feitelijke achtergrond

Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.
AA Double en De Eerste Kamer exploiteren elk een coffeeshop.
3.2.
[verweerder 1] , [verweerder 2] , [verweerder 3] en [verweerder 4] zijn in dienst van AA Double. [verweerder 5] , [verweerder 6] , [verweerder 7] , [verweerder 8] , [verweerder 9] , [verweerder 10] en [verweerder 11] zijn in dienst van De Eerste Kamer.
3.3.
Alleen [verweerder 1] is in dienst als ‘vuller’ en in die hoedanigheid belast met de bevoorrading van de coffeeshops. De overige werknemers zijn verkoopmedewerkers met dien verstande dat zij incidenteel werkzaam zijn als vuller.

4.Procedure bij de kantonrechter

4.1.
De werknemers hebben AA Double c.s. in eerste aanleg gedagvaard en diverse vorderingen ingesteld, strekkende tot betaling van achterstallig loon met vakantietoeslag, achterstallige bonus met vakantiegeld, de wettelijke rente en de wettelijke verhoging, het verstrekken van een schriftelijke arbeidsovereenkomst en betaling van buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van AA Double c.s. in de proceskosten.
4.2.
De kantonrechter heeft op 24 augustus 2022, 15 maart 2023 en 31 mei 2023 een vonnis uitgesproken. Het dictum van het vonnis van 31 mei 2023 luidt als volgt:
- wijst het verzoek tot het tussentijds openstellen van hoger beroep tegen het tussenvonnis van 15 maart 2023 in de onderhavige procedure toe;
- houdt iedere verdere beslissing aan.

5.Beoordeling

5.1.
In het onderhavige hoger beroep zijn twee geschilpunten uit de eerste aanleg aan de orde, kort gezegd: de bonusregeling en de buitengerechtelijke kosten. Het hof zal deze achtereenvolgens bespreken.
De bonusregeling
5.2.
De kantonrechter heeft bij het bestreden vonnis van 15 maart 2023 – na bij vonnis van 24 augustus 2022 onder 4.10 te hebben overwogen het oordeel over de bonus te zullen aanhouden – overwogen ervan uit te gaan dat twee door AA Double c.s. genoemde voorwaarden voor het recht op bonus geen onderdeel zijn van de bonusregeling. Deze twee voorwaarden zijn dat het kasverschil aan het einde van de werkdag maximaal (het hof leest het vonnis van 15 maart 2023 onder 2.2 met verbetering van een kennelijke verschrijving) € 5,- bedraagt en dat het voorraadverschil hennep houdende producten maximaal vijf gram bedraagt. De kantonrechter heeft daarbij opgemerkt dat eventuele onduidelijkheden in de bonusregeling voor risico van AA Double c.s. komen omdat zij hebben nagelaten de bonusregeling schriftelijk vast te leggen. De kantonrechter heeft AA Double c.s. evenmin gevolgd in hun betoog dat voor de berekening van de bonus de dagomzet naar beneden wordt afgerond op een duizendtal. Zij heeft overwogen ervan uit te gaan dat zowel naar boven als naar beneden zal worden afgerond, in overeenstemming met hetgeen in het algemene spraakgebruik onder afronden wordt verstaan. Samenvattend, zo overwoog de kantonrechter, is komen vast te staan dat de werknemers (‘niet-vullers’) recht hebben op 0,5% van de dagomzet per gewerkte dag, waarbij de dagomzet wordt afgerond naar het dichtstbijzijnde duizendtal (dus zowel naar boven als naar beneden) en waarbij geen andere voorwaarden gelden.
5.3.
De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van achterstallige bonus aan [verweerder 1] niet toewijsbaar geacht. De kantonrechter heeft daartoe overwogen, samengevat, dat [verweerder 1] al vijftien jaar werkzaam is als ‘vuller’ en nimmer een bonus heeft gehad afhankelijk van de dagomzet maar een vast bedrag per dag en te laat heeft geprotesteerd tegen de bonus.
5.4.
Het hof zal bij de bespreking van de grieven, in navolging van de kantonrechter, onderscheid maken tussen de ‘vullers’ en de ‘niet-vullers’.
5.5.
De grieven van AA Double c.s. in principaal beroep zijn alle gericht tegen de hiervoor onder 5.2 kort weergegeven oordelen en de daarop voortbouwende beslissingen. Deze grieven betreffen de bonusregeling voor de ‘niet-vullers’.
5.6.
De eerste grief in incidenteel beroep is gericht tegen de hiervoor onder 5.3 kort weergegeven overweging betreffende de ‘vullers’.
De bonusregeling voor de ‘niet-vullers’
5.7.
Partijen hebben ter zitting in hoger beroep, daarnaar gevraagd door het hof, bevestigd dat het geschil betreffende de bonusregeling moet worden beoordeeld op basis van de stelling van de werknemers dat tussen partijen een bonusregeling is afgesproken, zij het dat partijen (de werknemers enerzijds en AA Double c.s. anderzijds) het niet eens zijn over de inhoud van de tussen hen gemaakte afspraak.
5.8.
Volgens de werknemers houdt deze afspraak in dat zij een bonus van 0,5% over de dagomzet zullen ontvangen, niets meer en niets minder. Zij betwisten dat er voorwaarden zijn gesteld aan de bonus (een maximaal kasverschil van € 5,- en een voorraadverschil van maximaal vijf gram) en dat is afgesproken dat voor de berekening van de bonus de dagomzet naar beneden wordt afgerond.
5.9.
AA Double c.s. erkennen dat tussen partijen een bonusregeling is afgesproken, maar voeren aan dat onderdeel van de gemaakte afspraak is dat:
- het kasverschil aan het einde van de werkdag maximaal € 5,- bedraagt,
- het voorraadverschil hennep houdende producten maximaal vijf gram bedraagt,
- de dagomzet dagelijks naar beneden wordt afgerond op een duizendtal,
- van de afgeronde dagomzet 1% onder de medewerkers per locatie wordt verdeeld.
5.10.
Op grond van deze wederzijdse stellingen moet tot uitgangspunt worden genomen dat de bewijslast ter zake van de inhoud van de overeenkomst betreffende de bonus rust op de werknemers. Het verweer van AA Double c.s. houdt immers een betwisting in van de grondslag van de vordering van de werknemers.
5.11.
De tussen partijen overeengekomen bonusregeling is niet schriftelijk vastgelegd. Dat betekent dat AA Double c.s. niet hebben voldaan aan hun verplichting als omschreven in artikel 7:655 lid 1 BW en (mogelijk) de voorganger daarvan, artikel 1637f eerste lid BW (i.w.tr. 1 januari 1994). Deze bepalingen houden (onder h) de verplichting voor de werkgever in om de werknemer schriftelijke opgave te verstrekken van het loon. Tot het loon behoort ook de bonusregeling.
5.12.
Voor de achtergrond van deze bepalingen en de rechtspraak van het Hof van Justitie EU in dit verband verwijst het hof naar de beschikking van de Hoge Raad van 13 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1871 onder 3.1.2.
5.13.
In overeenstemming met deze uitspraak ziet het hof aanleiding af te wijken van het onder 5.10 geformuleerde uitgangspunt. Dit brengt mee dat op AA Double c.s. de bewijslast rust ter zake van de hiervóór onder 5.9 genoemde inhoud van de overeenkomst.
5.14.
Het hof stelt vast dat AA Double c.s. niet een hierop toegesneden bewijsaanbod hebben gedaan. Zij hebben in hoger beroep in het geheel geen bewijsaanbod gedaan. Het hof ziet geen reden ambtshalve een bewijsopdracht te geven. Het neemt hierbij voor zover nodig in aanmerking dat de werknemers bij memorie van antwoord opmerkingen hebben gemaakt over het bewijs en de bewijslastverdeling. Het hof verwacht overigens niet dat AA Double c.s. zouden kunnen slagen in het bewijs. Vast is komen te staan dat de bonus altijd is uitbetaald, dat de wijze van berekening van de bonus voor de werknemers niet kenbaar is geweest en dat in de praktijk altijd twee werknemers op een locatie werkten, althans dat steeds een bonus van 0,5% werd uitbetaald. De werknemers hebben weliswaar kunnen zien dat de bonus werd afgerond, maar niet dat deze
naar benedenwerd afgerond (hetgeen AA Double c.s. overigens ook niet consequent hebben gedaan).
5.15.
In de onderhavige zaak leest het hof in het verweer van AA Double c.s. slechts één argument ten betoge dat de door hen bepleite lezing aannemelijk is en dan nog enkel op het punt van het maximale kas- en voorraadverschil. Zij stellen dat het gebruikelijk en algemeen bekend is dat werknemers wel een prestatie moeten leveren om in aanmerking te komen voor een bonus. Het hof acht dit argument niet overtuigend in een geval waarin, zoals hier, de hoogte van de bonus afhankelijk is van de gerealiseerde dagomzet. In een dergelijk bonussysteem ligt immers besloten dat de werknemer een hogere bonus ontvangt naarmate hij een hogere omzet realiseert.
5.16.
Het komt erop neer dat de lezing van AA Double c.s. over de inhoud van de bonusregeling, in het bijzonder de beperkingen die volgens hen daarbij gelden, als onbewezen moet worden verworpen.
5.17.
AA Double c.s. hebben nog aangevoerd dat de werknemers tot voor kort nimmer hebben geprotesteerd tegen de hoogte van de bonus en dat zij stilzwijgend hebben ingestemd met de wijze van berekening. Dit verweer snijdt geen hout omdat, zoals eerder overwogen, de werknemers nooit inzage hebben gehad in de wijze waarop AA Double c.s. hun bonus hebben berekend (nog daargelaten dat AA Double c.s. geen consistente berekeningswijze inzichtelijk hebben kunnen maken).
5.18.
Op de voorgaande overwegingen stuiten de grieven I t/m VIII af. Bij (verdere) afzonderlijke bespreking daarvan bestaat onvoldoende belang.
5.19.
Het hof zal zich aansluiten bij het oordeel van de kantonrechter dat voor de berekening van de bonus de dagomzet wordt afgerond naar het dichtstbijzijnde duizendtal, dus zowel naar boven als naar beneden. De werknemers hebben immers kenbaar gemaakt dat zij zich hierbij uit praktische overweging neerleggen.
De bonusregeling voor de ‘vullers’
5.20.
In hun eerste grief in incidenteel beroep komen de werknemers op tegen hetgeen de kantonrechter (onder 2.7) heeft overwogen over de bonus voor ‘vullers’.
5.21.
De klacht van de werknemers komt er in wezen op neer dat hun niet kan worden verweten dat zij niet eerder hebben geprotesteerd en dat voor ‘vullers’ niet een afwijkende bonusregeling gold, waarbij zij nog opmerken dat alle werknemers hebben gewerkt als ‘normale’ werknemer en als ‘vuller’.
5.22.
De werknemers hebben niet uit de doeken gedaan hoe de door hen gestelde en hiervóór door het hof voor de ‘niet-vullers’als vaststaand aangenomen bonusregeling ook een deugdelijke grondslag kan bieden voor de bepaling van de hoogte van de bonus voor een ‘vuller’. Het werken voor twee locaties roept immers de vraag op op basis van welke dagomzet de bonus voor de ‘vuller’ zou moeten worden bepaald. Een andere voor de hand liggende vraag is waarom een ‘vuller’ aanspraak zou hebben op een omzetafhankelijke bonus als hij door de aard van zijn werk geen invloed heeft op de hoogte van de omzet. De werknemers hebben een en ander onbesproken gelaten.
5.23.
Onder deze omstandigheden moet worden geconcludeerd dat de werknemers op dit punt hun vordering tegenover het verweer van AA Double c.s. onvoldoende hebben onderbouwd. De eerste incidentele grief heeft daarom geen succes.
Conclusie met betrekking tot de bonusregeling
5.24.
Het hof komt met betrekking tot de bonusregeling niet tot een andere uitkomst dan de kantonrechter. Het hof zal het bestreden vonnis in zoverre dan ook bekrachtigen.
Grief IX in principaal beroep: afgifte van schriftelijke arbeidsovereenkomst
5.25.
De kantonrechter heeft onder 2.10 van het vonnis van 15 maart 2023 overwogen dat de arbeidsovereenkomsten een bonusregeling dienen te bevatten zoals door haar overwogen onder 4.5 (het hof leest: onder 2.5) en dat AA Double c.s. dergelijke arbeidsovereenkomsten, ondertekend door bevoegden, alsnog in het geding dienen te brengen.
5.26.
AA Double c.s. klagen dat bij een eventueel later succesvol hoger beroep tegen een nog te wijzen eindvonnis zij de door beide partijen ondertekende arbeidsovereenkomst niet zonder meer kunnen wijzigen. Zij zijn dan ook van mening dat zij pas veroordeeld kunnen worden om een bonusregeling in de arbeidsovereenkomst op te nemen als het vonnis onherroepelijk is.
5.27.
AA Double c.s. lijken hier de processuele regel over het hoofd te zien dat een partij slechts eenmaal grieven kan richten tegen een vonnis. Maar mogelijk hebben AA Double c.s. het oog op het lot van het onderhavige arrest na een eventueel beroep in cassatie. Het komt het hof het meest praktisch voor dat in de arbeidsovereenkomsten die AA Double c.s. op grond van het vonnis van de kantonrechter over moeten leggen tot uitdrukking wordt gebracht dat de werkgever daartoe is veroordeeld bij rechterlijke uitspraak en het voorbehoud wenst te maken van een eventueel in te stellen rechtsmiddel. Het hof zal het dictum van het bestreden vonnis in die zin verstaan. AA Double c.s. missen dan voldoende belang bij grief IX.
Tweede incidentele grief: kosten rechtsbijstand
5.28.
De vordering van de werknemers ter zake van buitengerechtelijke incassokosten is ingesteld als een gezamenlijke vordering van de werknemers tegen AA Double c.s. In eerste aanleg vorderden zij een bedrag van € 7.833,-. In hoger beroep hebben zij hun vordering op dit punt verminderd tot € 4.766,20.
5.29.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 24 augustus 2022 de werknemers in de gelegenheid gesteld de buitengerechtelijke kosten te specificeren zoals in het vonnis overwogen. Naar aanleiding van het verweer van AA Double c.s. heeft zij overwogen dat de staffel in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten niet is bedoeld voor een procedure als de onderhavige, waarbij elf eisers diverse vorderingen tegen hun werkgever hebben ingesteld. Bij vonnis van 15 maart 2023 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten niet toewijsbaar is omdat zonder specificatie niet kan worden beoordeeld of mogelijk sprake is van kosten die in de vergoeding van de proceskosten kunnen zijn begrepen.
5.30.
De werknemers komen in hun tweede incidentele grief op tegen dit laatste oordeel. Zij hebben in hoger beroep alsnog specificaties van de verschillende declaraties overgelegd.
5.31.
Deze grief faalt. Het is niet in geschil dat voorafgaand aan de procedure namens de werknemers slechts een enkele sommatiebrief is gestuurd aan AA Double c.s. Het hof ziet in de stellingen van de werknemers noch in de declaratiespecificaties die in hoger beroep alsnog zijn overgelegd voldoende aanknopingspunten om de gedeclareerde werkzaamheden te kunnen aanmerken als andere verrichtingen dan die waarvoor de in de artikelen 237 t/m 240 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. Of de gedeclareerde werkzaamheden ook alle betrekking hebben op de onderwerpen die in de onderhavige procedure aan de orde zijn, kan daarom in het midden blijven.
Slotsom en proceskosten
5.32.
De slotsom luidt dat de grieven, zowel in principaal als in incidenteel beroep, niet tot vernietiging kunnen leiden. Het hof zal het bestreden vonnis daarom bekrachtigen en overeenkomstig artikel 355 Rv de zaak terugwijzen naar de kantonrechter. In de uitkomst van het hoger beroep ziet het hof aanleiding AA Double c.s. te veroordelen in de kosten van het principale beroep en de werknemers in de kosten van het incidentele beroep.

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis en wijst de zaak terug naar de kantonrechter;
veroordeelt AA Double c.s. in de kosten van het principale beroep en begroot deze aan de zijde van de werknemers op € 343,- wegens verschotten en € 2.428,- wegens salaris en op € 178,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot in geval van betekening van dit arrest;
veroordeelt de werknemers in de kosten van het incidentele beroep en begroot deze aan de zijde van AA Double c.s. op € 1.214,- wegens salaris en op € 178,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot in geval van betekening van dit arrest, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan deze kostenveroordeling is voldaan;
verklaart de kostenveroordeling ten laste van de werknemers uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.T. Nijhuis, R.J.F. Thiessen en M.B. Kerkhof, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juni 2025 in aanwezigheid van de griffier.