ECLI:NL:GHLEE:2002:AE4419
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- A. Knijp
- M. Bax-Stegenga
- J. de Bock
- A. Streppel
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de rechtsgeldigheid van onderhandse verkoop van verpande roerende zaken in faillissement
In deze zaak heeft de Ontvanger van de belastingdienst hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Groningen, dat op 8 oktober 1999 was uitgesproken. De zaak betreft de rechtsgeldigheid van een onderhandse verkoop van verpande roerende zaken door de curator in het faillissement van een onderneming. De curator had, na toestemming van de rechter-commissaris, de voorraden onderhands verkocht aan de coöperatieve Rabobank 'Midden-Groningen'. De bank ontving de opbrengst van de verkoop, terwijl de Ontvanger van de belastingdienst betoogde dat de bank niet als separatist kon worden beschouwd en dat de omzetbelasting als bijzondere faillissementskosten moest worden afgedragen aan de Ontvanger.
Het hof heeft vastgesteld dat de bank haar recht op parate executie niet zelf heeft uitgeoefend en dat de curator de voorraden heeft verkocht op basis van een overeenkomst met de bank. Het hof oordeelde dat deze handelwijze moet worden aangemerkt als een vorm van lossing in de zin van de Faillissementswet. De Ontvanger voerde aan dat de huidige wetgeving, die sinds 1 januari 1992 van kracht is, de hypotheekhouder de mogelijkheid biedt om onderhands te executeren, waardoor de constructie van 'oneigenlijke lossing' niet meer van toepassing zou zijn. Het hof verwierp dit standpunt en concludeerde dat de bank zich als pandhouder kan verhalen op de gehele opbrengst van de verkoop, inclusief de omzetbelasting.
Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en oordeelde dat de Ontvanger in de kosten van het geding in hoger beroep werd veroordeeld. De uitspraak benadrukt de rechtspositie van pandhouders en de mogelijkheden voor onderhandse verkoop in faillissement, evenals de behandeling van omzetbelasting in dergelijke situaties.