ECLI:NL:GHLEE:2008:BD3054

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
18 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
WAHV 07-01858
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Dijkstra
  • Kuiper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de kantonrechter in bestuursrechtelijke verkeerszaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 18 maart 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Utrecht van 29 november 2007. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, omdat de gemachtigde van de betrokkene verzuimd had de gronden van het beroep op te geven. De gemachtigde had bij faxbericht van 16 november 2006 pro forma beroep ingesteld tegen de inleidende beschikking, maar ontving pas op 13 december 2006 een verzoek om de gronden binnen veertien dagen in te dienen. De gemachtigde vroeg om uitstel, omdat hij de benodigde stukken nog niet had ontvangen, maar de officier van justitie verklaarde het beroep niet-ontvankelijk.

Het hof oordeelde dat de termijn van veertien dagen voor het indienen van de gronden in deze specifieke situatie te kort was, vooral gezien de periode rond de kerstdagen. Het hof benadrukte dat de inleidende beschikking voldoende gegevens bevatte om de gedraging te individualiseren, en dat de gemachtigde in staat had moeten zijn om de bezwaren te formuleren. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek om vergoeding van kosten af, omdat de betrokkene niet in het gelijk werd gesteld.

De uitspraak van het hof benadrukt de verantwoordelijkheden van de gemachtigde in het proces en de noodzaak om tijdig te reageren op verzoeken van de officier van justitie. Het hof concludeerde dat de gemachtigde niet voldoende had gedaan om zijn beroep te onderbouwen, wat leidde tot de bevestiging van de eerdere beslissing.

Uitspraak

WAHV 07/01858
18 maart 2008
CJIB 69098628100
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Utrecht
van 29 november 2007
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [plaatsnaam]
voor wie als gemachtigde optreedt mr. drs. C.M.J.E.P. Meerts, wonende te Beegden.
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie in het arrondissement Utrecht genomen beslissing ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal heeft een reactie gegeven op de nadere toelichting op het beroep.
3. Beoordeling
3.1. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de officier van justitie de betrokkene terecht niet-ontvankelijke heeft verklaard in haar beroep, omdat de betrokkene dan wel haar gemachtigde niet de gronden van het beroep heeft opgegeven. Derhalve heeft de kantonrechter het beroep ongegrond verklaard.
3.2. De gemachtigde van de betrokkene heeft bij faxbericht van 16 november 2006 pro-forma beroep ingesteld tegen de inleidende beschikking. Bij brief van 13 december 2006 is de gemachtigde in de gelegenheid gesteld binnen veertien dagen na dagtekening alsnog de gronden van het beroep op te geven. Hierbij is hij gewezen op het gevolg van het niet tijdig verstrekken van de gevraagde gegevens.
De gemachtigde heeft bij faxbericht van 4 januari 2007 om uitstel gevraagd voor het indienen van gronden, omdat hij de bij de politie opgevraagde gegevens nog niet had ontvangen. Bij beslissing van 1 februari 2007 heeft de officier van justitie het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
3.3. De gemachtigde van de betrokkene stelt zich op het standpunt dat hij tijdig heeft verzocht om uitstel voor het indienen van gronden. De brief van 13 december 2006, waarin de gemachtigde wordt verzocht alsnog de gronden van zijn beroep in te dienen, heeft hij pas tussen kerst en de jaarwisseling ontvangen. Ook kan niet worden uitgesloten dat de brief pas later is verzonden, nu de brief enkel een dagtekening bevat. Zonder enige reactie op zijn verzoek om uitstel, heeft de officier van justitie het beroep vervolgens niet-ontvankelijk verklaard. De officier van justitie had een nieuwe termijn moeten stellen voor het indienen van gronden of op zijn minst laten weten dat hij vasthield aan de reeds gestelde termijn.
3.4. In aanmerking genomen de aard van het verzuim en gelet op de periode (kort voor de kerstdagen en de jaarwisseling) waarin de betrokkene is verzocht de gronden van het beroep op te geven, is het hof van oordeel dat in dit geval een termijn van veertien dagen na dagtekening van de brief in redelijkheid als te kort moet worden beschouwd, temeer nu niet vaststaat, dat de brief ook is verzonden op de dag dat de brief is gedateerd. Nader onderzoek naar de verzenddatum en de juistheid van de bewering van de gemachtigde, dat hij de brief pas na de kerstdagen heeft ontvangen, kan in het midden blijven, nu het hof aan de omstandigheid dat de gemachtigde bij faxbericht van 4 januari 2007 na afloop van de termijn uitstel heeft verzocht voor het indienen van gronden niet de gevolgtrekking verbindt, dat reeds op die grond het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Het hof stelt voorts voorop dat van de officier van justitie mag worden verwacht dat hij reageert op een dergelijk verzoek door ofwel alsnog uitstel te verlenen voor aanvulling van de gronden ofwel aan te geven dat geen nadere termijn wordt vergund. Desalniettemin is het hof - gelet op het navolgende - van oordeel dat de officier van justitie het beroep van de betrokkene terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3.5. De gemachtigde van de betrokkene heeft op 4 januari 2007 - na afloop van de gestelde termijn - om uitstel verzocht, terwijl de officier van justitie pas op 1 februari 2007 een beslissing heeft genomen. Het had op de weg van de gemachtigde van de betrokkene gelegen, nu hij geen reactie ontving naar aanleiding van zijn verzoek, hiernaar te informeren. Dat de gemachtigde van de betrokkene dit heeft nagelaten en bovendien in de tussenliggende periode niet alsnog gronden heeft opgegeven, komt dan ook voor zijn rekening en risico. Immers, de inleidende beschikking bevat ten aanzien van het kenteken van het voertuig, de aard, plaats en tijd van de gedraging voldoende gegevens om de gedraging waarop de beschikking betrekking heeft te individualiseren (vgl. o.m. Hof Leeuwarden 26 januari 2005, WAHV 04/910, LJN AS8373). Van de gemachtigde van de betrokkene mocht dan ook worden verwacht dat hij op basis van de inleidende beschikking in staat was geweest de bezwaren tegen die beschikking te formuleren. De omstandigheid dat de gemachtigde nog niet in het bezit was van de door hem opgevraagde stukken stond er dan ook niet aan in de weg dat hij op korte termijn de gronden van het beroep zou opgeven. Een en ander klemt te meer, omdat de gemachtigde - onder meer - blijkens de door hem in het geding gebrachte beschikking van de kantonrechter te Roermond d.d. 16 mei 2007 op de hoogte was van de omstandigheid, dat in geval nogmaals om uitstel wordt gevraagd het gebruikelijk is dat een laatste termijn wordt verleend van twee weken.
3.6. Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
3.7. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, ziet het hof geen aanleiding tot vergoeding van kosten.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek van de betrokkene om de advocaat-generaal te veroordelen in de proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van Kuiper als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.