ECLI:NL:GHLEE:2010:BO1434

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
19 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.045.731/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een permanent bewoonde recreatiewoning wegens dringend eigen gebruik

In deze zaak gaat het om een vordering tot ontruiming van een permanent bewoonde recreatiewoning door de eigenaar, [geïntimeerde], die stelt de woning zelf te willen bewonen. De huurovereenkomst tussen [appellante] en [geïntimeerde] is op 30 november 2005 ingegaan, waarbij de huurprijs aanvankelijk € 500,00 per maand was, maar [appellante] slechts € 300,00 kon betalen. De eigenaar heeft op 21 december 2007 aan [appellante] meegedeeld dat zij de woning per 15 januari 2008 moest verlaten wegens dringend eigen gebruik. Na een eerdere afwijzing van de kantonrechter om de huurovereenkomst te ontbinden, heeft [geïntimeerde] in hoger beroep de vordering opnieuw aanhangig gemaakt. Het hof heeft de grieven van [appellante] beoordeeld, waarbij het hof de belangenafweging tussen de partijen heeft gemaakt. Het hof oordeelt dat de belangen van [geïntimeerde] zwaarder wegen, gezien haar situatie en de intentie om de woning zelf te bewonen. Het hof heeft de datum voor de beëindiging van de huurovereenkomst en de ontruiming vastgesteld op 1 november 2010, en [appellante] veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. De beslissing van de kantonrechter is gedeeltelijk vernietigd, maar de proceskostenveroordeling is gehandhaafd.

Uitspraak

Arrest d.d. 19 oktober 2010
Zaaknummer 200.045.731/01/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellante],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna te noemen: [appellante],
toevoeging aangevraagd,
advocaat: mr. J.S. Öszaran, kantoorhoudende te Groningen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. J.F.H. Terpstra, kantoorhoudende te Groningen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 4 augustus 2009 door de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Assen (hierna: de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 30 september 2009 is door [appellante] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 9 maart 2010. [geïntimeerde] heeft bij exploot van anticipatie, dat aan [appellante] is betekend op 2 november 2009, de zittingsdatum vervroegd naar 10 november 2009.
De conclusie van de dagvaarding in hoger beroep luidt:
"te vernietigen het vonnis waarvan beroep en de oorspronkelijke vordering in conventie alsnog af te wijzen alsmede de oorspronkelijke vordering in reconventie alsnog toe te wijzen, en voorts geïntimeerde te veroordelen in de kosten van beide instanties; één en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad."
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde], onder het overleggen van producties, verweer gevoerd met als conclusie:
"I. te bekrachtigen het vonnis waarvan beroep;
II. [appellante] te veroordelen in de kosten van dit hoger beroep, waaronder tevens begrepen de advocaatkosten alsmede de kosten van het uitbrengen van het exploit van anticipatie."
Voorts heeft [appellante] bij akte producties in het geding gebracht. Bij antwoordakte heeft [geïntimeerde] eveneens producties in het geding gebracht.
Ten slotte heeft [appellante] de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellante] heeft zes grieven opgeworpen.
De beoordeling
nieuwe producties
1 Het hof zal geen acht slaan op de door [geïntimeerde] bij antwoordakte overgelegde producties, aangezien [appellante] hierop niet meer heeft kunnen reageren. Uit hetgeen hierna wordt overwogen, blijkt dat partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad.
de feiten
2.1 Tegen de vaststelling van de feiten door de kantonrechter zijn geen grieven opgeworpen, zodat het hof van deze feiten zal uitgaan. Deze feiten komen, samen met hetgeen overigens over de feiten is komen vast te staan, in het kort op het volgende neer.
2.2 [geïntimeerde] is eigenaar van een recreatiewoning aan de [adres] (hierna: de woning). Met ingang van 30 november 2005 huurt [appellante] de woning van [geïntimeerde]. In de door partijen ondertekende huurovereenkomst is de huur gesteld op € 500,00 per maand, met dien verstande dat zolang [appellante] niet over voldoende financiële middelen beschikt, zij een bedrag van € 300,00 per maand aan [geïntimeerde] overmaakt.
2.3 Ten tijde van het sluiten van de huurovereenkomst bewoonde [geïntimeerde] tezamen met haar partner een woning te [plaats]. Het geregistreerd partnerschap is op 4 juli 2008 geëindigd. De woning te [plaats], die [geïntimeerde] medio 2007 heeft verlaten, is toegescheiden aan de voormalige partner van [geïntimeerde].
2.4 [geïntimeerde] heeft [appellante] bij aangetekende brief van 21 december 2007 meegedeeld dat zij de woning zelf wil gaan bewonen en heeft [appellante] daarom verzocht de woning per 15 januari 2008 te verlaten. Bij aangetekend schrijven van 22 februari 2008 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde], onder verwijzing naar de opzegging wegens dringend eigen gebruik door [geïntimeerde], [appellante] meegedeeld dat de termijn waarbinnen zij de woning dient te verlaten, wordt verlengd tot 15 april 2008.
2.5 [geïntimeerde] heeft vanaf 8 oktober 2008 een caravan op het perceel [adres] in gebruik. Dit gebruiksrecht -en de bewoning van de caravan door [geïntimeerde]- is geëindigd per 25 maart 2009.
2.6 Bij vonnis van 14 oktober 2008 heeft de kantonrechter te Assen een vordering van [geïntimeerde] tot ontbinding van de huurovereenkomst en tot ontruiming van de woning, afgewezen.
2.7 De gemeente [gemeente] (hierna: de gemeente) heeft [appellante] bij brief van 5 januari 2009 aangeschreven en verzocht om de permanente bewoning van de woning voor 5 april 2009 te staken. Op 25 november 2009 heeft de gemeente haar voornemen kenbaar gemaakt om aan [appellante] in verband hiermee een dwangsom op te leggen.
het geschil en de beslissing in eerste aanleg
3.1 [geïntimeerde] vordert (primair) dat een datum wordt vastgesteld waarop de huurovereenkomst tussen partijen zal eindigen alsmede dat een tijdstip wordt vastgesteld waarop [appellante] de woning dient te ontruimen, (subsidiair) dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en dat [appellante] wordt veroordeeld om de woning te ontruimen en (primair en subsidiair) dat [appellante] wordt veroordeeld in de proceskosten.
3.2 [appellante] heeft verweer gevoerd tegen de vordering en in (voorwaardelijke) reconventie gevorderd (primair) dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot betaling van een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten, (subsidiair) dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot betaling van een nader te begroten bedrag wegens ongerechtvaardigde verrijking en (primair en subsidiair) dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld in de proceskosten. [geïntimeerde] heeft de reconventionele vordering weersproken.
3.3 Bij vonnis van 4 augustus 2009 heeft de kantonrechter de primaire vordering van [geïntimeerde] toegewezen, waarbij de beëindigings- en ontruimingsdatum is gesteld op 1 oktober 2009. De vordering van [appellante] is afgewezen. [appellante] is zowel in conventie als in reconventie in de proceskosten veroordeeld.
met betrekking tot de grieven
4.1 Grief I komt er op neer dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat [geïntimeerde] de huurovereenkomst wegens dringend eigen gebruik heeft kunnen opzeggen. Grief II klaagt erover dat de kantonrechter aan de belangen van [geïntimeerde] meer gewicht heeft toegekend dan aan de belangen van [appellante]. Grief III stelt aan de orde dat de kantonrechter ten onrechte is voorbij gegaan aan de nietigheid van de opzegging door [geïntimeerde]. Volgens grief IV heeft de kantonrechter miskend dat aan [appellante] een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten toekomt. Grief V houdt in dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] door de werkzaamheden die [appellante] in en rond de woning heeft uitgevoerd, ongerechtvaardigd is verrijkt. Met grief VI beoogt [appellante] het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen.
4.2 Het hof leest in de grieven en in de daarop gegeven toelichting geen andere relevante stellingen of verweren dan die reeds in eerste aanleg waren aangevoerd en door de kantonrechter gemotiveerd verworpen. Het hof onderschrijft hetgeen de kantonrechter ter motivering van haar beslissing heeft overwogen en neemt die motivering over. Het hof voegt hier nog het navolgende aan toe.
4.3 Zoals de kantonrechter heeft overwogen, heeft [geïntimeerde] aangetoond dat zij de aan haar in gebruik gegeven caravan, die zij enige tijd bewoonde nadat haar relatie geëindigd was, heeft moeten verlaten en dat zij niet over eigen woonruimte beschikt, maar tijdelijk her en der verblijft. Door [appellante] zijn geen feiten en/of omstandigheden gesteld op grond waarvan het aannemelijk is te achten dat [geïntimeerde] binnen afzienbare tijd een (huur)woning krijgt aangeboden. Gelet op de intentie van [geïntimeerde] om het grootste deel van het jaar in de woning te verblijven, althans zo lang als de recreatieve bestemming van het perceel dit toelaat, en voor het overige op (een) andere plaats(en), is sprake van dringend eigen gebruik aan de zijde van [geïntimeerde].
4.4 Aan de gezondheidstoestand van [appellante] kent het hof -in navolging van de kantonrechter- geen doorslaggevend gewicht toe. Het is aannemelijk dat [appellante] op enig moment door de gemeente gedwongen zal worden de permanente bewoning te staken, zodat -zelfs indien veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat de gezondheid van [appellante] een verhuizing min of meer bezwaarlijk zou maken- een verhuizing onvermijdelijk is. In het licht hiervan en mede gelet op de door de kantonrechter genoemde omstandigheden dat [geïntimeerde] de woning aan [appellante] heeft verhuurd omdat zij, [appellante], zich ten tijde van het sluiten van de huurovereenkomst in een ellendige situatie bevond en dat [appellante] vanaf medio september 2006 rekening heeft kunnen houden met een vertrek uit de woning, nadat zij zelf -onder verwijzing naar de spanningen tussen [geïntimeerde] en haar toenmalige partner- per e-mail aan [geïntimeerde] heeft laten weten dat zij de woning aan [geïntimeerde] ter beschikking zou stellen indien deze daarom zou vragen, valt de belangenafweging uit in het voordeel van [geïntimeerde].
4.5 [appellante] heeft slechts in algemene termen gesteld dat het voor haar moeilijk is om andere woonruimte te vinden. Zij heeft geen aantoonbare initiatieven ontplooid om een andere woning te vinden. Daar staat tegenover dat [geïntimeerde] concrete voorbeelden heeft gegeven van beschikbare woningen. De beschikbaarheid van passende, vervangende woonruimte voor [appellante] is daarmee genoegzaam gebleken.
4.6 Ook in hoger beroep heeft [appellante], gelet op de omstandigheid dat zij de woning gemeubileerd van [geïntimeerde] huurt, onvoldoende onderbouwd dat en waarom zij een tegemoetkoming van € 2.000,00 in de verhuis- en inrichtingskosten zou moeten ontvangen.
4.7 De in het vonnis vastgestelde datum voor de beëindiging van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning is inmiddels verstreken. Gelet hierop zal het hof een nieuwe datum vaststellen. Gelijk ook door de kantonrechter -in appel onbestreden- is overwogen, zal deze beslissing niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
De slotsom
5 Het hoger beroep treft geen doel. Aangezien het hof, gelet op het tijdsverloop, een nieuw tijdstip voor de ontruiming dient vast te stellen, zal het hof voor de duidelijkheid de beslissing van de kantonrechter in conventie vernietigen, behoudens de daarbij gegeven proceskostenveroordeling. [appellante] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep (salaris advocaat: 1 punt tarief II) inclusief de kosten van het exploot van anticipatie, aangezien het uitbrengen daarvan door [geïntimeerde] niet onredelijk wordt geoordeeld.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover gewezen in conventie, behoudens de daarin gegeven proceskostenveroordeling, en bekrachtigt het vonnis voor het overige;
en opnieuw rechtdoende:
stelt de datum waarop de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de recreatiewoning aan de [adres] eindigt vast op 1 november 2010;
stelt het tijdstip van ontruiming eveneens vast op 1 november 2010;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van [geïntimeerde] tot aan deze uitspraak op € 262,00 aan verschotten en op € 894,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat en verklaart dit arrest in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Aldus gewezen door mrs. K.E. Mollema, M.E.L. Fikkers en H. de Hek, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 19 oktober 2010 in bijzijn van de griffier.