Het hof acht het wenselijk dat deze deskundigen, ieder vanuit de eigen expertise, gezamenlijk een schriftelijk rapport uitbrengen ter beantwoording van de hierna geformuleerde vragen. De deskundigen dienen hun antwoorden met redenen te omkleden, onder meer door te verwijzen naar vindplaatsen en relevante literatuur. Het staat deskundigen vrij desgewenst nader expertise in te winnen, bijvoorbeeld van een allergoloog, toxicoloog of psychiater.
A. Lijdt [appellant] thans aan rhinitis, neuspoliepen, allergie, asthma, hyperreactiviteit van de luchtwegen en/of organo psychosyndroom, uitgaande van de medisch algemeen geaccepteerde definitie van en/of criteria voor deze aandoeningen?
B. In hoeverre heeft [appellant] hieraan geleden vanaf 1975 tot heden?
C. Wat zijn de eventuele gevolgen hiervan voor het functioneren van [appellant] op het persoonlijke en professionele vlak?
D. Ervan uitgaande dat [appellant] lijdt of heeft geleden aan één of meer van de onder A genoemde aandoeningen, wat is de ernst van deze aandoeningen vanaf 1975 tot op heden geweest? Hebben deze geleid tot (organische) schade?
E. Ervan uitgaande dat [appellant] lijdt of heeft geleden aan één of meer van de onder A genoemde aandoeningen, wat betekent blootstelling van [appellant] in de periode 1964-1984 aan nikkelzouten en oplosmiddelen in het researchlaboratorium van Unilever in Vlaardingen? Heeft deze blootstelling invloed gehad op het ontstaan en/of de ontwikkeling van de onder A genoemde
aandoeningen? Zo ja, welke invloed?
F. Ervan uitgaande dat [appellant] lijdt of heeft geleden aan één of meer van de onder A genoemde aandoeningen, wat betekent het gegeven dat [appellant] heeft gewerkt in een laboratorium waar de stoffen genoemd in productie 42, overgelegd door [appellant] bij de pleidooien in eerste aanleg, aanwezig waren voor de in A genoemde aandoeningen? Is er een verband en zo ja, welk? Volgt uit de eventuele aanwezigheid thans en/of in het verleden van de onder A genoemde aandoeningen dat [appellant] blootgesteld is geweest aan voor de gezondheid schadelijke stoffen in het research-laboratorium van Unilever?
G. Ervan uitgaande dat [appellant] lijdt of heeft geleden aan één of meet van de onder A genoemde aandoeningen, zouden de onder A genoemde aandoeningen in enigerlei mate ook hebben bestaan indien [appellant] niet aan de in vraag E en F bedoelde stoffen en materialen zou zijn blootgesteld dan
wel zou hebben gewerkt in een laboratorium waar deze stoffen niet voorhanden zijn?
H. Ervan uitgaande dat [appellant] lijdt of heeft geleden aan één of meet van de onder A genoemde aandoeningen, is er thans ten aanzien van de onder A genoemde aandoeningen sprake van een eindtoestand, of verwacht u een verbetering of verergering van de verschijnselen?