ECLI:NL:GHSGR:2011:BT2063

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.047.515-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevordering en onrechtmatige vervolging in transactie De Kam

In deze zaak gaat het om een schadevordering van [appellant] tegen de Staat der Nederlanden, naar aanleiding van onrechtmatige vervolging in de 'transactie De Kam'. Het Gerechtshof 's-Gravenhage heeft in een eerder tussenarrest van 1 maart 2011 al geoordeeld dat de Staat niet onrechtmatig heeft gehandeld in de 'transactie Otten' en de 'transactie Van 't Veer', maar dat de vervolging in de 'transactie De Kam' onrechtmatig was wegens gebleken onschuld van [appellant]. Het hof heeft de schadevordering van [appellant] beoordeeld en geconcludeerd dat alleen schade die hij privé heeft geleden voor vergoeding in aanmerking komt. De schadeposten die verband houden met vennootschappen van [appellant] zijn uitgesloten van vergoeding.

Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] aanspraak maakt op verschillende schadeposten, waaronder inkomensschade en advocaatkosten. De inkomensschade van € 3.626.623,-- werd niet onderbouwd en is daarom afgewezen. De advocaatkosten zijn vastgesteld op € 5.000,--, die de Staat aan [appellant] moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft [appellant] ook de gelegenheid gegeven om zijn schadeposten nader te onderbouwen, maar heeft geconcludeerd dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de gevorderde bedragen.

De uitspraak van het hof bevestigt grotendeels het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 5 augustus 2009, met uitzondering van het toegewezen bedrag voor advocaatkosten. [appellant] wordt veroordeeld in de proceskosten, aangezien hij als de overwegend in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de veroordelingen onmiddellijk moeten worden nagekomen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector civiel
Zaaknummer : 200.047.515/01
Rolnummer rechtbank : HA ZA 06-2348
Arrest van 23 augustus 2011
inzake
[APPELLANT],
wonende te [Woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. J. Boogaard te Middelburg,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN, Ministerie van Veiligheid en Justitie,
zetelend te 's-Gravenhage,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de Staat,
advocaat: mr. W.B. Gaasbeek te 's-Gravenhage.
Het geding
Bij tussenarrest van 1 maart 2011 is de zaak naar de rol verwezen voor akte uitlating. Vervolgens heeft [appellant] een akte na tussenarrest en overlegging producties 74 t/m 79 genomen. Hierna heeft de Staat een antwoordakte na tussenarrest genomen. Vervolgens is opnieuw arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Het hof blijft bij genoemd tussenarrest en ziet in het thans door [appellant] gestelde geen grond om terug te komen op in dit arrest uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven beslissingen. Dit betekent dat thans van de volgende beslissingen in het tussenarrest moet worden uitgegaan
(i) De Staat heeft niet onrechtmatig gehandeld met betrekking tot de vervolging in de "transactie Otten" en de "transactie Van 't Veer".
(ii) De vervolging inzake de "transactie De Kam" was onrechtmatig wegens gebleken onschuld.
(iii) Het hof ziet geen reden voor verwijzing van de zaak naar de schadestaatprocedure en acht het gewenst én mogelijk in het huidige geding de schadekwestie te beoordelen.
(iv) [appellant] heeft slechts aanspraak op schade door hem privé geleden tengevolge van de onrechtmatige vervolging in de "transactie De Kam".
(v) De "transactie Otten" en de "transactie Van 't Veer" blijven dus buiten beschouwing, evenals de schade die door de vennootschappen van [appellant] zou zijn geleden.
(vi) De schadeposten 1 (inkomensschade van € 6.238.000,--, te weten de helft van de door [A] Projectontwikkeling BV in 2005 en 2006 misgelopen winst) en 2a (vermogensschade van € 7.159.746,-- wegens verlies bruto-resultaat wegens gedwongen verkoop in 2003 van meest lucratieve projecten) betreffen geen eigen schade van [appellant] zelf en komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
(vii) Post 2b) betreft advocaatkosten en deskundigenkosten in de strafzaak. Vast staat dat deskundigenkosten ten bedrage van € 16.674,-- reeds zijn toegekend bij beschikking ex artikel 591 Sv van de rechtbank Middelburg, zoals gehandhaafd door het hof ’s-Gravenhage. [appellant] heeft niet toegelicht op welke grond hij opnieuw deze kosten kan claimen. Het hof ziet aanleiding om [appellant] alsnog de gelegenheid te geven om te onderbouwen waarom hij hiernaast nog aanspraak heeft op deskundigenkosten in de "transactie De Kam".
(viii) Ten aanzien van de kosten van rechtsbijstand staat vast dat [appellant] deze kosten niet zelf heeft betaald, terwijl hij evenmin heeft gespecificeerd welke kosten aan de "transactie De Kam" kunnen worden toegerekend. Hij heeft echter betoogd dat hij deze kosten verschuldigd is aan [VGP] Projectontwikkeling B.V. (hierna VGP), die deze kosten heeft voorgeschoten. [appellant] verwijst daartoe naar een overeenkomst terzake van 22 juni 2005.
Alléén deze overeenkomst is naar het voorlopig oordeel van het hof ontoereikend om daarmee bewezen te achten dat [appellant] deze kosten aan deze vennootschap verschuldigd is en dat deze vennootschap terzake regres op hem heeft.
[appellant] wordt uitgenodigd om de advocaatkosten in de "transactie De Kam" te specificeren, alsmede nader te onderbouwen dat hij deze kosten aan VGP verschuldigd is (bijvoorbeeld door overlegging van relevante gedeelten uit de boekhouding van VGP).
(ix) Schadepost 2c (betreffende de verklaring van geen bezwaar en justitiële registraties) ligt voor afwijzing gereed, nu daarvoor grondslag ontbreekt.
(x) Omdat [appellant] (tevergeefs) verwijzing naar de schadestaatprocedure heeft bepleit en tevens heeft aangevoerd dat hij buiten de in rechtsoverweging 23 van dit tussenarrest genoemde schadeposten schade heeft geleden, stelt het hof hem in de gelegenheid hiervan een gemotiveerde opgave te doen, voor zover het de vervolging aangaande de "transactie De Kam" betreft.
2. Het voorgaande komt er, kort weergegeven, op neer dat de schadevordering inzake de "transactie De Kam" in deze procedure beoordeeld zal worden. Het hof heeft reeds geoordeeld dat slechts schade, die terzake door [appellant] privé is geleden voor vergoeding in aanmerking komt en dat de posten 1, 2a en 2c daar niet onder vallen. [appellant] is vervolgens in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten over (a) de deskundigenkosten, (b) de advocaatkosten en (c) eventuele andere schadeposten, hetgeen [appellant] bij eerdergenoemde akte heeft gedaan.
3. Ten aanzien van de deskundigenkosten (a) heeft [appellant] niets aangevoerd.
4. Ten aanzien van de advocaatkosten (b) heeft [appellant] aangevoerd dat deze kosten voor de "transactie Van 't Veer" en "transactie De Kam" tezamen in de periode november 2002 tot en met mei 2005 € 133.115,52 (productie 71) bedragen. Deze kosten zijn niet apart uitgesplitst en kunnen ook niet meer achteraf worden uitgesplitst, maar de advocaten begroten de werkzaamheden voor de "transactie De Kam" op 75% van deze declaraties (zijnde een bedrag van € 99.836,64). Hierbij is rekening gehouden met met name het feit dat de "transactie De Kam" fiscaal gecompliceerder is, terwijl het OM in de "transactie De Kam" wél een veroordeling heeft gevorderd en in de "transactie
Van 't Veer" niet. Deze schuld, vermeerderd met rente, is verwerkt in de boekhouding als vordering van VGP op [appellant] (productie 75).
5. Ten aanzien van eventuele andere posten (c) heeft [appellant] aangevoerd dat hij sinds 1997 werkzaam is als projectontwikkelaar en dat hij sindsdien tot en met 2009 geen dividenduitkeringen heeft ontvangen, zodat de aanspraak van [appellant] tot vergoeding van inkomensschade kan worden beperkt tot gederfd salaris. In de hypothetische situatie zonder onrechtmatige daad zou [appellant] in de jaren 2005 tot en met 2014 een inkomensgroei van 24,43% hebben gehad.
Het bruto inkomensverlies (c1) over die periode door aantasting van de reputatie bedraagt € 3.626.623,-- (producties 76 tot en met 79).
Aan immateriële schade (c2) (door onrechtmatige vervolging inzake "transactie
Van 't Veer" en "transactie De Kam", door de invallen, huiszoekingen, inbeslagneming en voorarrest van [appellant], verlies van zijn levenswerk) vordert [appellant]
€ 50.000,--.
6. De staat heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Beoordeling van na te melden schadeposten
7. Ad (a) de deskundigenkosten.
Bij gebreke van nadere onderbouwing, moet deze post worden afgewezen.
8. Ad (b), de advocaatkosten.
Op [appellant] rust de stelplicht en bij betwisting daarvan de bewijslast van de door hem gestelde schade en het causaal verband met de verweten gedraging (de onrecht¬matige vervolging in de "transactie De Kam").
[appellant] heeft aan deze verplichting niet voldaan. Niet alleen heeft hij op geen enkele manier de advocatendeclaraties uitgesplitst naar de wel onrechtmatig bevonden "transactie De Kam" en de niet onrechtmatig bevonden "transactie Van 't Veer" , maar bovendien is zijn argumentatie om 75 % van de declaraties toe te rekenen aan de "transactie De Kam" volstrekt onvoldoende. De gestelde fiscale ingewikkeldheid wordt reeds ondervangen doordat al deskundigenkosten zijn vergoed, terwijl de omstandigheid dat de officier van justitie ter zitting in het ene geval wél en in het andere geval niet een veroordeling heeft gevorderd onvoldoende is om een dusdanig groot percentage aan de "transactie De Kam" toe te rekenen. Daarenboven verdient opmerking dat de advocatendeclaratie buitenproportioneel hoog is, gelet op de aard van het verwijt in de "transactie De Kam" (BTW-fraude ten bedrage van ruim € 5.000), en de niet, althans nauwelijks bij deze transactie toegepaste dwangmiddelen, zodat het gevorderde bedrag evenmin naar redelijkheid aan deze transactie kan worden toegerekend.
Het hof zal evenwel, mede gelet op de producties 72 en 75, naar redelijkheid en billijkheid een bedrag van € 5.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van deze uitspraak, aan de "transactie De Kam" toerekenen en dit bedrag als vergoeding aan [appellant] toewijzen.
9. Ad (c1). [appellant] vordert een bedrag van € 3.626.623,-- aan inkomenschade (gederfd salaris) veroorzaakt door reputatieverlies. [appellant] heeft, mede gelet
op de niet onrechtmatig bevonden vervolging in de "transactie Otten" en de "transactie
Van 't Veer", niet, althans volstrekt onvoldoende, toegelicht dat hij dit bedrag is misgelopen door de onrechtmatige vervolging in (slechts) de "transactie De Kam". Reeds hierom dient afwijzing hiervan te volgen.
10. Ad (c2). [appellant] onderbouwt de vordering tot immateriële schadevergoeding ten bedrage van € 50.000,-- door te verwijzen naar de onrechtmatige vervolging inzake "transactie Van 't Veer" en "transactie De Kam" (door de invallen, huiszoekingen, inbeslagneming en voorarrest van [appellant], verlies van zijn levenswerk, informeren van derden), met als gevolg reputatieverlies. Nu de "transactie Van 't Veer", zoals gezegd, niet onrechtmatig is beoordeeld en de genoemde dwangmiddelen zijn toegepast in de "transactie Otten", die evenmin onrechtmatig is beoordeeld, valt niet in te zien hoe deze vordering van € 50.000,-- is te herleiden tot de "transactie De Kam". Evenmin is onderbouwd hoe het gestelde verlies van het levenswerk van [appellant] onder deze omstandigheden is veroorzaakt door de onrechtmatige vervolging in de "transactie De Kam". Dit betekent dat deze vordering eveneens moet worden afgewezen.
Slotsom
11. Uit het voorgaande vloeit voort dat het bestreden vonnis grotendeels bekrachtigd moet worden, dat de in hoger beroep gevorderde advocaatkosten tot een bedrag van € 5.000,-- toewijsbaar zijn en dat de schadevordering voor het overige moet worden afgewezen. [appellant] dient als de overwegend in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de proceskosten, niet alleen in eerste aanleg (grief 9 faalt dus) maar ook in hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 5 augustus 2009, behoudens voor zover na te melden bedrag is afgewezen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt de Staat om aan [appellant] te betalen een bedrag van € 5.000,-- wegens advocaatkosten in de "transactie De Kam", vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van deze uitspraak;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de Staat tot op heden begroot op € 313,-- aan verschotten en € 9.160,-- aan salaris advocaat en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd is vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, S.A. Boele en G. Dulek-Schermers en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 augustus 2011 in aanwezigheid van de griffier.